De economische wetenschap bestudeert hoe we omgaan met het keuzeprobleem
(het economisch probleem). Een econoom bekijkt hoe we keuzes maken bij het
inzetten van schaarse middelen om onbeperkte behoeften te voldoen.
Keuzeprobleem: mensen hebben behoeften tegenover zijn er middelen die nut
hebben maar schaars zijn.
Behoeften:
• Primaire behoeften
o Levensnoodzakelijk
• Secundaire behoeften
o Behoeften die we willen (extra)
à Een gsm is een primaire behoefte in de moderne samenleving maar een
iPhone is een secundaire behoefte omdat er goedkopere modellen bestaan die
hetzelfde kunnen doen.
Schaarse producten: als de vraag groter is dan het aanbod wanneer het product
gratis verkrijgbaar is.
Niet-schaarse producten (= vrije goederen): je kan er vrij over beschikken zoals
lucht, de zee, zonlicht, …
Hoe we onze middelen verspreiden om zoveel mogelijk nut te hebben =
allocatieprobleem.
Economie bestudeert ook:
• Distributieprobleem: hoe je de voordelen die je haalt uit de inzet van
middelen kan verspreiden over je samenleving
• Stabilisatieprobleem: hoe je aan een goed beheer van schaarse middelen
doet door je beschikbare middelen optimaal aan te wenden
De economische wetenschap houdt zich bezig met welvaart en niet met welzijn
(de economie kijkt niet of de bevolking gelukkig is met het geld dat ze hebben).
Micro-economie: één economische agent.
Macro-economie: verschillende economische agenten samennemen en globaal
bekijken.
1
,Hoofdstuk 1: consumenten
Eerste wet van Gossen: het marginaal nut van een goed daalt wanneer men er
meer en meer van consumeert.
Tweede wet van Gossen: de consument maximaliseert zijn nut wanneer het
marginaal nut per uitgegeven euro voor alle goederen uit zijn goederenpakket
gelijk is.
De wet van de vraag:
• Stap 1: eerste wet van Gossen
• Stap 2: indifferentiecurve (preferenties)
• Stap 3: budgetrechte (prijzen en inkomens)
• Stap 4: individuele vraagcurve bepalen
à Stap 2 en 3: verschillende goederen kiezen en deze ten opzichte van elkaar
opzetten (op een indifferentiecurve).
Examen vraag:
Leg de prijselasticiteit uit.
Kardinaal nut: het subjectief nut dat iemand ervaart (is niet meetbaar).
Ordinaal nut: het nut van goederen vergelijken en rangschikken.
Als we spreken van marginaal nut kunnen we niet onder de nul gaan.
Totaal nut: cumulatieve optelling van alle nutten.
Indifferentiecurven zijn opgesteld uit goederencombinaties die de consument
eenzelfde nut geeft.
Indifferentiecurven worden opgesteld in een preferentieschema.
Voorbeeld preferentieschema:
2
,Alle punten op de curve maken je even “gelukkig” (hebben evenveel nut).
Hoe verder jij je van de oorsprong bevindt, hoe meer genot je ervaart.
Een indifferentiecurve die zich verder van de oorsprong bevindt, kan je bereiken
door een groter inkomen.
Eigenschappen indifferentiecurve:
• Ze zijn dalend
• Snijden elkaar niet
• Bolle kant naar de oorsprong
• Hoe verder van de oorsprong, hoe hoger het nutsniveau
• Identiek voor elke persoon
• Maximale behoeftebevrediging: elke consument kiest een combinatie op
een zo hoog mogelijke indifferentiecurve
Budgetrechte: alle combinaties die de consument kan kopen met zijn budget.
Y = P1*Q1 + P2*Q2
Met:
Y = inkomen
P = prijs
Q = hoeveelheid
Voorbeeld budgetrechte: Tweede wet van Gossen:
Budgetrechte gaat richting de oorsprong als het inkomen daalt.
Draaiing van de budgetrechte als er een prijswijziging is.
3
, Nominale inkomensverandering: als het inkomen (in euro) van de consument
verandert.
Reële inkomensverandering: als de prijzen minder stijgen dan de nominale
inkomensstijging, dan kan de consument meer goederen en diensten kopen.
à Verandering in koopkracht.
Voorbeeld reële inkomensverandering:
Het inkomen van de consument gaat van 10 000 euro/jaar naar 11 000 (stijging
van 10%). Als de prijzen in dezelfde periode met 5% stijgen, dan stijgt zijn
koopkracht met 110%/105% - 1 = 4,76%.
Nominale versus reële inkomenswijziging
Gedragseconomie: techniek om het gedrag van de consument te beïnvloeden.
à Vaak onbewuste stimulans/ subtiel
Een gewenst gedrag stimuleren, prikkels geven aan iemand om de persoon in
een bepaalde richting te sturen = nudgen.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noamdemuynck. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.