Functieleer 2 – januari 2025 1
LEERPSYCHOLOGIE
LEREN
Leren heeft vele betekenissen (bv. schools leren, vaardigheden leren, zich een gewoonte eigen maken …), maar
leren in de leerpsychologie omvat dat alles én nog meer:
- Niet enkel “intentioneel”, “bewust”, “expliciet” leren, maar ook incidenteel, niet-bewust, impliciet, bv.
liedje van Coldplay leren herkennen, je weg in Leuven leren kennen
- Niet enkel leren bij mensen, ook leren bij alle andere diersoorten, want er is daar evidentie voor leren, bv.
onderzoek met knaagdieren
- Niet enkel “gesofisticeerde”, ook “basale” vaardigheden, bv. gezichten en stemmen herkennen, fietsen,
telefoon leren opnemen als hij rinkelt
- Niet enkel leren “doen”, maar ook leren “niet te doen”, bv. leren zwijgen in de les, stilzitten bij de tandarts
- Niet enkel motorisch-perceptueel-cognitief, ook emotioneel-affectief leren, bv. angst voor spinnen, broccoli
leren lekker vinden
- Niet enkel bij kinderen en jongeren, maar het hele leven door, want steeds opnieuw veranderende
omgevingscontingenties waarbij aanpassen nodig is
Leren is hét middel waardoor dieren hun gedrag duurzaam wijzigen, met als doel een betere afstemming
op (veranderingen in) de leefwereld (gedragsmatige/neuronale “plasticiteit” nodig voor leren)
• Leren wordt geïdentificeerd door een gedragsverandering (in een bepaalde situatie) die zowel een
toename (of verschijnen) als een afname (of verdwijnen) van een bepaalde respons inhouden
• Niet alle gedragingen zijn impliciet leren!
Leren is een definitief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag* te stellen, die toe te
schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek gerelateerd** zijn aan dat gedrag
* motorische responsen en/of autonoom-vegetatieve responsen
** S of S1-S2 of R-S leren
RELATIEF DUURZAME GEDRAGSVERANDERING
= als de persoon op T0 respons 1 vertoont en op T1
respons 2, dan verwachten we dat die op
bijvoorbeeld T5 nog steeds respons 2 vertoont
Wat kunnen oorzaken zijn van tijdelijke, niet-duurzame gedragsveranderingen? (≠ leren)
- Vermoeidheid
- Tijdelijke veranderingen in fysiologische of motivationele toestand, want na voldoening aan de behoefte zal
men terugkeren naar de basislijn, bv. arousalniveau, honger, geslachtshormonen
- Tijdelijke veranderingen in omgevingsstimuli, bv. licht plots uit, steentje in schoen
VEROORZAAKT DOOR SPECIFIEKE ERVARINGEN
= verandering van R1 naar R2 is te wijten aan een specifieke ervaring
- Ervaring/oefening bij leren kan variëren van éénmalig (“one-trial learning”, bv. hete kachel vermijden) tot
erg veel (bv. solist viool worden), maar is hoe dan ook noodzakelijk om van leren te kunnen spreken
- De gedragsverandering is relatief specifiek/beperkt tot het geleerde gedrag
• Maar er is wel een zekere mate van “generalisatie” van het geleerde gedrag mogelijk naar gelijkaardige
situaties/gedragingen! Bv. leren koken op inductiekookplaat en dan koken op een elektrische kookplaat
Wat kunnen andere oorzaken zijn van relatief duurzame gedragsveranderingen? (≠ leren)
- Fysieke/fysiologische/neuronale maturatie en groei (∞ ontwikkelingspsychologie), bv. kind van 2 kan nog
niet bij de kast koekjes maar een kind van 6 wel
,Functieleer 2 – januari 2025 2
• Er is geen (of minder) inbreng van een specifieke ervaring
• Dit is niet beperkt tot één bepaald soort gedrag (in één bepaalde situatie), bv. gegroeid dus niet enkel
aan de kast kunnen maar ook hoger kunnen springen
