MUSCULOSKELETALE KINESITHERAPIE 4
THEORIE DEEL 2 - ONDERSTE LIDMAAT
REVALIDATIE BIJ VAAK VOORKOMENDE PATHOLOGIEËN
1. HEUP, LIES EN DIJ REGIO
1.1 revalidatie bij heup en knie artrose
(1) Definitie Artrose of osteoartrose
= Whole organ disease (niet hetzelfde als artritis, opletten in ENG ‘osteoarthritis’)
● meest voorkomende degeneratieve gewrichtsaandoening (vnl heup, knie en hand)
● langzaam en wisselend progressief verlies van gewrichtskraakbeen
● veranderingen subchondrale bot
● gewrichtsranden → woekering van het bot (vorming osteofyten)
● synoviaal membraan kan periodiek geprikkeld zijn → gewrichtsontsteking
● ligamentaire structuren of menisci kunnen aangetast zijn
Risico op osteoartrose
● meer bij vrouwen dan bij mannen
● neemt toe met leeftijd (vanaf 50), piek op 79 jaar, risico neemt daarna weer af
● prevalentie neemt toe met toekomstige stijging van overgewicht
Complexe en heterogene aandoening
● verschillende klinische beelden, verschillende ontstaanswijzen
● heterogeniteit ontrafelen → onderzoek naar klinische fenotypes of subgroepen
(vb. bij deze subgroep is deze behandeling beter, oorzaak metabool/ door trauma/ ouderdom?)
● fenotypering → behandeling optimaliseren + individualiseren
(2) Klinische diagnose osteoartrose
→ obv anamnese en klinisch onderzoek
→ rekening houdend met risicofactoren (leeftijd, geslacht, genetica, MDBB, overgewicht)
● belangrijkste symptoom: pijn
- bij starten van bewegen en langdurig belasten
- neemt toe naarmate dag vorder
- latere fase: rustpijn, nachtelijke pijn
● startstijfheid (<30min)
● palpatie: zwelling (=osteofyten aan gewrichtsranden) + drukgevoelig
● hydrops (= weke delen zwelling of intra-articulaire zwelling)
● crepitaties (door ruwe gewrichtsopp. en osteofyten die langs ligamenten strijken)
● flare/ opflakkering
- ontstekingsreactie synovium → pijn + zwelling + temperatuurverhoging
● bewegingsbeperking
● standsverandering door destructie van gewrichtsstructuren (instabiliteit)
● mogelijks problemen ADL, kan leiden tot problemen met participatie
● bevestiging → conventionele radiografie
! maar relatie tussen klinisch beeld en mate van radiologisch aantoonbare afwijkingen is zwak
1
,(3) behandeling heup-en knie artrose
→ Onderscheid conservatieve zorgt (medicamenteus/ niet-medicamenteus) en chirurgisch
→ Eens diagnose gesteld, kan artrose niet meer verdwijnen, maar kunnen wel veel doen aan
klinische
symptomen en functionaliteit
Eerste behandelkeuze: conservatieve therapie
= Educatie + oefentherapie (+ gewichtscontrole indien nodig)
● onvoldoende verbetering
- aanvullen met medicatie
- hulpmiddelen
→ intra-articulaire injectie vb. corticosteroid, maar controverse,
weinig wetenschappelijk bewijs dat het wel of niet werkt
- /p/ behandeltechnieken (MT, acupunctuur)
● nog steeds geen of onvoldoende resultaat
- doorverwijzing orthopedisch chirurg
- operatie of osteotomie (knie)
Rol van kinesitherapeut
● educatie, oefentherapie en leefstijladvisering (conservatief)
● rol pre-en post-operatief (gewrichtsvervangende operatie) (chirurgisch)
Educatie (literatuur)
● individueel
● geruststellen waar nodig, wijzen op foutief gedrag of foutieve percepties
● google → veel foutieve informatie, patiënt goede info geven dat ze niet neigen naar internet
Welke boodschappen moet een patiënt zeker meekrijgen:
Aandoening
● geen kraakbeenaandoening, wel aandoening van volledige gewicht
● RX is geen weergave van pijn of functioneren
● symptomen variëren van persoon tot persoon (niet gaan vergelijken)
● geen onvermijdelijk deel van ouder worden (niet iedereen van 70 heeft artrose)
Behandeling
● behandeling is meer dan medicatie → niet-medicamenteuze therapie: effectief voor
pijndaling, zonder nevenwerkingen
● fysieke activiteit + oefentherapie (individueel gericht, integratie ADL, regelmaat)
● aandacht voor zelfmanagement (zorgverlener als coach)
● overgewicht en sedentaire levensstijl zijn risicofactoren
Medicatie
● gebruik NSAID's vermijden op lange termijn
● pijnvermindering mogelijk met paracetamol
2
,Chirurgie
● operatie niet altijd nodig
● bij onvoldoende effect conservatieve therapie is vb. gewrichtsprothese en optie
● arthroscopie enkel bij mechanische blokkeringen
Oefentherapie (literatuur)
● vraag is niet “to exercise or not to exercise”, de vraag is “how to exercise”
● zeer positieve effecten
Type oefenprogramma?
