Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Educatieve Technologie: Colleges + ALLE teksten samengevat €10,96
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Educatieve Technologie: Colleges + ALLE teksten samengevat

 4 vues  0 fois vendu

Samenvatting Educatieve Technologie: Colleges + ALLE teksten samengevat

Aperçu 4 sur 111  pages

  • 30 décembre 2024
  • 111
  • 2024/2025
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (7)
avatar-seller
emmajoris
Educatieve Technologie



College 1: Geschiedenis van educatieve
technologie & possibilisme
WHAT’S IN A NAME?

Onderwijskundige ontwerpen gebeuren in verschillende contexten (niet alleen in het
onderwijs) zoals bv. in het leger,…

Instructional media = educatieve technologie:

 Gedrag van de lerende en alles rond leren
 Kernactiviteiten: Ontwerpen, ontwikkelen, implementeren, managen, evalueren en
analyseren.
 Kernpraktijk: hoe kan media gebruikt worden voor onderwijskundige doeleinden.
Hoe kan technologie het onderwijs verbeteren?
o Het gebruik van media voor onderwijskundige doeleinden = technologie
voor het onderwijs
o Het gebruik van systematische onderwijskundige ontwerpprocedures =
technologie van het onderwijs
 Onderwijskundig systematisch ontwerp procedures = de technologie van het
onderwijs, het is de benadering om na te denken over hoe technologie het
onderwijs kan verbeteren.
 OPO Educatieve Technologie: vooral technologie voor het onderwijs, maar met
linken naar technologie van het onderwijs.

SAMENVATTING REISER 2001: GESCHIEDENIS VAN INSTRUCTIONAL MEDIA


INLEIDING
Een definitie van het vakgebied wordt gepresenteerd, waarbij het analyseren van leer- en
prestatieproblemen, het ontwerpen, ontwikkelen, implementeren, evalueren en beheren
van instructieve en niet-instructieve processen centraal staan. Dit alles heeft als doel om
leren en prestaties te verbeteren in verschillende omgevingen, zoals
onderwijsinstellingen en de werkplek.

De auteur vergelijkt zijn definitie met die van de AECT (1994), waarin vijf categorieën
van activiteiten worden genoemd: ontwerp, ontwikkeling, gebruik/implementatie, beheer
en valuatie, met een extra categorie toegevoegd in de huidige definitie: analyse. Verder
gaat deze definitie dieper in op prestatieproblemen en het gebruik van zowel instructieve
als niet-instructieve oplossingen.

Er wordt beargumenteerd dat de term "instructional design and technology"
(onderwijskundig ontwerp en technologie) een betere benaming is voor het vakgebied
dan "instructional technology" (onderwijstechnologie). Veel mensen associëren de
laatste term vooral met hardware en software, zoals computers en projectoren, terwijl
de nieuwe term beide kernconcepten – onderwijskundig ontwerp en technologie – beter
omvat.




Pagina 1 van 111

, Educatieve Technologie




HISTORY OF INSTRUCTIONAL MEDIA
Dit deel van het artikel beschrijft de geschiedenis van instructional
media (onderwijstechnologie), waarbij de nadruk ligt op hoe verschillende fysieke
middelen, behalve de leraar, het schoolbord en het lesboek, werden gebruikt om
instructie aan leerlingen te bieden.

 Het artikel van Ramsey zal focussen op instructional design.

Schoolmusea waren een vroege vorm van media voor onderwijsdoeleinden in de VS,
met het eerste museum geopend in St. Louis in 1905. Deze musea verspreidden visuele
leermiddelen zoals stereografen, dia's en films, die als aanvullende leermiddelen werden
beschouwd naast de leraar en het lesboek. Hoewel schoolmusea zeldzaam zijn geworden,
zijn moderne media centra vergelijkbare instellingen.

De visuele instructiebeweging (vroege 20e eeuw) richtte zich op het gebruik van
visuele media zoals films en dia's in het onderwijs. Ondanks grote voorspellingen van
figuren zoals Thomas Edison over de vervanging van boeken door films, gebeurde dit
niet. Wel groeide de beweging, met de oprichting van professionele organisaties en
opleidingsprogramma's voor visuele instructie.

De audiovisuele instructiebeweging volgde in de jaren 1920 en 1930, aangedreven
door nieuwe technologieën zoals radio en geluid in films. Ondanks de hoop dat radio
onderwijs zou revolutioneren, bleef de impact ervan op het onderwijs gering. De
beweging bleef echter groeien, met de oprichting van de Department of Visual Instruction
(nu AECT) in 1932, die een leidende rol speelde in de verdere ontwikkeling van het veld.

