Conceptenlijst
Feminisme (Karen Offen en Sara Ahmed) p.1-2
Biologisch determinisme: tegengesteld aan sociale constructie van gender.
Gender is biologisch bepaald met vastgelegde gedragingen, rollen,…
The new gender paradox: meer ruimte voor genderfluiditeit (niet enkel non-binair
maar ook vrouwen die ‘mannenjobs’ doen bv.) maar de onderliggende structuren
zijn er niet helemaal aan aangepast
Politeia: ideale samenleving/staat (Plato)
Timaus: scheppingsmythe (Plato)
Dualisme: (geslachtsloze) ziel versus (geslachtelijk) lichaam
Reproductiviteit: voortbrengen van nageslacht
Androcentrisme: een specifieke maar diep gewortelde vorm van seksisme
Gegenderde dualismen: rede/emotie, cultuur/natuur, autonoom/heteronoom,
objectief/subjectief, publiek/privaat – eigenschappen die tegenover elkaar staan,
met het ene meer specifiek voor vrouwen en het andere voor mannen
Catch 22: een situatie waar je niet uit kunt komen vanwege botsende regels of
tegenstrijdige voorwaarden
Implicit bias: onderwaardering als gevolg van onbewuste genderschema’s
Over-confidence bias: sterk vertrouwen in onfeilbaarheid van het eigen gelijk,
versterkt implicit bias
Double bind: damned if you do and damned if you don’t, in beide gevallen
negatief
Dienstbaarheid: ondergeschikt, tonen dat je je ondergeschikt wilt maken aan een
collectief belang
Complementariteit: de eigenschappen van mannen en vrouwen zorgen voor een
harmonieuze samenleving als iedereen de eigen rol opneemt
Cynische filosofen: levenswijze in teken van soberheid, onafhankelijkheid,
medemenselijkheid, ‘schaamteloosheid’ (hippies van de maatschappij,
anarchisten - morele kritiek)
Unio mystica: eenwording van de ziel met God, mystieke huwelijk
Ascetische levensstijl: een leven leiden van strikte zelfdiscipline en onthouding
van lichamelijke en materiële genoegens
Scholastiek: middeleeuwse academische filosofie die van universiteiten uitgaat,
in tegenstelling tot de monastieke filosofie van de Kerk
Begijnen: Geleerde vrouwen in abdijen en kloosters en spiritueel leiderschap in
religieuze en lekenbewegingen
Intentie-ethiek: menselijke ervaringen als uitgangspunt van reflectie en belang
van wederzijdse begripsvorming, intentie achter handelen bekijken
,Mystiek: het hartstochtelijk streven naar een persoonlijke vereniging van de ziel
met God
Liefdesmystiek: ‘mahabba’ (Islam) - zuivere, alomvattende, belangeloze liefde
Querelle des femmes: een literair-historisch debat over de positie en de natuur
van de vrouwen in de premoderne samenleving in Europa
‘nieuwe filosofie’: (Descartes, 1596-1650, “Cogito ergo sum”) - het mechanistich
wereldbeeld, waarin de hele wereld als een soort van mechanisch apparaat werd
gezien beheerst door wiskundige wetmatigheden
Radicale twijfel: alles in twijfel trekken
Dualistische metafysica (lichaam/ziel): rede cultiveren bij vrouwen, vooroordelen
ontmaskeren via redelijk denken
Exotisme: Europese vrouwen onderdrukt door patriarchaal huwelijkssysteem,
vrouwen ‘vrijer’ in andere samenlevingen (bijv. Diderot)
Oriëntalisme: Europese vrouwen ‘vrijer’ dan in het Oosten (bijv. Buffon)
Gelijkheidsdenken (abstract individualisme): nadruk op gelijke rechten
Verschildenken (exclusief universalisme): nadruk op verschillen, eigen rollen per
gender
Pratique féministe: feministische praktijken
Pratique feminine: acties gedaan door vrouwen
Abolutionistisme: beweging die leidde tot afschaffing slavernij
Vooruitgangsdenken: het idee dat technologische vernieuwing de mensheid
uiteindelijk zal verlossen uit elk voorspelbaar leiden
Maakbaarheid: Als het vrije handelen van de mens als noodzakelijke voorwaarde
voor vooruitgang wordt beschouwd, dan wordt wel gesproken van de
maakbaarheidsgedachte.
Vals universalisme: het idee dat bepaalde waarden of normen als "universeel"
worden gepresenteerd, maar in werkelijkheid cultureel, sociaal of ideologisch
bepaald zijn
Romantiek: hoe de natuur het bedoeld heeft, is de goede manier
Hiërarchische tweedeling: tweedelig waarvan de ene als beter of hoger gezien
wordt dan de ander
Transcendentie: een man is meer dan louter man
Immanentie: vrouw is louter vrouw
Politieke domein: mannelijke eigenschappen (rationaliteit, onpartijdigheid,
gelijkheid, autonomie) –> uitsluiting van inspraak in wetten, bestuur etc
Private domein: vrouwelijke eigenschappen (affectie, bescheidenheid,
ondergeschiktheid, volgzaamheid) -> ondergeschikt aan mannelijk gezag
Sociaal contract: tussen vrije, zichzelf besturende burgers, gaat gepaard met een
Seksueel contract: onderwerping van vrouwen aan mannen
,Contractdenken: benadering van ethiek en sociale organisatie waarbij de nadruk
ligt op de afspraken, impliciete of expliciete, die mensen met elkaar maken om
samen te leven
Evolutiedenken: verandering en ontwikkeling in de natuur (en ook in menselijke
samenlevingen) plaatsvinden door een proces van geleidelijke, stapsgewijze
aanpassingen en selecties. Dit denken is sterk beïnvloed door de evolutietheorie
van Charles Darwin, die stelt dat soorten zich over tijd aanpassen aan hun
omgeving door middel van natuurlijke selectie
Lineaire hiërarchisering: op basis van ras (evolutie in lijn per rassen) -> vgl. van
mannelijke subjecten (schedels om verschillen te bestuderen)
Binaire hiërarchisering: op basis van sekse (binaire indeling) -> vgl. tussen (witte)
mannen & vrouwen
Fysiologisch determinisme: lichaam bepaalt wie iemand is en wat die persoon kan
Dissenters: mensen tijdens het ancien régime die geen lid waren van de
staatskerk (Anglicaanse Kerk) of de publieke kerk (gereformeerde kerk), maar van
een andere kerk of geloofsgemeenschap.