Evidentie voor effect op pijn en functionaliteit
● progressieve spierversterking
● aëroob (uithouding)
- land-based
- water-based
Groeiende evidentie voor effect op pijn en functionaliteit
● Tai Chi
● Balanstraining
● Proprioceptieve oefeningen
Effectiviteit oefentherapie?
● geen voorkeur aan specifieke type oefenprogramma
● geen voorkeur voor methode: individueel - groep
● combinatie van vormen
- zijn verschillende vormen, vertonen allemaal effectiviteit
- afwisseling in functionele oefeningen
- combinatie onbelast en belast zorgt dat gewricht in zijn geheel wordt aangesproken
- meeste effect op pijn en functionaliteit
● therapietrouw
- belang van volhouden van oefentherapie
- vaak 3 maand vooraleer er effect is, 2 à 3 x per week
- vorm kiezen die aansluit bij patiënt → voorkeuren, mogelijkheden, ADL
- inclusief boostersessies met fysiotherapeut (begeleiding)
- Oefentherapie integreren in ADL (gedragsmatige oefening)
vb. patiënt die graag fiets → naar familie fietsen of bakker ipv steeds hometrainer
Waarom en hoe werkt oefentherapie?
● black box
● weten nog niet goed welke mechanismen aan de basis liggen
3
,Positieve effecten van oefentherapie bij gonartrose bevat 5 hoofdcomponenten
Neuromusculaire componenten
Daling mechanische focale piekbelasting op kraakbeen
● vaker mediaal compartiment aangedaan → GRK loopt mediaal van de knie bij steun
● zorgt voor adductie moment
● grootste piek max knie adductie moment + gebied onder curve (knie add M impuls) zijn
parameters die indirecte maat zijn voor belasting op mediaalcompratiment
● adductiemoment vergroot bij mensen met gonartrose
● link neuromusculair: oefentherapie zorgt voor spierversterking (qceps, hamstrings)
● als spieren sterk en gebalanceerd zijn, gaan ze belasting meer balanceren → adductieM +
belasting med compartiment verlagen , minder piekbelasting →
Belasting op kniegewricht tijdens stappen
● bij zwakke heupabductoren (unipodale stand) → bekken kantelt → GRK vector nog meer
mediaal te zitten → groter knie-adductieM → meer compressie med. comp.