Kortom, hoewel verschillende media werden gezien als potentiële revoluties in het
onderwijs, bleef hun rol vaak aanvullend, met leraren en boeken als de primaire middelen
van instructie.


WORLD WAR 2
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vertraagde de groei van de audiovisuele
instructiebeweging in scholen, maar audiovisuele middelen werden op grote schaal
gebruikt in het leger en de industrie. De Amerikaanse luchtmacht produceerde meer
dan 400 trainingsfilms en 600 filmstrips, die miljoenen keren aan militair personeel
werden vertoond. Hoewel er weinig harde gegevens werden verzameld over hun
effectiviteit, beschouwden militaire instructeurs deze middelen als nuttig voor training.
De Duitse Generale Staf erkende zelfs dat Amerika verrassend snel haar troepen kon
trainen met behulp van filmonderwijs.

Ook civiele arbeiders in de industrie werden voorbereid via trainingsfilms. De federale
overheid richtte in 1941 de "Division of Visual Aids for War Training" op, die 457
trainingsfilms produceerde. Deze films verkortten de trainingstijd, verhoogden de
interesse en verminderden verzuim in vergelijking met traditionele trainingen.

Naast films werden andere audiovisuele middelen ingezet, zoals overhead- en dia-
projectoren, audioapparatuur voor taallessen en simulators voor het herkennen van
vliegtuigen en schepen.




Pagina 2 van 111

, Educatieve Technologie




POST WORLD WAR 2
Na de Tweede Wereldoorlog werd het succes van audiovisuele middelen in militaire
trainingen erkend, wat leidde tot een hernieuwde interesse in het gebruik van deze
middelen in scholen. In de jaren na de oorlog werden verschillende intensieve
onderzoeksprogramma's gestart om te onderzoeken hoe verschillende kenmerken van
audiovisuele middelen leren beïnvloeden.

De onderzoeksresultaten toonden echter herhaaldelijk aan dat het niet de media zelf
waren die het leerproces verbeterden, maar de gebruikte onderwijsmethoden. Critici
suggereerden dat onderzoek zich niet alleen moest richten op de kenmerken van de
media, maar ook op hoe media het leren beïnvloeden (Kozma) of op de
onderwijsmethoden die door de media worden overgebracht (Clark). In de
afgelopen jaren zijn dergelijke studies steeds vaker uitgevoerd.


THEORIES OF COMMUNICATION
In de vroege jaren 1950 raakten leiders van de audiovisuele instructiebeweging
geïnteresseerd in communicatiemodellen, zoals die van Shannon en Weaver (1949).
Deze modellen benadrukten dat communicatie niet alleen draait om het medium, maar
om het gehele proces, inclusief de zender, ontvanger en het kanaal. Berlo (1963)
stelde dat de communicatiemethode centraal moest staan, en dat het medium slechts
secundair was. Hoewel audiovisuele praktijken aanvankelijk weinig werden beïnvloed
door deze ideeën, hielpen ze uiteindelijk om het perspectief van de audiovisuele
beweging te verbreden en meer aandacht te besteden aan het gehele
communicatieproces.


INSTRUCTIONAL TELEVISION
In de jaren 1950 groeide de interesse in televisie als instructiemiddel enorm, dankzij de
toewijzing van educatieve tv-kanalen door de Federal Communications Commission en
financiering van de Ford Foundation. Hierdoor werden veel educatieve
televisiestations opgericht, en de Ford Foundation investeerde meer dan $170 miljoen
in projecten zoals gesloten televisiesystemen en luchttelevisie-instructie. Hoewel de
verwachtingen hoog waren, nam de interesse in de jaren 1960 af vanwege middelmatige
programma's en externe financieringsproblemen. Factoren zoals de weerstand van
leraren, hoge kosten en beperkte onderwijseffectiviteit beperkten het succes van
instructietelevisie.


SHIFTING TERMINOLOGY
In de jaren 1970 begonnen de termen "onderwijstechnologie" en "educatieve
technologie" de term "audiovisuele instructie" te vervangen om het gebruik van media
voor onderwijsdoeleinden te beschrijven. Dit werd weerspiegeld in naamswijzigingen
van belangrijke organisaties en publicaties, zoals de Department of Audiovisual
Instruction die de Association for Educational Communications and Technology (AECT)
werd. Ondanks de veranderende terminologie waren de meeste deskundigen het erover
eens dat tot dan toe instructiemedia weinig invloed hadden gehad op
onderwijspraktijken.