Republikeinse filosofie: afschaffing van privileges (<-> klassieke liberalisme).
Algemeen: een politiek systeem dat de vrijheid waarborgt door het instellen van
een rechtsstaat die niet arbitrair genegeerd kan worden door de uitvoerende
macht
The beauty trap: de maatschappelijke druk op vrouwen om schoonheid na te
streven en hun waarde te baseren op uiterlijk. Ze ziet deze nadruk op schoonheid
als een belemmering voor de intellectuele en morele ontwikkeling van vrouwen.
Duties: sociale verantwoordelijkheden
Virtue: morele idealen
Valse sentimentaliteit: oppervlakkige of onechte uitdrukking van emoties die niet
oprecht zijn, maar eerder bedoeld zijn om een bepaald beeld van moraliteit of
deugdzaamheid te projecteren. Het impliceert een sentimentaliteit die niet
gebaseerd is op echte morele gevoelens of diepgaande overtuigingen, maar
eerder op sociale verwachtingen of een façade van zorgzaamheid.
Wollstonecraft’s dilemma (Pateman, 1989): gelijkheid vs. ondersteunen van
specifieke noden
Burgerlijke ideologie: sentimentele huiselijkheid & juridische onderschikking (cf.
Code Napoleon, 1804)
Vroeg/utopisch socialisme: presentatie van visioenen en schetsen voor
denkbeeldige of futuristische ideale samenlevingen, waarbij positieve idealen de
belangrijkste reden vormen om de samenleving in een dergelijke richting te
bewegen.
Relationeel feminisme: plaatst interpersoonlijke relaties in sociale en
institutionele netwerken en structuren. Deze reageren allemaal op elkaar, vormen
elkaar en hebben gevolgen voor de beschrijving van factoren en kenmerken van
onderdrukkende relaties
, ‘Jim Crow’ wetten: lokale wetten in het zuidelijke gedeelte van de Verenigde
Staten die segregatie en rassenscheiding vastlegden
Epistemologie: de leer van het weten of de kennis en richt zich op de vraag naar
waarheid of zekerheid.
Verschilfeminisme: Volgens verschilfeministen moet de strijd voor
vrouwenrechten bekeken worden vanuit de verschillen tussen mannen en
vrouwen.
Reglementarisme: iets moet vastgelegd worden in wetten en contracten met
controles (<> abolutionisme: afschaffing)
Puriteinse strijd: Centraal in het puritanisme staan de persoonlijke relatie met
God en Christus door het geloof en de levensheiliging van de christen
Gynocentrisme: een dominante of exclusieve focus op vrouwen in theorie of
praktijk
Amerikaans pragmatisme: richt zich op de praktische uitdrukking van ethiek door
middel van actie en ervaring, en beschouwt ethiek als een dynamisch proces dat
zich ontwikkelt door interactie met de wereld.
Duits idealisme: benadrukt rationele principes en conceptuele structuren, waarbij
ethiek en kennis voortkomen uit universele wetten die door menselijke rede en
zelfbewustzijn worden ontdekt.
Cultureel feminisme: feminisme dat context en cultuur mee in rekening neemt
Sympathetic understanding: kennis én empathie basis voor sociaal beleid
Historisch materialisme: dialectisch materialisme als methode om de
geschiedenis en de maatschappij te bestuderen
Standpuntdenken: telt de band tussen kennis en onderdrukking centraal: in een
machtsrelatie levert het standpunt van de onderdrukte andere, en betere, kennis
over de wereld op. Het standpuntdenken verandert bijgevolg fundamenteel het
heersende wetenschappelijk idee van objectiviteit, door de introductie van
onderdrukking, macht, verschil en tegengestelde belangen als cruciale factoren
in de productie van kennis en wetenschap.
Pronatalisme: “raciaal zuivere” vrouwen als biologische voortbrengsters van het
‘superieure’ ras -> ‘desirable births’ (cf. lebensborn programma)
Antinatalisme: “raciaal minderwaardige” vrouwen -> ‘undesirable births’ (cf.
gedwongen sterilisatie & genocide)
Meester-slaaf dialectiek: een verhouding van overstaande en onderstaande.
Meester kan enkel meester zijn als er een slaaf is. Vrouwen moeten ophouden
deze rol op te nemen. Zelf subject worden ipv object
Existentialisme: Het staat voor de filosofische stroming die zich bezighoudt met
de vraag wat het bestaan betekent
Sociaal constructivisme: een stroming die het leerproces ziet als een actief
proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat en gedeeld wordt met
anderen