Dit document is een samenvatting van biologie voor het toelatingsexamen arts-tandarts. Met deze samenvatting ben ikzelf geslaagd voor het examen. Het bevat alle onderdelen die gekend moeten zijn voor het examen. Bovendien bevat het afbeeldingen die duidelijk en gestructureerd worden uitgelegd, zod...
De kleinste functionele eenheden waaruit een organisme is opgebouwd, zijn de cellen. De cel
is opgevuld met vloeistof, het cytoplasma. Hierin bevinden zich verschillende celorganellen
(=bevinden zich binnen de cel en hebben een specifieke functie).
Een lichtmicroscoop: een celkern, een celmembraan en cytoplasms in een levende cel.
- Afmeting levende cel: 10 – 40 micrometer.
Een elektronenmicroscoop ziet meer details dan een lichtmicroscoop.
- Onderscheid tussen binnen (intracellulair milieu) en buiten (extracellulair milieu) van
een cel.
Onderscheid van 3 grote delen in een eukaryote cel:
- Het celmembraan (=plasmamembraan) scheidt de intracellulaire milieu van het
extracellulaire milieu.
- De celkern (=nucleus) vormt de binnenste gedeelte van de cel. Hierin ligt de
genetische informatie onder de vorm van het DNA.
- Het cytoplasma ligt tussen de celkern en het celmembraan.
Bestaat uit celorganellen en cytosol.
Cytosol is een waterige oplossing waarin opgeloste stoffen aanwezig zijn zoals
eiwitten, vetten en suiker
In plantencellen is er bovenop het celmembraan nog een verstevigde celwand.
Eukaryoot Prokaryot
Celkern Geen celkern, geen organellen met
membraan
Plant, dier Bacteriën, archea
Dierlijke cel Plantaardige cel
Celmembraan Celwand, plasten
Wel centriolen, lysosomen, geen celwand Heeft geen centriolen, lysosomen
Dieren en plantaardige hebben allebei vacuoles, dieren vetvacuoles
Celorganellen: opbouw en functie
Celwand
- Bij bacteriën en plantaardige cellen
- Omsluit celmembraan van de cel.
- Functie: stevigheid aan de plantencel, bescherming tegen schadelijke invloeden van
buiten de cel omgeving.
- Bestaat uit: cellulose (een suiker)
- Vrij doorlaatbaar voor vloeistoffen en opgeloste stoffen, t.o.v. de celwand.
,Celmembraan (of plasmamembraan, eenheidsmemebraan, plasma lemma)
- Opbouw: dubbele laag van vetachtige moleculen = fosfolipiden
- Tussen de fosfolipiden zijn er andere stoffen aanwezig, eiwitten met een bepaalde
functie.
- Functie: bescherming van cel
Transportfunctie: fosfolipiden (bewegen stoffen doorheen de fosfolipiden) en
trans membraanproteïnen (brengen stoffen binnen en buiten de cel).
Receptorfunctie: perifere proteïnen (zorgen ervoor dat celmembraan reageert
op stoffen die contact willen maken met de celmembraan).
Communicatiefunctie: suikerketens (ze kunnen met elkaar communiceren
omdat elk suiker keten uniek is).
- Aanwezigheid van cholestrol: stevigheid v.d.celmembraan
Celkern (=nucleus)
- Ligging: centraal omgeven door een dubbel membraan (= kern membraan/ nucleair
membraan). Hierin bevinden zich kernporiën; zorgen voor uitwisseling van stoffen
tussen de kern en het cytoplasma.
- Aanwezigheid van genetisch materiaal, DNA. Deze wordt afgeschermd van de rest van
de cel inhoud. Verschillende eiwitten zorgen ervoor dat de DNA geconcentreerd
wordt tot chromatine zodat het DNA compact en ordelijk kan gebonden worden.
Hierdoor past DNA in de celkern.
De condensatie zorgt voor een versteviging van het DNA -> ! Voor celdeling; DNA wordt
verspreid over nieuwe cellen.