• MAAR soms is het onderscheid niet altijd even duidelijk en is er wel interactie met specifieke
ervaringen, bv. vogels die hun zangpatroon leren door het te horen van anderen
- Evolutie
• Dit is een duurzame (gedrags)verandering over generaties heen, wat ook adaptieve aanpassingen zijn
als reactie op veranderingen in de omgeving maar die gebeuren niet binnen een individueel leven en
zijn dus niet leren
• Uiteraard is het vermogen tot (bepaalde vormen van) leren zélf een product van evolutie
RELATIEF DUURZAME VERANDERING IN GEDRAGSPOTENTIEEL
= afwezigheid van gedragsverandering wijst niet direct op de afwezigheid van leren, want performantie (of
gedragsverandering) is enkel de functie van het geleerde, motivatie en stimulusconditie en dus niet gelijk aan
leren zelf
- Behaviorally silent learning: leren zonder dat er gedragsverandering zichtbaar is, bv. twee ratten worden
meerdere keren in een doolhof gezet, de één met belonging aan het eind en de ander zonder. De 1 e zal
steeds sneller tot de uitgang raken dan de ander, die eerder zal fluctueren in snelheid. Als dan na een
aantal keren aan de 2e rat tóch een beloning wordt gegeven, zal die opeens heel snel ook op het niveau van
de eerste rat zitten
Het is een uitdaging in onderzoek om de juiste condities neer te leggen zodat gedragsverandering wel
degelijk zichtbaar is
ANALYSENIVEAUS EN HUN TYPE LEERMACHINE
Niveau van analyse Type leermechanisme
Volledig organisme Gedragsmatig
Neuronale circuits en neurotransmitters Neuronale systemen/netwerken
Individuele neuronen en synapsen Moleculair en cellulair
Enkel het niveau van het volledig organisme en dus het gedragsmatige leermechanisme valt onder de
leerpsychologie
DRIE FUNDAMENTELE TYPES VAN ERVARING
S-leren Ervaring met een stimulus/prikkel/gebeurtenis op zich → habituatie of sensitisatie
S1-S2-leren Ervaring met relatie tussen twee stimuli/gebeurtenissen → klassieke of Pavloviaanse
conditionering
R-S-leren Ervaring met relatie tussen gedrag en consequente gebeurtenis in omgeving → operante
conditionering
ONDERZOEK NAAR LEREN
NATURALISTISCHE VS EXPERIMENTELE OBSERVATIES
- Een naturalistische observatie (en de eventueel daaruit volgende correlatie) kan nooit antwoord geven op
oorzaken van gedrag(sverandering), enkel hypothesen genereren
- Enkel experimenteel onderzoek kan leiden tot causale uitspraken (mbt het waarom van een
gedrag(sverandering))
- Leren impliceert een causale variabele (zie definitie: “gedrag dat toe te schrijven is aan”)
Enkel experimentele manipulaties kunnen aantonen dat bepaalde ervaringen de oorzaak zijn van een
bepaalde gedragsverandering
De methodologie van de leerpsychologie is dan ook experimenteel
HET “FUNDAMENTELE” LEEREXPERIMENT / BETWEEN-SUBJECT CONTROLE
,Functieleer 2 – januari 2025 3
= het standaard experiment in de leerpsychologie
- Experimentele groep vs controlegroep(en), met de
subjecten at random toegekend
- Gelijkgesteld op alle (persoons/omgevings)variabelen
- Enkel de experimentele groep krijgt de kritische
leerervaring (OV) op het moment van T0
- Een vergelijking van gedragsverandering in beide
groepen op moment van T1 laat een causale leer-
uitspraak toe
WITHIN-SUBJECT CONTROLE
- Binnen een individu wordt zowel de conditie van de
controlegroep als de conditie van de experimentele
groep bekeken
• Eerst zie je dus een stabiele basislijn
• De ster geeft aan wanneer de leerervaring
aangeboden wordt
- Verschillende individuen worden dan met elkaar
vergeleken
DE “ALGEMEEN-PROCES” BENADERING
