COMMUNICATIEWEETEENSCHAP
PEN
HOOFDSTUK 1: INLEDING
Inzicht in communicatie nuttig voor sociologen, politieke wetenschappers, sociaal-
economische wetenschappers, en communicatiewetenschappers
… (en anderen):
• Sociologie: media bv. een belangrijke socialisatiebron
• Politiek: media zijn 4de macht, beïnvloeden publieke opinie, politici moeten
overtuigen (waakhondfunctie)
• Vb: Agenda setting: bepaald toppic op de politieke agenda zetten door
het volk
• Communicatie is essentieel voor (social) profit organisaties
Vb: Influencer ook belangerijke actor-> nemen als maar een grotere
rol in politieke participatie
Vb: Influencer marketing: influencers meer ingezet voor reclame te
maken
• Verantwoordelijkheid als mediaprofessionals + hoe als
communicatieverantwoordelijke omgaan met pers
Vb Bart de Pauw: grensoverschrijdend gedrag -> sorry video na
beschuldiging -> was niet goed gevonden door publiek en slachtoffers
-> had beter gewacht op communicatieverantwoordelijke
CommunicatieWETENSCHAP
Belang van theorieën, concepten/modellen, empirisch onderzoek (inhoudsanalyse, survey,
experiment, diepte-interviews, focusgroups, ….meta-analyses)
§ Wetenschappelijke literatuur (artikels in academische “journals”, boeken, …)
Social learning theory
Pas gedrag aanleren als het door de sociale wereld wordt aanvaard of er een beloning is (dan
grotere kans dat gedrag aanvaard wordt)
Vb games: beloning bij gta om iemand uit auto te trekken
Creeërd het spelen van videogames geweld
Possitieve correltaie tussen gamen en agressie?
Verschillende studies die verschillende resultaten bekomen
Maakt gebrruik van generale data -> zoeken linken tussen dingen die vaak niet kloppen:
sociale mediagebruik zorgt voor mental ilness
Valkenburg: belangerijke communicatiewetenschapper haalt andere factoren aan die zorgen
voor toename mental ilness (buiten sociale media)
1
,HOOFDSTUK 2: BASISCONCEPTEN EN
MODDELEN
INLEIDING
Communicatiewetenschap relatief jonge wetenschap (na WOII)
Communicatiewetenschappelijke fenomenen voordien onderzocht uit retoriek (e.g.,
Aristoteles), psychologie, sociologie
• Aristotles: Drie intrinsieke middelen om publiek te overtuigen; ethos
(persoonlijkheid en waarden van de spreker), pathos (inspelen op de emoties van
het publiek), logos (logica van argumentatie).
Ethos vb man vrouw
Pathos: vb politiekers: inspelen op angst van publiek (donald trump eating the dogs en cats)
publiek angstig voor onbekende
Logos -> argumentatie moet goed opgebouwd zijn (logisch op elkaar volgen)
WAT IS COMMUNICATIE
Woordenboekdefinities:
Overdracht of uitwisseling van informatie
-> Overdracht: Klemtoon op zender
> Eenrichtingsverkeer
Uitwisseling: gemeenschappelijk maken van ideeën
Dynamisch proces
Voorbeelden van wetenschappelijke definities:
§ Communication is a process whereby people assign meanings to stimuli in
order to make sense of the world (Trenholm, 1999)
§ Every communication act is viewed as a transmission of information,
consisting of discriminative stimuli, from a source to a recipient (T. Newcomb,
1966)
§ Communication is “the transmission of information, ideas, emotions, skills,
etc. by the use of symbols, words, pictures, figures, graphs, etc. (B. Berelson
& G. Steiner, 1966)
§ Communication is the verbal interchange of thought or idea (J.B. Hoben,
1954)
§ In the most general sense, we have communication wherever one system, a
source, influences another, the destination, by manipulation of alternative
symbols, which can be transmitted over the channel connecting them.
