HISTORY OF INTERNATIONAL RELATIONS
INTRODUCTION
WAAROM IS HET BELANGRIJK VOOR SOCIALE WETENSCHAPPERS OM GESCHIEDENIS TE
STUDEREN?
Beïnvloedt huidig/toekomstig gedrag, vormt een basis. Politieke actoren geven om geschiedenis en
ontwikkelen historische verhalen en zijn gedreven om op basis daarvan beleid te vormen of oorlogen te
voeren. Als sociale wetenschapper is het belangrijk om te begrijpen dat het hier inderdaad om verhalen
gaat en niet om feiten.
1. HISTORISCH NALATENSCHAP
Bv. postcommunistische samenlevingen. In Polen had het communisme zo een belangrijk effect dat het
besloot hoe het heden werd gevormd. In het verleden speelde wanttrouwen een grote rol tussen de
burgers en de overheid en dat is hoe die instituties werkten. Volgens sommige zit dit wantrouwen nog
in de hedendaagse samenleving, omdat het voortvloeit uit de geschiedenis. Daardoor is het bepalend
voor het heden.
Bv. Congo en België zijn postkoloniale relaties. Deze relatie karakteriseert de invloed die België nog
steeds heeft op Congo.
2. DE POLITIEK VAN HISTORISCHE HERINNERINGEN
Kiev en Russische claims op het buitenlands beleid
De manier waarop we over geschiedenis praatten is politiek relevant.
POLITIEKE HERINNERINGEN
o Gepropageerd door ‘geheugenactivisten’ (overheden of oppositiegroepen zoals BLM zijn
gemotiveerd door politieke projecten. Bv. gedreven zijn voor sociale justitie)
o Op basis van ‘selectie en uitsluiting’, alles is selectief sommige dingen worden
“vergeten”.
o Hangt af van de ‘efficiëntie van politieke pedagogie’
o Toon een hoge mate van ‘homogeniteit’
o Vertrouwt op symbolen en rituelen die ‘emoties van empathie en identificatie versterken’
3. DE CONTINGENTIE VAN MORELE IDEEËN EN SOCIALE ARRANGEMENTEN
Wanneer je geschiedenis studeert wordt je geconfronteerd met andere manieren waarop de
samenleving is georganiseerd of een andere manier van denken over het leven of het politieke
bestaan.
Bv. ‘gendergelijkheid’ of ‘natuurlijke slavernij’ of ‘soevereiniteit’
4. LESSEN UIT DE GESCHIEDENIS
IS HET EEN PROBLEEM DAT IR ALS DISCIPLINE EEN ‘PRESENTIST’ EN EEN
‘EUROCENTRISCHE BIAS’ VERRAADT?
Het is een probleem, omdat theorieën uit de Europese wereld komen en vaak toegepast worden op de
rest van de wereld. Dit zorgt voor overhaaste generalisering en vooroordelen over hoe internationale
politiek werkt.
o Niet-westerse machten laten zich opnieuw gelden
o Bv. China komt op en om tegen ze op te komen heeft het een voordeel om hun
geschiedenis te kennen.
, o Historische erfenissen (we willen weten wat China deed in de geschiedenis, hoe
gedroegen ze zich in internationale relaties, wat verstaan zij onder internationale
relaties?)
o Historisch geheugen (bv. je kan niet verstaan waarom Iran zich gedraagt op de manier
dat het nu doet zonder te weten hoe een deel hun internationale politieke identiteit
beïnvloedt is door het Perzische rijk. Geldt ook voor Rusland)
WAT IS EEN ‘INTERNATIONAAL SYSTEEM’ EN DE LOGICA ERVAN?
Een systeem waarin politieke entiteiten, vaak staten genoemd, onafhankelijk van elkaar handelen,
maar tegelijkertijd rekening moeten houden met het gedrag van alle andere entiteiten binnen het
systeem. De interactie tussen deze entiteiten wordt beïnvloed door de bredere omgeving waarin ze
zich bevinden, waardoor er een systemisch effect ontstaat dat hun gedrag stuurt.
o Basiseenheid: staat, soevereine staat
o Sociale praktijken: grenzen, vlaggen, volksliederen
o Regels & normen: soevereine gelijkheid
o Implicaties: anarchie, veiligheidsdilemma, geweld
Maar dit is een ontoereikend beeld dat te gemakkelijk generaliseert vanuit de Europese ervaring.