Proprioceptie, balans en motor learning
● spierversterkende oefeningen qceps en proprioceptieve oefeningen
● ↗sensitiviteit sensorimotorisch systeem
- spierspoeltjes en golgi-peeslichaampjes
- α-motor neuron activiteit
● ↗ intra-en intermusculaire coördinatie van spiergroepen
● ↗ timing van excentrische contracties
- ↘ impact
- ↘ belasting op kniegewricht
● ↘ spierspasmen
● ↘ reflex arthrogenous muscle inhibition (AMI) - “neurogenic inhibition of muscles”
Stabiliteit
Zwakke en ongebalanceerde spieren rond de knie
● gewricht wordt onevenwichtig belast
● ↗ mechanische focale piekbelasting in kniegewricht
● ↗ gewrichtsdegeneratie
Oefentherapie met spierversterking van qceps en hamstrings
● ↗ stabiliteit in kniegewricht
● gewricht wordt evenwichtig belasting
● ↘ gewrichtsdegeneratie
Energy absorbing capacity
● proprioceptieve elementen
● spierpeesapparaat, zeker met excentrische activiteit
4
, ● dus sterkere spieren helpen beter mee schokken te absorberen
Periarticulaire componenten
Bindweefsel
● stimulus aan bindweefsel
● zorgt voor verandering van morfologie en structuur ligamenten en pezen
● leidt tot pijnvermindering
● ↗ flexibiliteit → vermindering beperkingen in ADL
Bot
● positief effect op botmineralisatie
● positief effect op botdensiteit
Intra-articulaire componenten
Articulair kraakbeen
= Mechanosensitief weefsel
● veranderde morfologie en structuur van het kraakbeen
(want kraakbeen is gevoelig voor beweging)
● ↗ proteoglycanen ⇒ betere binding met water ⇒ ↗ stevigheid kraakbeen
● ↗ hyaluronzuur
● behoud van gezond kraakbeen, preventie degeneratie
(afwisseling belasting en ontlasting zorgt voor compressie, aantrekking synoviaal vocht)
Inflammatie
● anti-inflammatoir effect (geen bewijs)
● ↗ bloodflow ⇒ ↗ mobiliteit synoviaal vocht in gewrichtsruimte
● voeding van het kraakbeen
Synoviaal vocht
● ↗ viscositeit (↗ hyaluronzuur)
● ↘ pijn
Globale gezondheidscomponenten
Comorbiditeit
● positieve effect op bloeddruk, cholesterol, cardiovasculaire aandoeningen, respiratoire
aandoeningen, diabetes, osteoporose
Gewichtsverlies
● positieve effecten op algemeen gewicht
● ↘ klachten en ↗ functionaliteit
● belasting op kniegewricht kan tijdens ADL oplopen tot 6x het lichaamsgewicht
Aërobe fitheid
● ↗ aërobe capaciteit
● veranderde pijnperceptie
5
,Psychosociale componenten
Algemeen gevoel van welbevinden
● positief effect op levenskwaliteit
● vb. verminderde angst voor vallen
Zelfredzaamheid
● toename zelfstandigheid
● afname van angst voor fysieke activiteit
Depressie
● reductie in depressieve symptomen
● reductie in plasma cortisol (stresshormoon gemaakt in bijnierschors)
● toename brein amines en beta endorfines (gelukshormoon)
Placebo effecten
[(6) Hypoalgesie]
● niet opgenomen in studie, verklaart mogelijk mee de positieve effecten van oefentherapie
● normaal hebben we natuurlijk fysiologisch pijndempend systeem
● dominant centrale sensitisatie pijn → pijndempend systeem werk minder goed
(= exercise induced hypoalgesia werkt dus niet goed)
● therapie goed opbouwen + pijneducatie → systeem terug aangewakkerd
1.2 Revalidatie bij een knie-en heupprothese
Enkel indien alle andere behandelingsopties uitgeput zijn (invasief)
(1) Knieprothese
Totale knieprothese = femurcondyl en tibiaplateau vervangen, soms ook patella
Unicompartimentele = Slechts een van de twee compartimenten wordt vervangen. 90%
knieprothese Van de tijd is het mediale compartiment aangedaan door artrose
Patellofemorale = Enkel het patellofemorale gewricht wordt vervangen door
knieprothese implantaten
Andere chirurgische opties
Artroscopie = Kijkoperatie, gewricht proper gemaakt dmv spoeling en shaving
6
, Op lange termijn zelfde effecten als conservatieve therapie
