Relationele vaardigheden
1. Communicatie
1. Definitie
= uitwisseling van symbolische informatie die plaats vindt tussen mensen die zich van elkaars
onmiddellijke aanwezigheid bewust zijn
deze informatie wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd
2. Aspecten van de communicatie
Het communicatiemodel :
- men codeert de boodschap adhv verbale of non-verbale taal, en stuurt deze naar de
ontvanger, die ontvangt en decodeert de boodschap op zijn beurt
- dit alles speelt zich af binnen een bepaalde context waarin deze boodschap wordt
gegeven
- iedere actor binnen dit communicatiemodel benadert dit vanuit zijn of haar eigen
referentiekader
2.1. Ruis
- komt vaak door het referentiekader en door non-verbale taal
- Fysieke ruis
- wordt veroorzaakt door alle signalen van buitenaf die het luisteren, spreken, kijken en/
of voelen bemoeilijken
- Psychologische ruis
- je hebt bepaalde ideeën, vooroordelen, waardoor je niet echt luistert naar de ander
- Semantische ruis
- wanneer niet iedereen dezelfde codes gebruikt —> we spreken niet dezelfde taal, een
woord heeft meerdere betekenissen of we gebruiken vakjargon
2.2. Symbolische informatie
- symbolische informatie omhelst zowel de verbale als non-verbale taal (non-verbale
communicatie neemt het grootste aandeel op binnen de communicatie)
- Verbale communicatie
- = alle communicatie waarbij men gebruikt maakt van woorden (en/of geluiden)
- = digital taal : verbale codes, syntaxis elementen, semantische elementen, …
- kan zowel gesproken of geschreven zijn
Pagina 1 van 50
, - gesproken vs. geschreven taal
- bij gesproken taal kan men direct om bijkomende uitleg vragen
- bij geschreven communicatie gaat het zeer langzaam, is er geen onmiddellijke
begripscontrole mogelijk
- na denken over de gevoelswaarde van de woorden die men gebruikt
- bij schriftelijke communicatie : objectiveren (verhinderen van het ontstaan van
verkeerde conclusies of interpretaties)
- een actieve werkwoordsvorm is dynamischer dan een passieve
- bij mondelinge boodschappen moet men duidelijk structuren (tussenzinnen en
bijvoegsels vermijden —> korte zinnen gebruiken)
- “ja, maar …”
- dit is een valse erkenning van het gelijk van de ander
- het laat even aanvoelen dat men de ander gehoord heeft, de argumenten
aanvaardt, en dan komt de ‘maar’ waarbij alles van de tafel wordt geveegd en
het eigen betoog op de voorgrond komt
- —> het erkent de mening van de ander niet en wekt het gevoel van niet te
worden erkend tijdens het gesprek
- verkleinwoorden
- dit kleineert de zorgvrager naar wie het gesprek gericht is —> ze laten aanvoelen
dat wat de ander heeft of presteerde van minimale waarde is
- het werkt betuttelend en onderstreept de afhankelijkheid van de ander
- IK-taal vs. gij-taal
- ‘IK-taal’ :
- het verwoorden van wat men denkt, voelt, veronderstelt, hoort, verwacht,
wenst, … men spreekt zeer duidelijk in de ik-vorm en laat er geen twijfel over
bestaand dat dit de persoonlijke mening is rond een bepaald onderwerp
- —> er is duidelijkheid, de ander weet wat de mening is van de ander,
misverstanden worden vermeden —> open, eerlijk en echt
- IK-boodschappen in de communicatie kunnen probleemsituaties voorkomen
- ‘GIJ-taal’ :
- men valt de ander aan door hem een tekort of een fout toe te dichten, de
manier waarop het gezegd is wordt als aanvallend of beschuldigend of
veroordelend ervaren
- het effect op de ander is meestal negatief en staat een respectvolle relatie in de
weg
- ‘Wij, ons, men, zij, …’
- hiermee verbergt de ‘ik-persoon’ zich vaak achter ‘denkbeeldige’ anderen
om niet voor de eigen mening te moeten uitkomen
- het wordt toegepast door personen die willen manipuleren of die
onvoldoende eigene argumenten in een discussie of bevel kunnen steken
vanuit zwakte
- Non-verbale communicatie
- alle communicatie waarbij men geen ‘taal’ gebruikt, het omvat de lichaamstaal
- gelaatsuitdrukkingen
- we onderscheiden het totale gezicht, de ogen en de pupillen
- gelaatsuitdrukkingen geven uiting van :
- emoties
- de houding tegenover de ander (sympathie,, dominantie, antipathie, …)
- reacties op de verbale communicatie (instemming, afkeuring, onbegrip, …)
- hoe men de gesproken boodschap moet opvatten
Pagina 2 van 50
, - oogcontact —> je geeft de gesprekspartner aan dat je luistert
