Hoofdstuk 3: Niet-specifieke
taalontwikkelingsstoornissen
3.1. Inleiding
Voorwaarde normale taalontwikkeling = aantal belangrijke vaardigheden (luisteren, cognitie, sociale
interactie, motoriek…)
Oorzaken: niet-specifieke TOS
- Slechthorendheid
- Verstandelijke beperking
- Neuropsychiatrische aandoeningen (vooral autisme)
- Aangeboren afwijkingen (syndromen)
- Andere aandoeningen
Indeling:
3.2.
Slechthorendheid
3.2.1. Inleiding
- Niveau taalontwikkeling: invloed verschillende factoren
- 1,08 per 1000: bilateraal > 40 dB
- Slechthorendheid = verlies van 20 à 25 dB of meer
- VSTO: vanaf gehoorverlies van 25 à 30 dB (500-4000 Hz)???
,Perceptief verlies is veel ernstiger
3.2.2. Taalkenmerken bij slechthorende kinderen
3.2.2.1. Matige tot ernstige slechthorendheid:
- Juiste invloed van wisselende geleidingsverliezen?
- Waarschijnlijk: 20-40 dB gehoorverlies van 0-3 jaar negatieve invloed op taalontwikkeling
geen consensus (Manders, 1990; Roberts et al, 2004)
- Studie Anteunis & Engel (2000): gevolgen OME met gehoorverlies tussen 0 en 2 jaar (buisjes)
o Gehoorverlies van > 20 dB in 50% van de tijd aanwezig: vermindering score
receptieve schaal RTOS
o Expressief: vermindering van 1.5 morfeem MLU
Duidelijke daling in de hoge frequenties, heeft
gegarandeerd problemen met het spraakverstaan
- Invloed perceptieve
slechthorendheid op taalontwikkeling?
- Afhankelijk van ernst, tijdstip en duur
- > 60 dB verlies voor 4 jaar ernstige belemmering taalontw.
- Kenmerken spr.- en taalontw. (van den Dungen & Verboog,
1998; Goorhuis & Schaerlaekens, 2000; Bol & Kuiken, 1988)
Problemen op verschillende gebieden:
- Fonologisch/fonetisch: vertraagd brabbelen, weglatingen
medeklinkers en substituties; klinkerwisselingen
- Semantisch en grammaticaal (cf. onderzoeken):
o Woordenschat: vertraagd en beperkt
o Missen brede omgevingstaal: taaldeprivatie
o Onvoldoende taalbegrip
o Weinig gedifferentieerde morfosyntaxis: kortere stereotiepe zinnen, morfologie
- Pragmatisch: minder initiatief, faalangst…
3.2.2.2. Taalkenmerken bij prelinguaal dove kinderen
- Doofheid valt niet steeds goed op: belang neonatale
gehoorscreening (Algotest)
- Afname vocalisaties en geen canoniek brabbelen (mamama
papapapa)
- (Supra)segmentele aspecten gestoord (prosodie: ritme, intonatie,
…)
- Taalontwikkeling verloopt heel anders: belang gebaren (1 e gebaar
vroeger dan 1e woord?)
, - Cochleair implantaat: 4 m = beter resultaat
- Taalverwerving afhankelijk van communicatiemethode en gehoorversterking
- (hoort zelfs het geluid van een laagvliegende straaljager niet meer)
3.2.2.3. Communicatiemethoden
Auditief-orale methode:
- Nadruk op luisteren en spreken (hoortoestellen en CI)
- belangrijkste problemen (vroeger) onvoldoende spreek- en taalvaardigheid (geringe
integratie); negatief zelfbeeld
- Verbetering techniek CI: betere perspectieven
Totale Communicatie: combinatie spraak met gebarensysteem (bv. SMOG), vingerspelling, grafische
middelen discussie aanhangers en tegenstanders m.b.t. effect gebaren op taalontwikkeling
Tweetalige opvoeding: gesproken taal en gebarentaal betere ontwikkeling cognitie en taal
Studie Preisler (1999): natuurlijke communicatiepatronen verdwijnen bij oraal-aurale methode!
3.3. Verstandelijke beperking
3.3.1. Inleiding
Reeds lang bekend: beperkte taalvaardigheden en gebrekkige communicatie nieuwe definitie van
verstandelijke handicap (A.A.M.R. – Luckasson e.a., 1992)
“ … verstandelijke beperking slaat op substantiële beperkingen in het huidig functioneren van
mensen. Verstandelijke handicap wordt gekenmerkt door een significant beneden gemiddeld
intellectueel functioneren dat samen voorkomt met beperkingen in 2 of meer gebieden van adaptief
gedrag. Daarbij worden volgende gebieden onderkend: communicatie, zelfredzaamheid, wonen,
sociale vaardigheden,…”
Verschillende niveaus: prevalentie 0,76% à 1%
- Lichte V.B.: IQ 50 – 70 en O.L. 7 tot 10 j. (80%) (in het BUSO, leren lezen en schrijven)
- Matige V.B.: IQ 35 – 49 en O.L. 5 tot 7 j. (12%) (vrij zelfstandig, eenvoudig lezen en schrijven)
- Ernstige V.B.: IQ 20 – 34 en O.L. 2 tot 5 j. (7%)
Intensieve begeleiding nodig
- Zeer ernstige V.B.: IQ < 20 en O.L. < 2 j. (1%)
Vaak meervoudige handicaps; zeer zorgbehoeftig; totaal afhankelijk van omgeving
Schatting: > 50% ontbrekende of gestoorde taal en 75% (IQ < 50) ernstige beperkingen in functionele
communicatie
Taal- en communicatieproblemen als gevolg van:
- Specifieke syndromen: > 150 syndromen gekenmerkt door ernstige spraak- en taalproblemen
(Shprintzen, 1997)
- Aangeboren of verworven neurologische handicaps (epilepsie)
- Neurosychiatrische problematiek: Autisme (hoge prevalentie!)
- Zintuiglijke handicaps (gehoor + visus!)
- Dementie (Down syndroom)