= de assumptie dat dezelfde fundamentele leerprocessen aan de orde zijn in een veelheid van leertaken en
situaties en dit in principe bij alle diersoorten (inclusief de mens)
- ∞ universele wetmatigheden zoals ook in de fysica en chemie
- Dit neemt niet weg dat bij verschillende leertaken/diersoorten
• Verschillende soorten stimuli betrokken kunnen zijn
• Verschillende soorten responsen gesteld kunnen worden
• Bepaalde leertaken relatief moeilijker en andere relatief gemakkelijker verlopen
• “biological constraints” een rol kunnen spelen
DE VOORDELEN VAN ONDERZOEK MET PROEFDIEREN IN DE LEERPSYCHOLOGIE
- Controle over leergeschiedenis
- Betere controle over de leeromgeving en leertaak
- Herhaald trainen/testen is goed mogelijk
- Kennis en/of controle over de genetica
- Kennis en/of controle over motivationele variabelen
- Minimale tot geen invloed van taal
- Minimale invloed van “demand effects”
SUBSTRAAT VOOR LEREN: ONGECONDITIONEERD GEDRAG
HOMOGEEN VERSUS HETEROGEEN SUBSTRAAT VAN GEDRAG
Homogeen substraat Heterogeen substraat
= iedereen is door leerervaringen te modelleren tot = bewerken/beeldhouwen van een blok hout (met
een gewenst object nerven en knoesten) tot een gewenst object
- Leren impliceert veranderen, vormen, “shapen” - Analogie van nerven en knoesten die genetisch
van gedrag geprogrammeerde predisposities en
- Analogie van boetseren van klei (Skinner) gedragstendensen voorstellen
, Functieleer 2 – januari 2025 4
We zijn helemaal geen klei, want bepaalde dingen zijn veel moeilijker aan te leren, bv. dieren leren weggaan
van voedselgerelateerde stimuli vs deze stimuli net benaderen
Leren ent zich op een heterogeen substraat!
DE REFLEX
René Descartes zag de reflex als verklaring/model voor onvrijwillig, automatisch gedrag, bv. hitteprikkel en hand
terugtrekken, startle / opschrikreflex bij plots luid geluid, niezen, knipperen, zuigreflex
- Omgekeerde van vrijwillig, gecontroleerd gedrag
- Descartes zag een reflex als automatisch, invariant en onvermijdelijk, en diens sterkte in functie van de
intensiteit van de ontlokkende stimulus, maar die hypothese is fout
• Reflexen zijn modificeerbaar via habituatie/sensitisatie in functie van (herhaalde) ervaring met stimuli
DE REFLEXBOOG
Er is geen centraal zenuwstelsel nodig voor een reflex, het gebeurt op niveau van de ruggenmerg
Ontlokkende (“eliciting”) prikkel → Receptorcel → Sensorieel (“afferent”) neuron → Interneuron(en) →
Efferent neuron → Effector → Ontlokte respons (“elicited behavior”)
COMPLEXE VORMEN VAN “ONTLOKT GEDRAG”
- Niet enkel elementaire regulatie vitale levensfuncties, bv. ademhaling, voedselinname, houding/evenwicht,
bescherming tegen schadelijke prikkels …
- … ook complex gedrag en complexe sociale interacties (zeker bij niet-humane dieren!)
- Vaak gaat het om complexe sequenties van specifieke ontlokkende prikkels/stimuli en specifieke responsen,
zoals ook te zien in de ethologie, bv. nestbouwen, paargedrag, voeden jongen, hygiëne, voedsel zoeken,
defensief gedrag, voortplantingsgedrag ...
MODALE ACTIEPATRONEN (MAP)
= Aangeboren, soortspecifieke patronen van ontlokt gedrag (“elicited behavior”)
- Heel de sequentie van aangeboren reacties is niet één reflex, maar een modaal actiepatroon
• Actiepatronen ipv responsen
• Modaal ipv fixed, want merendeel van de leden van een soort vertonen het actiepatroon op een erg
gelijkaardige wijze
- Is soort-specifiek (“species-typical”)
- Deze treden op in de context van rijke/complexe stimulusconfiguraties
SIGNAALPRIKKELS/-STIMULI