→ Richtlijn zegt dus om hier niet voor te kiezen, want bij operatie is
er
kans op complicatie (kiezen voor conservatieve behandeling)
Osteotomie = Indien mediale compartimentsartrose tgv malalignement
➔ Closing wedge osteotomie: stukje bot weggenomen lateraal
waardoor alignement herstelt
➔ Opening wedge osteotomie: stukje bot mediaal weggenomen en
gevuld met een kooitje met botgreffe, bot zal aangroeien
Chirurgische benaderingswijzen bij knieprothesen
Subvastus methode
● chirurgisch moeilijkst
● meest anatomische benaderingswijze, minst invasief voor spieren
● langs quadricepspees gesneden
● patella gesubluxeerd voor zichtbaarheid en toegang in gewricht
● eerste weken snelle revalidatie, LTM geen verschil
Midvastus methode
● vastus medialis splitten
● patella kan makkelijker gesubluxeerd worden , meer zichtbaarheid in gewicht
● weinig spierschade
● aandacht voor vastus medialis in revalidatie
Anteromediale parapatellaire methode
● meest gebruikt
● meeste spierschade
● quadricepspees losmaken van vastus medialis
● patella makkelijk te everteren (meeste zichtbaarheid tijdens operatie)
● revalidatie: aandachts quadriceps, eerste 6 weken tragere progressie
(2) Heupprothese
Totale heupprothese = Femurkop en acetabulum vervangen door implantaten
Bipolaire heupprothese = Een van de twee gewrichtscomponenten vervangen
Resurfacing prothese = Enkel het oppervlak vervangen (“paraplu” op femurkop)
Dual mobility cup = Specifieke femurkop implantaat, heupprothese heeft dubbele kom
wat mobiliteit ten goede komt + minder luxatie
Chirurgische benaderingswijzen bij heupprothesen
(Antero)laterale aanpak
● goede zichtbaarheid in gewricht
● spiertrauma: gesneden in gluteus medius + minimus, TFL en vastus lateralis
7
, ● gluteus medius belangrijkste en meest functionele
→ kan postoperatief trendelenburg gang of trochanter pijn ontstaan
● kleine luxatie kans
● eerste weken van revalidatie aandacht aan de spieren
Posterieure aanpak
● exorotatoren van heup doorgenomen
● exorotatoren bereiken → gluteus maximus moet eerst splitten
● minder functionele impact, structuren opnieuw goed gehecht
Anterieure aanpak
● geen spiertrauma
● geen spier doorgenomen → tussen spieren werken → weinig zichtbaarheid
● laag dislocatie risico
● eerste weken snellere progressie
(3) Revalidatie na knie-en heupprothese
Algemene principes van de revalidatie na prothesen
● Aanmoedigen van weefselherstel
● Pijn controle assisteren
● Herstellen van:
- mobiliteit
- spierkracht en uithouding
- proprioceptie
● Optimaliseren van functioneel herstel
● Faciliteren van eigen verantwoordelijkheid
+ Literatuur
1.3 Revalidatie bij pubalgie
1.3.1 Definitie
= Verzamelnaam voor alle aandoeningen van structuren met een aanhechting op het os pubis, met
name de heupadductoren en buikspieren (vnl. rechte buikspieren)
● typisch sportletsel
● oorzaak: spieronevenwicht
● ! klachten thv heupgewricht, symfyse of onderbuik geven ook klachten in deze regio
● MRI: uitsluiten andere pathologie + identificeren specifieke bevindingen vb. scheur
→ zwakke buikspieren, verkorte spieren, hamstrings, psoas, adductoren
1.3.2 Mogelijke oorzaken
1 - Frequent unipodale bewegingen
● heup: extensie + abductie → flexie + adductie
● bekken en romp moeten gefixeerd worden op bekken
● buik-en beenspieren moeten afh van krachten op vrije been synergetische activiteit leveren
● grote kracht op symphysis → beide ossa pubis kunnen uit elkaar wijken
● kan leiden tot adductorenletsel, zeker bij slechte opwarming of vermoeidheid
8
,2 - Musculaire dysbalans tussen adductoren en (rechte buikspieren)
● adductoren verkort + buikspieren zwak
● krachten op pubissymphyse → ossa wijken uit elkaar → irritaties van adductoren
aanhechting