- ogen lichten op wanneer iemand opgewonden is en worden dof wanneer de
innerlijke opwinding zakt
- ogen zijn een gezichtsorgaan en een contactorgaan —> wanneer de ogen
van 2 mensen contact maken, is tussen hen een gevoel van fysiek contact
- —> oogcontact is een van de krachtigste en intiemste vormen van contact
tussen 2 mensen, het bevat op een dieper dan verbaal niveau de
communicatie van gevoel
- lichaamshouding
- de houding die we aannemen is sterk bepaald door conventies, binnen die
conventies zijn er nog een aantal afspraken die samenhangen met de relatie die
personen hebben ten opzichte van elkaar
- een ‘open’ houding (armen en benen open) wijst op sympathie in tegenstelling to
een ‘gesloten’ houding (armen en benen over elkaar)
- de lichaamshouding hangt ook samen met de emoties die men voelt —>
lichaamstaal
- wijziging in houdingen geven iets aan van wijzigingen in de interactie
- houdingsecho = je zal je houding afstemmen op die van anderen
- gebaren
- autonome signalen
- signalen die ons lichaam uitzend en waarover we eigenlijk weinig controle
hebben
- bv. versnelde hartslag, zweten, klamme handen, …
- auto-contactgedrag
- aanraken van ons eigen lichaam
- (bij de interpretatie van dit soort gedrag moet men rekening houden met de situatie)
- barrièresignalen
- signalen die het zoeken van bescherming bij gevaar uitdrukken
- bv. de ogen sluiten, de handen voor het gezicht houden, …
- contact-relatietekens
- gebaren waar er lichamelijk contact wordt gemaakt tussen mensen
- bv. handdruk, kus, omhelzing, schouderklopje, …
- tegenstrijdige signalen
- welke signalen zijn eerlijk en welke zijn oneerlijk of opgelegd door de situatie?
- Paraverbale communicatie
- = paralinguale communicatie : hoe je iets zegt
- vormen
- tempo
- snel spreken komt onbevangen, opgewonden of onbeheerst over
- volume
- een luide stem klinkt energiek, zeker of kan een gebrek aan zelfbeheersing
inhouden
- ritme
- regelmatig spreekritme komt zelfzekerder over
- intonatie
- een wisselende intonatie geeft de ander een gevoel van interesse, energie
Pagina 3 van 50
, 2.3. Context, het gebruik van de ruimte
- Definitie
- de tijd-ruimtelijke omgeving / context bepaalt een groot stuk hoe de communicatie
verloopt
- het is al verpleegkundige belangrijk dat je stilstaat bij de context en deze evalueert
- men is zich meer en meer bewust van de sterke invloed van de context waarin de
communicatie zich afspeelt —> context gebonden communicatie
- De afstand
- de intieme zone (-50cm afstand )
- wordt gehanteerd in liefdes- of vriendschapsrelaties
- binnen die zone kan men elkaar de hand schudden en op een normaal stemvolume
spreken
- —> wanneer vreemden ons in de intieme zone naderen zullen ze zich daarvoor bijna
altijd verontschuldigen
- de persoonlijke afstand (50-100cm afstand)
- wordt toegepast in de gewonde gesprekssituaties
- je kunt elkaar niet aanraken, maar wel met elkaar spreken
- —> zone van het sociale contact op visites, feestjes, vergaderingen, aan tafel, …
- de sociale afstand (100-200cm afstand)
- de afstand wordt gecreëerd door een meubel tussen 2 personen
- relatie tussen klant en verkoper, baas en werknemer, dokter en zorgontvanger, …
- de openbare afstand (meer dan 120cm)
- 4 - 8 meter —> professor-student, directeur-medewerkers
- +8 meter —> politici
- taboezones :
- delen van het lichaam die een ander niet mag aanraken
- afhankelijk van :
- leeftijd —> kleine kinderen worden dikwijls aangeraakt, gekoesterd en
geknuffeld
- geslacht —> vrouwen mogen meer aanraken dan mannen
- opvoeding en cultuur —> in bepaalde gezinnen is het niet de gewoonte om
elkaar aan te raken
- familierelatie —> een moeder raakt haar kinderen misschien meer aan dan
een vader
- De positie
- gebruik van houding en plaatsing
- verpleegkundige en zorgontvanger
- verhouden zich asymmetrisch ten opzichte van elkaar —> er is een verschil in
rol, functie, deskundigheid, ervaring, … ze zijn niet gelijk aan elkaar
- ze kunnen klaar wel als gelijken waarderen en elkaar respectvol benaderen
- de verpleegkundigen ondersteunen in pogingen met de ziekte om te gaan, reiken
hulpmiddelen aan, vangen op in moeilijke momenten, proberen er te zijn als er
nood toe is
- —> werkalliantie = verbond van ongelijken die samen op pad gaan
Pagina 4 van 50