Deel 1: Event essentials
1) DNA-structuur (p.73-79)
→ Belevingseconomie
o Economie, waarin niet enkel het product of dienst centraal staat, maar een met het
product of met de dienst geassocieerde beleving
o Waarom zijn mensen bereid in de ene winkel meer voor een kop koffie te betalen?
o Klant wil meer dan een product. Hij is bereid te betalen voor een beleving
▪ “Ondernemingen moeten herinneringen maken, geen artikelen”
▪ Met de juiste tools kunnen managers nieuwe belevenissen regisseren
→ Belevingscommunicatie
o Betrek de gebruiker, laat hem beleven
▪ Focus van traditionele marketing = consument bereiken
▪ Focus naar belevingsmarketing = consument bij het merk willen betrekken
▪ Door deze veranderende attitude evolueert je communicatie, vaak naar een
belevingscommunicatie
▪
▪ Belevingscommunicatie speelt in op de behoefte om dingen mee te maken,
om geraak te worden om er zin aan te geven
o Betrek je publiek
▪ Je trekt de aandacht van het publiek niet naar het product of dienst vh merk,
maar naar het verhaal rond het merk, en de belever naar zijn eigen emotie,
zijn waarden en normen
→ Wat is beleving
o Belevenissen
▪ Bestaan uit een complex samenspel van emoties die zich tegelijk of na elkaar
voordoen
o Som van belevenissen =
▪ Ervaringen die onze verdere houden
▪ Tov een bedrijf/merk dienst
▪ In de toekomst gaan bepalen
→ Intro in beleving
o Hoe werkt het belevingsproces
▪ Zintuigelijk waarnemen
• Het creëren van een ervaring begint bij het prikkelen van de 5
zintuigen
▪ Emoties
• Meestal voelen mensen een combinatie van emoties
▪ Beleven
• Mensen maken het gebeuren mee, maken er deel van uit, gaan zelf
participeren
, ▪ Ervaren
• De ervaringsfase gaat stap verder naar bewustwording, een
leercomponent
▪ Zin geven
• Het zingeven aan het bedrijf of merk dat top of mind kan worden
o Leveren van content
▪ Beleveniscommunicatie = trachten content toe aan het leven vh individu toe
te voegen
5 zichtbare weggevers
→ 8 elementen die in een event moeten zitten (5 zichtbare:)
1. Entertainment
3 DNA-elementen die doorslaggevend zijn in
2. Plaats
de beslissingsflow vd eventbelever
3. Tijd
4. Naam 1
5. Publiek (doelgroep)
3
2
3 ietwat verborgen DNA-elementen
→ 8 elementen die in een event moeten zitten (3 verborgen:)
6. Management (die organiseert)
Zijn moeilijker te vinden, maar niet
7. Eventdoel onbelangrijk. Ze hebben wel minder invloed
op de beslissing vd eventbelever
8. Klasse (betalend/gratis en publiek/privé)
,DNA-structuur is altijd en overal geldig
→ Elk element uit deze structuur is opgebouwd uit subelementen
→ Vb. Entertainment
o Show
o Service
▪ Eten en drinken
▪ Toiletten
▪ Veiligheid
▪ Vestiaire
▪ …
→ Conceptuoloog (medewerker die verantwoordelijk is voor concept) krijgt te taak om alle
elementen en subelementen zo waardevol mogelijk in te vullen, zodat hij een uniek concept
heeft
→ Je kunt de structuur gebruiken voor zowel het analyseren van en organiseren van alle typen
evenementen (vb. congres, hardrockfestival, sportevenement, beurs, …)
→ De DNA-structuur is voor alle evenementen gelijk, maar de invulling van individuele
elementen, inviduele waarden, is verschillend en maakt het event uniek
Why, why, why en nog eens why
→ De waarom is belangrijk
o Waarom moet ik als eventbelever naar je event komen?
o Kan ik nog meer waarde bieden aan de eventbelever?
→ Hoe meer waarde we toevoegen, hoe groter de subjectieve waarde wordt die de eventbelever
aan je event zullen toekennen, en hoe groter de kans dat hij ook zal deelnemen aan je event
→ Al die waarde, die we conceptueel zullen toevoegen, vorm de totale eventwaarde
→ De eventwaarde kan op 2 manieren beleefd worden door de eventbelever
o Realtime event
▪ Het echte event dat je beleeft
o Conversie event
▪ Je beleeft dit grotendeels online
, 2) 2 waardevolle events (p. 80 – 112)
1. Realtime-event
2. Conversatie-event
Waarde is de sleutel tot succes
→ Waarde hebben is voor een event de sleutel tot succes
→ Vroeger vooral waarde rond beleving van realtime-event, nu vooral conversatie-event
Realtime event
→ Er was nog geen conversatie-moment, maar wel een communicatie-event, maar daarin werd
de uitwisseling van boodschappen tussen eventmarketeer en eventbelever beperkt tot
eenrichtingsverkeer
→ Boodschappen via affiches, flyers, radio, … -> geen directe feedback
→ Geen interactie mogelijk tussen eventmarketeer en evenbelever, maar ook niet tussen
eventbelevers onderling
→ Enkel top-downcommunicatie, vertrekkend vd eventmarketeer en eindigend bij de
eventbelever
→ Offline wel conversaties tussen eventbelevers, maar die waren voor de eventmarketeer niet
zichtbaar
→ De customer experience of klantervaring of voor ons de eventbeleving vormde zich
voornamelijk door de beleving vh fysieke realtime-event
→ Vandaag bouwt de eventbelever subjectieve waarde op bij de beleving van realtime-event
→ Beleving start al bij het online of offline bestellen en kopen van je ticket en eindigt op het
moment dat je na de beleving terug thuis bent
→ Ervaringen brengen positief of negatief bij aan totale waardebeleving van een bezoeker
→ We bouwen waarde op doorheen de volledige customer journey