3 - Overbelasting van de adductoren
● eigen aan sport of door slechte techniek
● oorzaak van microrupturen
● kan leiden tot hypertonie met insertietendinopathieën
4 - Overbelasting rechte buikspieren
● eigen aan de sport
● kan leiden tot insertietendinopathieën
1.3.3 Presentatie
● vaak inspanningsgerelateerde eenzijdige pijn in lies en/of onderbuik
● mogelijks uitstralend naar perineum, binnenkant dij en scrotum
● pijn in lies kan wisselen van plaats → vnl inzetten spurt, trappen tegen bal of pivoren
● indien buikspieren aangedaan kan niezen of hoesten pijnlijk zijn
● pijn keert vaak terug met hervatten van activiteiten
● pijn vaak te relateren aan specifieke gebeurtenis
5 Tekens en symptomen die wijzen op pubalgie volgens de literatuur
(1) Diepe liespijn of pijn in de onderbuik
(2) Pijn die verergert met sportspecifieke activiteiten
(3) Gevoeligheid bij palpatie thv os pubis aan de insertie van de rechte buikspieren en
heupadductoren
(4) Pijn bij weerstandstest heupadductie vanuit 0°, 45° en/of 90° heupflexie
(5) Pijn bij weerstandstest rechte buikspieren
1.3.4 Vier klinische stadia van pijnklachten
Stadium 1 = Liespijn, kortdurend, vooral na inspanning
Stadium 2 = Liespijn, vnl aan begin van inspanning die na een dag vaak meer hevig
terugkomt en met rust verdwijnt
Stadium 3 = Liespijn en pijn in onderbuik, eenzijdig tijdens de gehele duur van de
inspanning en gedurende enkele dagen daarna
Stadium 4 = Chronische pijn, toenemend met inspanning, nauwelijks afnemend met rust
1.3.5 Functieonderzoek
/a/ onderzoek ● meestal -
● extensie soms + door rek op aangedane buikspier
9
, ● onderzoek SI-joint en symfyse meestal - tenzij instabiliteit van symfyse
/p/ ● flexie (+ adductie): pijnlijk tgv compressie op origo adductoren
onderzoek ● abductie met gestrekte of gebogen knie: pijnlijk tgv rek op adductoren
/w/ onderzoek ● adductie: pijnlijk
● (buikspieren: mogelijks pijnlijk indien buikspieren aangedaan)
1.3.6 Toegevoegd onderzoek
Functietests ● ware beenlengteverschil
● in 70% beenlengteverschil >5mm
Palpatie ● drukpijn thv symfyse
● juiste lokalisatie van letsel
Medische info ● röntgenonderzoek aangewezen bij klachten >2 maand
1.3.7 Conservatieve behandeling: actieve oefentherapie
= Eerstelijnsbehandeling, periode van relatieve rust en ontstekingsremmers, gevolgd door gerichte
kinesitherapie in functie van de individuele functiestoornis van de patiënt
● in evenwicht brengen van BL/BBH
● kine gericht op activiteiten-en participatieniveau van patiënt
● doel: tegemoet komen aan hulpvraag
● revalidatie vaak combinatie van:
- tonus reductie van hypertone musculatuur
- mobilisatie oefeningen voor de heupen, bekken en thorax
- stretching
- spierversterkende oefeningen heupadductoren
- core stability training
- functionele oefenvormen
- sportspecifieke oefentherapie
● lokale kine: gericht op heupadductoren en/of buikspieren
● Regionale interventies: andere spiergroepen van heup, LWK, OL
● als conservatieve therapie faalt → operatieve ingrepen
● hoge mate van terugkeer naar sportactiviteiten na chirurgische behandeling
!! CAVE: femoroactabulair impingement syndroom (bestaan naast elkaar)
1.4 Revalidatie bij Greater Trochanteric Pain Syndrome (GTPS)
1.4.1 Definitie
= Veelvoorkomende oorzaak van laterale heuppijn en omvat een spectrum van aandoeningen
waaronder trochanteric bursitis, heup abductor pathologie (glut med+min) en externe coxa saltans
(externe snapping hip)
● meest voorkomende oorzaak: degeneratie tendinopathie van de heupabductoren
● meestal chronische laterale heuppijn in regio van trochanter major
● kan uitstralen naar de bil of over de laterale dij naar de knie
● pijn vaak beschreven als diepe pijn, neemt toe door:
10