Sociologie
Deel 1
Inleiding:
Sociologie= studie/gemeenschap van mens en maatschappij
Doel: begrijpen doe samenleven en samenleving werken
Metafoor: sociale voor de mens, als water voor vis
Grondleggers sociologie: sociale fysica → sociologie
Naam Jaar Foto Ambitie
Auguste Comte 1798-1857 wetten van de
“vader van samenleving
sociologie” blootleggen zoals
natuurwetenschappen
Emile Durkheim 1858-1917
Max Weber 1864-1920
Karl Marx 1818-1883
Hoofdstuk 1:
Sociologie bestudeert het ‘sociale’
2 dimensies:
Sociale als morele kwaliteit
1
, Sociologie
Sociale als feitelijkheid
Samengevat
Sociologie onderzoekt:
-sociale feiten die voortspruiten uit circulaire causaliteit
-kan vanuit bril van actorperspectief of
systeemperspectief
Theorieën vanuit actorperspectief: onderzoeken de sociale constructie van de
sociale werkelijkheid. Agency (actor)-theorieën bv Max Weber
Theorieën vanuit systeemperspectief: onderzoeken de sociale bepaaldheid door
na te gaan hoe bepaald systeem sociaal handelen beïnvloedt. Structure
(systeem)-theorieën bv. Emile Durkheim
Sociale constructie: actorperspectief
Sociaal handelen (Weber)
Handelen is sociaal wanneer actor op basis van subjectieve betekenis die hij aan
handelen toekent- rekening houden met gedrag van anderen en daardoor wordt
beïnvloeden.
Sociaal handelen verschilt van gedrag
Sociaal handelen kan gericht zijn op verleden, heden of toekomst
Weber ontwikkelde typologie van sociaal handelen: 4 ideaaltypes
2
, Sociologie
Handelen is sociaal wanneer actor op basis van subjectieve betekenis die hij aan
handelen toekent-rekening houdt met gedrag van anderen en daardoor wordt
beinvloedt
1. Actief sociaal handelen: steunt op emotie, is onbewust niet rationeel
pure uiting van emotie. Bv student haalt onverwacht goede punten,
omhelst spontaan vriend die naast hem staat (gedrag gestuurd door
emotie)
2. Traditioneel sociaal handelen: steunt op gewoonte of traditie,
grotendeels onbewust: omdat het zo hoort, omdat we zo geleerd hebben.
Bv. huwen voor kerk, etiquette, beleefdheidsregels
3. Doelrationeel handelen: handelen met oog op het bereiken van doel.
Bv. student maakt strikt plan een studeert paar uren per dag met doel
hoge cijfers halen. (middelen worden afgewogen tegen het doel)
4. Waarderationeel handelen: handelen gebaseerd op ethische, religieuze,
esthetische of sociale waarde. Bv. arts die gratis medische zorg verleent
aan kansarme patiënten. (ethisch principe)
ACTOR analyse van het sociale
1. Thomas Theorema
-Thomas theorema: “if people define situations as real, they are real in their
consequences”
-to understand human interactions and relations, sociologists have to understand
both reality, and perceived reality
2/Self-fulfilling prophecy, Self-
denying prophecy (Merton)
3. Zelfbeeld als sociaal construct (Cooley) the looking glass self
Ons zelfbeeld ontwikkelen we op basis van internaliseren van reacties van
anderen op ons.
We vragen voortdurend hoe we eruit zien in ogen van anderen en hoe we worden
beoordeeld.
4. Perverse effecten
3
, Sociologie
Individueel handelen leidt tot collectieve gevolgen. Die gevolgen kunnen soms
onbedoeld/ongewenst zijn. Terwijl op actorniveau het bepaalde gedrag uitermate
rationeel/verstandig is.
4. Perverse effecten-Mattheuseffecten (Robert Merton)
Mattheuseffect= vakterm voor rijken die rijker worden en armen die armer
worden. Hierbij halen hogere inkomensgroepen meer voordeel uit sociale
voorziening dan lagere inkomensgroepen. Bv. sociale ongelijkheid,
schuldindustrie, gentrificatie
Sociale bepaaldheid: sociaal systeem perspectief
Sociaal handelen verklaren?
Kijken naar systeem waarin sociaal handelen tot stand komt= structuur en
cultuur
Durkheim: studie La suicide (1897)
-Bestudeert zelfdodingscijfers van verschillende Europese landen
-Hoewel hoogst individuele daad, ontwaart hij tendensen
-“Iedere maatschappij is geneigd jaarlijks een vast aantal individuen aan te
zetten tot zelfmoord”
-sociale factoren, zoals de mate van sociale integratie en regulering, spelen
volgens Durkheim een cruciale rol in zelfmoord
Durkheim identificeert 4 types zelfdoding: -Egoïstische, Bv. lagere
zelfmoordcijfers gehuwde mannen dan bij
ongehuwde mannen (te weinig integratie)
-Altruïstische, Bv. zelfmoordpiloten, 9/11
WTC torens (te veel integratie)
-Anomische, door normloosheid → typisch
voor de moderne samenleving (te weinig
regulatie)
-Fatalistische, Bv. hoger zelfmoord bij
slaven, het leger, vrouwen Taliban (strenge
regels, minder keuzevrijheid), (te veel
regulatie)
1. Structuur bepaalt sociaal handelen
Hoe werkt structuur?
Individuen nemen in samenleving op basis van verschillende kenmerken posities
in (zorgt voor invloed, macht en gezag).
Dit leidt tot boven- en onderschikking van posities= hiërarchie
=veroorzaakt onder andere sociale ongelijkheid
Richard Wilkinson & Kate Pickett- The spirit level (2009)
4