(Osgood et al. , 1957)
§ Communication may be defined as “social interaction through messages”
(Gerbner, 1967)
2
, § Human communication has occurred when a human being responds to a
symbol. (Cronkhite, 1976)
§ Communicatie is een proces waardoor een zender bewustzijnsinhoud
overdraagt of tracht over te dragen aan een of meerdere ontvangers en dit
door middel van een kanaal, signalen en tekens. (Fauconnier, 1973)
Twee belangrijke perspectieven
Processchool ziet communicatie als transmissie van boodschappen:
§ Nadruk op hoe zender en ontvanger encoderen en decoderen, hoe kanalen
en media efficiënt kunnen worden ingezet
§ Communicatie is een (beïnvloedings)proces
§ Verschil tussen output en input is een “fout”
§ Basis: psychologie en sociologie
Betekeniscreatieschool ziet communicatie als productie en uitwisseling van betekenissen
§ Nadruk op hoe boodschappen of teksten interageren met mensen om zo
betekenissen tot stand te brengen
§ Afwijkingen tussen zender en ontvanger niet noodzakelijk als “fout”
beschouwd, maar bv. als verschillen in de biografie in de ontvangers
§ Richt zich primair op de producten van communicatie (krantenartikels,
reclamespots, televisieprogramma’s, enz.)
§ Teksten maken en lezen worden beschouwd als parallelle processen
BREEK- OF DISCUSSIEPUNTEN IN DE DEFINITIE VAN
COMMUNICATIE
Voorbeelden:
§ Een man stuurt een SMS naar zijn vrouw om te zeggen dat hij die avond laat thuis
zal zijn van zijn werk. Zijn vrouw beantwoordt zijn SMS niet. Is er sprake van
communicatie?
§ Een student(e) komt naar het mondelinge examen. De docent(e) merkt dat hij/zij
zenuwachtig is: de student(e) heeft immers een rood aangelopen gezicht. Is er
sprake van communicatie?
§ Een stand-up comedian staat op het podium en vertelt zijn grappen. Helaas lacht het
publiek in de zaal niet. Is er in dit geval sprake van communicatie?
INTENTIONALITEIT ALS BREEKPUNT
§ Intentionaliteit: vier situaties
§ Teleologische opvatting = sterk vertegenwoordigd bij onderzoekers
massacommunicatie (communicatie = 1, eventueel ook 3).
§ “Gedragsopvatting”: studie vaninterpersoonlijke communicatie…(communicatie is 1,
2, 3, 4)
§ Probleem: Intentionaliteit vaak moeilijk vast te stellen
3
,Passief: actief model van McQuail
GESLAAGDHEID ALS CRITERIUM
“Er was communicatie tussen ons”, “De zanger had communicatie met zijn publiek”, “Zij
praatten wel, maar communiceerden niet…”
Fauconnier: GC = T + Ox + Ib + Ub
1. Transmissie (T) is van de boodschap, maar geen ontvangst (O);
2. Transmissie (T) en ontvangst (O) zijn, maar geen ontvangst door persoon x ,
maar wel door persoon y;
1. Transmissie (T) en ontvangst door persoon x (Ox) zijn, maar geen interpretatie
(I);
1. T, Ox en I zijn, maar geen juiste (bedoelde) interpretatie (Ib);
1. T, Ox, I en zelfs Ib zijn, maar de bedoelde uitwerking (Ub) blijft uit of er is een
verkeerde (niet bedoelde) uitwerking (Unb).
2. T + Ox + I + Ib + Ub = geslaagde communicatie
Voorbeeld: Deborah en Tim
Forrmule van fauconnier
1: Tim stuurt boodschap naar Deborah maar Deborah is bezig met een slang achter haar dus
ontvangt niet
2: Tim stuurt romantische boodschap naar Deborah maar hiervoor beeld van vreemdgaan
Tim dus is overstuur weggelopen en ziet de boodschap niet, vrouwen andere koppels
ontvangen boodschap wel
3: Deborah kan beeld niet verwerken om dat ze over haar toerren is (geen interpretatie van
liefdesboodschap Tim)
4: Deborah ontvangt boodschap maar interpreteerd het niet zoals tim het bedoelt -> hij wilt
me sussen en dan achter men rug lekker vreemdgaan
5: uitkomst is verkeerd want ze verlaten het eiland niet als koppel (geen verwachte uitkomst
van ontvanger)
6: Deborah volledig overtuigd van de boodschap van Tim en ze vertrekken als koppel van het
eiland
4
,EENRICHTINGS- OF TWEERICHTINGSVERKEER
§ Eénrichtings- of tweerichtingsverkeer?