LOGICA
Komt tot uitdrukking in de instellingen, regels en normen die de interacties tussen de politieke
eenheden bepalen. Dit betekent dat een internationaal systeem niet alleen bestaat uit staten die
onafhankelijk handelen, maar ook uit de specifieke structuren (instellingen) en afspraken (regels en
normen) die hun onderlinge relaties beheersen. Het gedrag van een staat wordt dus sterk beïnvloed
door de verwachtingen en regels die binnen het systeem gelden.
VERGELIJKENDE INTERNATIONALE SYSTEMEN
Een vergelijkende studie van internationale systemen onderzoekt hoe verschillende politieke entiteiten,
bekend als ‘staten’, onafhankelijk handelen en toch met elkaar verbonden zijn binnen een systeem. Het
gedrag van één staat hangt af van de acties van anderen binnen hetzelfde systeem.
INSTELLINGEN, REGELS EN NORMEN
Het moderne internationale systeem draait om het concept van soevereine staten – entiteiten die hun
interne aangelegenheden controleren zonder inmenging van buitenaf.
SOEVEREINITEIT
Een fundamentele instelling van het Europese systeem, omvat praktijken als grensbescherming,
paspoortcontrole en symbolische elementen zoals nationale vlaggen en volksliederen. Een cruciale
regel in dit systeem is dat alle staten gelijk zijn, ongeacht hun omvang of macht.
ANARCHIE
o De afwezigheid van een centrale autoriteit die toezicht houdt op alle staten.
o Een opvallend kenmerk van het Europese
o Gevolg: staten geven prioriteit aan hun eigenbelang, wat vaak leidt tot onveiligheid en
conflicten, omdat geen enkele overkoepelende entiteit de collectieve veiligheid garandeert.
o Niet-Europese systemen (Azië of Afrika) hebben vaak hiërarchische structuren, rijken en
gedeelde culturele normen die verschillende soorten politieke en sociale ordes bevorderden.
STAATLOZE SAMENLEVINGEN
o Vóór de opkomst van staten waren er samenlevingen zonder gecentraliseerd bestuur.
, o Deze gemeenschappen (jager-verzamelaarsverenigingen) opereerden zonder vaste grenzen of
permanente politieke instellingen.
Daardoor waren ze moeilijk te controleren, en door hun vergankelijke karakter bleef er
weinig historisch bewijsmateriaal over.
Deze samenlevingen waren egalitair en hadden minder hiërarchieën vergeleken met
door de staat gedomineerde systemen.
o De overgang naar de landbouw, ongeveer 12.000 jaar geleden, markeerde het begin van
staatsvorming.
Gemakkelijker te besturen en te belasten
Gevolg: de oprichting van de eerste staten langs vruchtbare riviervalleien zoals de
Eufraat en de Tigris.
MUREN EN BRUGGEN
o Muren vertegenwoordigen isolatie en bescherming tegen invloeden van buitenaf, terwijl
bruggen interactie en uitwisseling symboliseren.
o Historisch: waren nomadische invasies van gevestigde samenlevingen destructief, richtte zich
op infrastructuur zoals muren en hekken die het vrije verkeer beperkten vooral van grazende
dieren. (Europa, China en India)
Gevolg: culturele en materiële verwoestingen.
o Ook interculturele uitwisselingen, bouwden metaforische ‘bruggen’ die afgelegen gebieden met
elkaar verbonden en de overdracht van goederen, ideeën en technologieën bevorderden.
o Sommige samenlevingen (Oost-Azië en het prekoloniale Amerika) hadden letterlijke en
metaforische muren gebouwd om de buitenlandse invloed te beperken, maar profiteerden ook
vaak van gecontroleerde interacties met de buitenwereld.
o Nu: heeft de mondialisering geresulteerd in meer bruggen en minder muren, wat aanleiding
geeft tot debatten over cultuurbehoud versus de voordelen van open uitwisseling.