Chromatine bepaalt de genexpressie (bv. Welke delen van DNA gebruikt worden).
Chormatine wordt gecondenseerd tot chromosomen. Deze zijn de meest compact vorm
waarin het DNA voorkomt in de celkern. (Elke cel ziet er verschillende uit <- elke type cel
ruikt een gedeelte van het DNA).
Naargelang de mate waarin het chromatine in celkern is gecondenseerd,onderscheid 2 types:
- Euchromatine: actief DNA is los opgerold.
- Heterochromatine: inactief DNA is strak opgerold.
In de celkern bevindt zich het kernlichaampje/ nucleolus; heir worden ribosomen
aangemaakt.
Processen met betrekking tot het DNA:
- DNA replicatie:
Het DNA verdubbelt -> moedercel wordt opgesplitst in 2 dochter cellen.;
Het DNA verdubbelt niet -> elke dochtercel krijgt de helft van het originele
DNA.
Verdubbeling gebeurt tijdens DNA-replicatie/DNA-synthese.
- Proteïnesynthese:
DNA bevat de genetische code om proteïnen te vormen. (Deze bevindt zich in
de celkern -> DNA kan celkern niet verlaten, omdat het te groot is).
Voor aanmaak van proteïnen zijn celorganellen nodig die in het cytoplasma
zitten, buiten de celkern.
Proteïnesynthese is opgedeeld in 2 processen:
, o Transcriptie van DNA: het overschrijven van het DNA tot een RNA
molecule.
Deze molecule is klein -> verlaat celkern door de kernporiën.
RNA dat klaar is om de kern te verlaten = mRNA (messenger-
RNA of boodschapper- RNA).
o Translatie van RNA:
MRNA komt aan in cytoplasma -> bindt zich met ribosoom.
MRNA schuift doorheen het ribosoom -> ribosoom
interpreteert deze informatie -> vorming van een beginnen
eiwit.
Ribosmomen
- Functie: translatie van het mRNA, aanmaak proteïnen
RER is ! Voor de proeteïnesynthese, vooral bij translatie van mRNA bij de vorming van
eiwitten.
GER: synthetiseert vetten en fosfolipiden.
ER: transport functie door het verpakken van e geproduceerde stoffen in transport
blaasjes die daarna naar het golgi-apparaat worden getransporteerd om te worden
nabewerkt.
- Ze gebruiken de informatie die op het mRNA staat om een beginnend eiwit te
vormen. (Beginnend eiwit: een eiwit die niet volledig af is wanneer het ribosoom
wordt gemaakt).
- Bestaan uit rRNA (ribosomal RNA).
Ze komen voor in gebonden toestand op het RER, maar ook als ‘vrije’ ribosomen in
het cytoplasma van de cel.
Endoplasmatisch reticulum
- netwerk van enkelvoudige membranen rondom de celkern
- 2 typen: ruw endoplasmatsich reticulum (RER) en glad endoplasmatisch reticulum
(SER/GER).
Verschil SER en RER: het aantal ribosomen dat ze bevatten.
Het RER bevat veel ribosomen -> verkrijgt een ruw/korrelig uiterlijk.
GER bevat geen ribosomen.
Golgi-apparaat(GA)
- De eiwitten die gevormd werden door het RER worden door het ER verpakt in
transport blaasjes die zich naar het GA begeven.
- Bestaat uit een stapel membranen
- De eiwitten worden er gevouwen, gemodificeerd en verpakt in verschillende vehikels
(blaasjes) naargelang de eindbestemming van de stoffen.
- De volgende blaasjes worden afgesplitst:
Golgi blaasje/lysosoom: bevatten verteringsenzymen
Klierblaaske/secretieblaasje: deze blaasjes vervoeren stoffen richting het
celmembraan.
Blaasjes voor het celmembraan: deze blaasjes voeren grondstoffen aan voor
het celmembraan.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bernaemin. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.