§ Feedback: nieuw proces (vb. algoritmes op sociale media)
OBSERVATIENIVEAU
§ Communicatie: algemeen of enkel “menselijke” communicatie
§ Niveaus:
• Intrapersoonlijk: in je zelf denken
• Interpersoonlijk: tussen 2 personen
• Communicatie in (kleine) groepen: paar studenten
• Organisatiecommunicatie: universiteit naar studenten
• Massacommunicatie: het nieuws
§ Communiceren met robots/AI
§ Gaat empatish antwoorden en vragen stellen
ELEMENTEN IN HET COMMUNICATIEPROCES
ZENDER/BRON
§ Zender encodeert en zendt door
§ Macht van zender
ONTVANGER/BESTEMMELING
Ontvanger en bestemmeling
Enkel in technische modellen wordt een onderscheid gemaakt tussen de ontvanger (vb het
telefoontoestel) en de bestemmeling (de persoon, het brein, het oor)
Ontvanger decodeert en interpreteert
Na jarenlange zenderdominantie, nu meer aandacht voor ontvanger
Vb Constructivisme: onderstreept de cognitieve activiteiten van mensen bij de ontvangst en
de verwerking van boodschappen
BOODSCHAP
Wat wordt precies overgedragen
§ Teken bestaat uit signifiant (betekenaar, het woord dat men gebruikt) en
signifié (het betekende, waarnaar het verwijst)
§ Verbale en/of niet verbale stimuli (tekens)
Symbolen: geen natuurlijke relatie, conventie (bv. taal)
5
, • Iconen: fysieke gelijkenis tussen betekenaar en betekende (bv. foto,
pictogram, ….)
• indices: sensorische ervaring A verwijst naar B
vb: versgebakken koekjes dus ik weet dat er koekjes staan in de keuken
Lucht wordt donker dus het gaat regenen
SIGNAAL
Dragers van tekens (bv. luchttrillingen, lichtgolven, elektromagnetische trillingen)
vb telefoongesprek: woorden worden omgezet in elektromagnetische trillingen (signalen)
- primaire signalen: natuurlijk: bij face-to-face-communicatie waarbij zender(s) en
ontvanger(s) op gezichts- en hoorafstand van elkaar verwijderd zijn
ovrebrengen boodschap via rechststreeks zintuigelijke prikkels
vb zien, horen, voelen, ruiken, smaken
- secundaire signalen: technisch: bij indirecte communicatie
o op mechanische wijze: d.m.v. instrumenten of werktuigen vb pers, pen, op de
drager van de boodschap zijn aangebracht
o op elektrische/elektronische wijze: stroomstootjes of pulscodemodulatie
KANAAL
Drager van signalen (bv. coaxkabel, glasvezelkabel, telefoonlijn)
= bindmiddel of de verbrinding die de scheiding tussen zender en ontvanger Overbrugt
Weg/materie waarlangs de signalen worden verstuurd
MEDIUM
Vage term met verschillende betekenissen
Fauconnier: Object dat boodschap draagt of kan dragen of een technisch middel om
boodschap om te zetten in signalen die verzonden en ontvangen kunnen worden via een
kanaal dat tijd en of ruimte overbrugt
vb televisie, radio, krant
§ Verschillende classificaties van medium op basis van soort signaal (ZIE VOORBEELD:
stem -> luchttrilling-> lucht -> ontvanger
Andere manier om te classificeren: Bordewijk en Van Kaam: 2 dimensies= 1: controle
over de informatiebron § 2: controle over de ontwerpkeuzen
Graad van interactiviteit/tweerichtingsverkeer die ze toelaten
4 communicatiepatronen:
Controle over tijd en Controle over de opgeslagen informatie
keuze van object Centraal individueel
centraal Allocutie Registratie
Individueel Consultatie Conversatie
Allocutie: Klassieke televisiezender
6