Anatomie functies
Circulatiestelsel
● musculus papillares: kleppen toe slaan, voorkomy de terug slag + stabiliseert
● geleidingsweefsel: de prikkel tot contractie de hartspier bereikt in goede volgorde
● endocard: binnenste laag bloedvaten, hartkleppen
● Fossa ovalis: verbinding tussen linker en rechter atrium (dicht bij geboorte)
● Diastole: hand ontspant, vult met bloed
● systole: hard trekt samen en pompt bloed weg
● Pulmonalis klep: opent in zin van bloedstroom, verhinderd de terug strooming van bloed
tijdens diastole, bloeddruk lager diastole dan systiole, geen chorda tendinea, toe bij
tweede hartoon, begin diastole
● vena sinus coronarius: terug bloed in het hart VENEUS
● Anastomoses: omleiding, omwegen bloed
● ischemie: zuurstoftekort
● prikkel: zorgt dat bloed gepomt is van atria tot ventrikel naar aorta en truncus pulmonalis
● sinoatriale knoop van keith ack: Pace maker van het hard, zorgt voor arteriale contractie
● AV-knoop: impuls van SA knoop komt terecht bij AV, gaat vertragen zodat tijd om bloed te
vullen
● Bundel van his en purkinje vezels: zorgt voor samentrekking en bloed pompen nr long/
lichaam
● innervatie: geen rol bij regelmatigheid contractie ma wel frequentie
● Efferent OSy : verhoging hart freq
● Afferetn OSy: pijn ndoor zuurstof tekort
● Efferent PSY: verlagen hart freq via n vagus
● Afferent PSy: druggevoelig
● Foramen ovale: foetale circulatie, verbinding tussen beide atria, 02 rijk bloed doorheen
● vasoconsrtrictie: reg bloedstroom, diameter kleiner door OSY
● Vasodilatiatie: verlaging bloeddruk OSy
● Capilaire: roze kleur van huid
● Venen: voeren bloed onder lage druk
● Lymfesysteem: uit bloedbaan gelekte vloeistoffen terug nr bloed, afweersysteem vh
fl
, lichaam, zware prot verwijderen, opnemen verwerwering producten, vochtbalans, vreem
meteriaal verwijderern, imuunrespons
● lymfevaten: vervoeren opgenomen weefsel vocht naar veneus deel
● Portale circulatie: zorgt dat veneus bloed van spijsvertering niet direct naar cava inferior,
eert vena porta verzamelen
● truncus broncho-mediastinalis: vervoert lymfe van trachea, bronchi en longen en 20% van
borstklier
● ductus thoracica: vervoert lymfe van beide ledematen, beide zijde buikwand onder navel,
linker zijde van buikwand en thorax, spijsverteringstelsel
● Lymfeknoop (nodus lymphaticus): alle lymfe ontmoeten
● B lyfocyten: antilichamen produceren
● T-lymfocyten; thylus, zorgen cellulaire immuniteit
● Regionale lymfeknope: eerste lymfeknoop dat lymfe ontmoet, pathologisch belang, tumor
● Milt: plaats waar lymfe vermenig vuldigen, immuunfuncti, bloedzuiveren, macrofagen
verwijderen, opslaan van afbraak producten van rode bloedcellen, in foetus productie
rode bloedcelle, opslaan bloedplaatjes
● thymusklier: belang eerste levens jaren, immaturen lymfocyten matueren, na geboorte
produceert hormonen, ontw tot T cellen
● Tonsillen: verzamelen en verwijderen van pathogenen via voedsel of ingeademde lucht
Zenuwstelsel
● blood-brain barrière: milieu in hersenen constant houden
● Cerebrum: bep delen hebben andere functies, samenwerking nodig
● integratieve functie cerebrum: omvat alle processen die plaatgrijpen tussen het
binnekomen van sensorische prikkel en uitzending van motorishce impuls
● Lateralisatie: werkverdeling
● Cerebrale dominatie: taal domineeert
● thalamus: leren, motorische activiteite, geheugen, opwinding
● Hypothalamus: controlecentrumen handhaving van homeastase, lichaamtemp, waterbala
● Epithalamus: maakt melatonine voor slapen en waken cyclus
● medulla oblongata: verbindt hersenen met ruggenmerg
● middenhersenen: re excentre
fl