CHINA AND EAST ASIA
HET CHINESE SYSTEEM IN OOST-AZIË
o China was het dominante land in Oost-Azië. De internationale betrekkingen werden
georganiseerd volgens hun eigen voorwaarden.
o China was zelf een keizerrijk, maar de internationale orde waarin China centraal stond, draaide
om zijn relaties met de rest van Oost-Azië.
o Zonnestelsel: waarbij China de zon is en kleinere politieke entiteiten, op verschillende afstanden
van het centrum, eromheen draaien. China was dominant, met veel invloed op zijn buurlanden,
en eiste het tributen van hen, wat deze relatie bevestigde.
WAT IS CHINA?
o China was geen natiestaat
Historisch: want er waren te veel verschillen onder de bevolking waardoor ze zich niet
chinees identificeren (geen nationale identiteit) sommige zeggen dat dit nu nog zo is en
dat er enkele een identiteit is doordat het een politiek project is. De bevolking bestond
uit honderden etnische groepen bestond, met onderlinge taalverschillen. Pas tegen het
einde van de 19e eeuw werd er gesproken over een Chinese "natie.
o De identiteit van China werd niet alleen gevormd door staatsmacht, maar vooral door gedeelde
rituelen, culturele waarden en vieringen. Het land werd door verschillende dynastieën bestuurd,
deze culturele elementen vormden de basis van een Chinese identiteit.
o Keizerlijke dynastieën met het voorwendsel het ‘middenrijk’ te zijn (zhongguo)
o Een beschavingszone die deelneemt aan een reeks rituele praktijken. Ze delen bepaalde
rituelen (feesten, taal) in deze geografische regio
o Sons of heaven (enkel een mandaat, niet rechtstreeks een recht om te heersen)
o Door de eeuwen heen verschillende betekenissen gehad.
, CHINEES INTERNATIONAAL SYSTEEM?
o Werd georganiseerd rond China (Oost-Azië) als het middelpunt van de regio ('zonnestelsel')
o Het tribuutsysteem was een belangrijk kenmerk van het Chinese internationale systeem, waarin
andere landen China erkenden als superieur en China op zijn beurt stabiliteit en handel bood.
DE PERIODE VAN DE STRIJDENDE STATEN ‘WARRING STATES’ (475 – 251 V.CHR)
In deze periode vochten zeven onafhankelijke staten continu met elkaar, waardoor China meer een
internationaal systeem op zichzelf was, met
allianties, verdragen en oorlogen. Uiteindelijk
kwam de staat Qin als winnaar uit de strijd.
Niet het begin van China!
o Hevige concurrentie, inclusief militaire
concurrentie
o Qin lijkt dominantie te verwerven,
andere ‘politieke instanties’ moeten
reageren
o Zhou-dynastie (1050-777 v.Chr.)
begon de politieke macht te
versnipperen, wat leidde tot de
Periode van de Strijdende Staten (475-
221 v.Chr.).
o Beide dynasties uit deze periode
controleerde de periode niet goed genoeg. Hun institutionele en technische macht was niet
groot genoeg om macht uit te voeren ver en wijt.
o Vele onafhankelijke staten die geen autoriteit boven hen zien staan, competitie tussen de
staten. Vormen allianties maar willen ook gronden stelen van elkaar.
SUNZI, DE KUNST VAN HET OORLOG VOEREN
o Benadrukt het belang van intelligentie, uitvluchten en huichelarij
o Militaire boeken over hoe staten zich moeten organiseren.
o Strategische omgeving
WAAROM EEN PERIODE VAN BLOEI?
De Warring States-periode was een tijd van intense en vaak gewelddadige politieke en militaire
competitie. Maar ook een periode waarin China ook op vele vlakken bloeide.
REDENEN
o Technologische en militaire innovatie: de oorlogen stimuleerden technologische
vooruitgang (wapens, bouw en militaire strategieën). Staten die niet innoveerden, verloren
terrein.
Gevolg: een constante zoektocht naar nieuwe, effectievere manieren om strijd te voeren
en territoria te beschermen.
o Centrale bureaucratische hervormingen: veel staten ondergingen administratieve en
bureaucratische hervormingen om hun overleving te waarborgen. Deze hervormingen maakten
de staten efficiënter en beter in staat om hun middelen, belastingen en legers te organiseren.
Gevolg: een sterkere politieke en economische infrastructuur.