GGG HOOFDSTUK 8: STOORNISSEN – SUÏCIDE
8.1 DEFINITIE SUÏCIDE
Suïcide = Zelfmoord of zelfdoding = Een daad met dodelijke afloop, gesteld door
het individu zelf met de verwachting van een potentiële dodelijke afloop.
Suïcidepoging = Een niet habitueel gedrag zonder dodelijke afloop, gesteld of
geïnitieerd door het individu zelf met de verwachting van een potentiële dodelijke
afloop.
≠ Automutilatie of zelfbeschadigend gedrag = Gewoontepatroon waarbij geen
suïcidale intentie aanwezig is.
Suïcidale gedachten = Suïcidale ideatie = Het actief denken aan, of het
overwegen van suïcide, als mogelijkheid of uitweg om problemen te verminderen
of op te lossen.
8.2 ONTSTAAN EN VERLOOP SUÏCIDE
Suïcide is een complex en multifactorieel begrip.
Integratief model (Van Heeringen, 2007), suïcidaal gedrag is het resultaat van:
- Onderliggende, permanent aanwezige factoren (= kwetsbaarheid)
- Toestandsgebonden, tijdelijke risicofactoren (= stressfactoren)
- Afwezigheid van beschermende factoren.
Onevenwicht tussen beschermende en risicoverhogende factoren is essentieel.
Drempelfactoren:
- Drempelverhogend, bv. Sterk en steunend netwerk, toegankelijke GGZ, …
- Drempelverlagend, bv. Suïcidaal gedrag in de omgeving, media, …
Suïcidaal proces verloopt niet lineair, de intensiteit van suïcidegedachten kan
sterk variëren.
Na een suïcidepoging is er vaak een (tijdelijke) daling in de suïcide intentie, wat kan
leiden tot een vals gevoel van veiligheid bij de hulpverlener.
Tijd tussen 1ste gedachte en 1ste
poging: 2,2 jaar.
Bij +/- 47% is de tijd tussen de
beslissing en de poging heel
kort.
10min.
Kenmerkend aan het proces:
Tunnelvisie en entrapment.
Personen hebben vaak het
gevoel dat er geen andere optie
is.
Mensen willen niet per se dood, maar willen dat het stopt. Ze zoeken een uitweg die zij
op dit moment niet zien, hier speelt de rol van de hulpverlener.
Cijfers:
, - 15,2% eerstejaarsstudenten van Belgische universiteiten gaf aan een
zelfdoding overwogen te hebben.
Hoge cijfers, maar alsnog een onderschatting.
- Suïcidecijfer voor Vlaanderen ligt 1,3x hoger dan het Europese
gemiddelde.
8.3 KENMERKEN SUÏCIDE
Mensen met zelfmoordgedachten zenden (on)bewust signalen uit.
2 soorten signalen:
- Expliciete dreigingen;
o Dreigen om zichzelf te verminken of te doden.
o Praten/ schrijven over de dood, sterven, zelfmoord, …
o Zoeken methoden om zichzelf te doden
- Waarschuwingssignalen;
o Angst, hopeloosheid, roekeloos gedrag, slaapproblemen, …
Bij aanwezigheid van meerdere signalen voor een langere tijd, dan wordt risico op
suïcidaal gedrag groter.
8.4 KWETSBAARHEID SUÏCIDE
Mensen met onderstaande stoornissen hebben een groter risico op suïcidaal
gedrag:
- ADHD
- Angststoornissen
- Anorexia Nervosa
- Middelenmisbruik
- Persoonlijkheidsstoornis
- Psychotische stoornis
- Stemmingsstoornis
Suïcide is zeer moeilijk te voorspellen, de prevalentie is laag en risicofactoren zijn
groepsgebonden.
Gebruik van screeningsinstrumenten is af te raden, kan een vals gevoel van veiligheid
veroorzaken.
Belangrijke aandachtspunten bij detectie en hulpverlening:
1. Contact maken
= Open praten over suïcidale gedachten en intenties vormt de basis voor
een goed contact, dit contact is essentieel in de hulpverlening.
Hoe suïcidaliteit bespreekbaar maken;
o Bespreek zorgbehoeftes en bevraag de gedachten en plannen zo
concreet mogelijk.
Risico stijgt wanneer gedachten concreter worden.
o Bekijk de crisis vanuit zijn perspectief.
o Erken gevoelens en probeer te begrijpen.
o Geef inzicht, bv. Stel dat je dood zou zijn, wat zou je daarmee bereiken?
o Laat de persoon spreken over zijn negatieve gevoelens/ gedachten.
o Praat rustig, open en op een begripvolle manier.
Wat kan je beter niet zeggen/doen;