COMPUTERS: FROM 1950- 1995
Na het afnemen van de interesse in instructie via televisie, verlegde de aandacht van
veel onderwijsprofessionals zich naar computers. Hoewel de brede interesse in computers

Pagina 3 van 111

, Educatieve Technologie


als onderwijshulpmiddel pas in de jaren 1980 opkwam, waren er al eerder toepassingen
van computerondersteund onderwijs (CAI) in de jaren 1950. Pioniers zoals IBM
ontwikkelden de eerste CAI-programma's en -talen, terwijl onderzoekers als Gordon
Pask en Richard Atkinson bijdroegen aan de vroege toepassingen van CAI in scholen.

Desondanks had CAI tegen het einde van de jaren 1970 weinig impact op het onderwijs.
De komst van microcomputers in de vroege jaren 1980 leidde echter tot een toename
van het gebruik ervan in het onderwijs. Tegen januari 1983 werd rapportage dat meer
dan 40% van de basisscholen en 75% van de middelbare scholen in de VS computers
voor instructie gebruikte.

Educators waren aangetrokken tot microcomputers vanwege hun lage kosten en
gebruiksgemak. Ondanks de verwachtingen dat computers een grote impact zouden
hebben op het onderwijs, bleek die impact in de mid-jaren 1990 nog steeds beperkt.
Onderzoek wees uit dat hoewel scholen gemiddeld één computer per negen studenten
bezaten, het gebruik van computers in de klas vaak niet innovatief was. In basisscholen
werden computers vooral voor oefening gebruikt, terwijl middelbare scholen zich
voornamelijk richtten op het onderwijzen van computervaardigheden zoals
tekstverwerking.


RECENT DEVELOPMENTS
Sinds 1995 hebben snelle vooruitgangen in computer- en digitale technologie, evenals
het internet, geleid tot een toenemende interesse in en gebruik van deze media voor
instructiedoeleinden, vooral in het bedrijfsleven en de industrie. Een onderzoek onder
meer dan 750 bedrijven in de trainingsindustrie toonde aan dat het percentage trainingen
dat werd geleverd via nieuwe technologieën, zoals cd-roms en intranets, steeg van
minder dan 6% in 1996 naar meer dan 9% in 1997, met verwachtingen van meer dan
22% in 2000.

In het hoger onderwijs en het leger nam de interesse in internetonderwijs ook snel
toe. Van 1994-1998 verdubbelde het aantal inschrijvingen voor afstandsonderwijs
en steeg het percentage instellingen dat dergelijke cursussen aanboden van 33% naar
44%. In het leger kondigde de minister van het leger in 2000 aan dat er $600 miljoen zou
worden besteed aan afstandsonderwijs via internet.

Daarnaast was er een significante toename in de technologie beschikbaar in Amerikaanse
scholen; in 1998 was er gemiddeld één computer per zes studenten, en het percentage
scholen met internettoegang steeg van 50% in 1995 naar 90% in 1998. Desondanks blijkt
uit onderzoek dat de aanwezigheid van technologie in scholen niet automatisch leidt tot
een verhoogd gebruik ervan voor instructie. De meeste computers zijn vaak beperkt in
softwarecapaciteiten en de toegang tot internet is voor veel leerlingen beperkt.

Toch blijkt uit de gegevens dat er sinds 1995 een significante toename is in het gebruik
van instructiemedia in verschillende settings, waaronder het bedrijfsleven, de industrie,
het leger en het hoger onderwijs. Redenen voor deze toename zijn onder meer de
kosteneffectiviteit van internet voor het bieden van instructie aan verspreide leerders,
en de toegenomen interactieve mogelijkheden van nieuwe media.

In tegenstelling tot traditionele media, die voornamelijk gericht waren op interactie
tussen leerlingen en inhoud, maakt het internet interactie mogelijk tussen leerlingen,
instructeurs en de inhoud. Daarnaast hebben de geavanceerde multimedia-capaciteiten
van computers het voor onderwijsprofessionals gemakkelijker gemaakt om complexe
leerervaringen te ontwerpen die variëren in presentatievorm en feedback. Dit heeft
geleid tot een grotere interesse van educatieve ontwerpers, vooral vanuit een


Pagina 4 van 111

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur emmajoris. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

49051 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 15 ans

Commencez à vendre!
€10,96
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté