MEDIA IN BELGIË
HOOFDSTUK 1: MEDIA EN MAATSCHAPPIJ
Media een definitie: middelen om informatie over te dragen: radio ,tv,
pers, internet, sociale media.
Hulpmiddel: Een medium kan iets zijn dat je helpt om een taak of
doel te bereiken, bijvoorbeeld een hulpmiddel of een methode.
Alles wat dient tot overdracht van informatie (volgens Van
Dale): Dit betekent dat een medium een middel is waarmee
informatie wordt overgedragen, bijvoorbeeld via communicatie.
‘Communicatiemiddel’, informatiedrager: Een medium kan ook
een communicatiemiddel zijn, zoals een krant, radio, televisie of een
digitale toepassing, die informatie overbrengt.
Afstand overbruggen in ruimte en tijd: Een medium maakt het
mogelijk om afstanden te overbruggen, zowel in ruimte (bijvoorbeeld
over grote afstanden) als in tijd (bijvoorbeeld via opgenomen video’s
die later bekeken kunnen worden).
Interpersoonlijk (1-op-1) tot massief bereik: Dit verwijst naar
de manier waarop communicatie kan variëren: van persoonlijke
communicatie tussen twee mensen (bijvoorbeeld een
telefoongesprek) tot communicatie die een groot publiek bereikt
(zoals televisie of sociale media).
MEDIA IN EVOLUTIE: VIER PERIODES:
PRE-INDUSTRIEEL TIJDPERK
Van mondelinge traditie naar letterschrift:
◦ Grottekeningen
◦ Manuscripten: handgeschreven
(kleitabletten, papyrus, epigrafie…)
, ◦ Acta diurna (diurnalia): een Romeinse (muur)‘krant’
◦ Boek)drukkunst en typografie (ca. 1450)
◦ drukpers met losse letters:
Johannes Gutenberg
◦ vervangt blokdruk (China, 200 v. C.)
Oorsprong van de ‘krant’ (16de/17de eeuw)
◦ Ontstaat uit vlugschriften (pamfletten)
◦ Abraham Verhoeven,
Nieuwe Tijdinghe (Antwerpen, 1620)
◦ Maar: géén vrijheid van pers
INDUSTRIEEL TIJDPERK (1750-1930)
◦ Mechanisering van het werkproces
◦ Telegraaf
◦ telefoon
◦ typmachine
◦ mechanische drukpers
◦ camera/film
19de eeuw: krant is niet langer een elite-, maar evolueert naar
‘massamedium’
◦ Gewettigde persvrijheid (art. 25 Belgische grondwet)
◦ Stijgende alfabetisering en scholingsgraad
◦ Industrialisatie en technologische vernieuwing
(drukproces, telegrafie, daling papierprijs)
◦ Plattelandsvlucht en toenemende concentraties in stedelijke
gebieden
◦ Gewijzigde sociale verhoudingen en uitbreiding van het
kiesrecht
◦ Ontstaan van een lucratieve advertentiemarkt
◦ Afschaffing dagbladzegel (1848)
Bloeitijd opinie- en sensatiepers
◦ Eind 19de-begin 20ste eeuw
, ◦ Amerika: van penny press naar yellow press
o W.R. Hearst versus J. Pulitzer
◦ Penny Press: rond 1830 in de VS: Benjamin Day (The Sun), later
Penny Magazine – goedkope pers (1 cent/penny ipv 6) bereikt nieuw
breed publiek, en slaat redactioneel andere koers in met meer
toegankelijk nieuws (volks, tragedie, emotie – ipv politiek).
Financiering door advertising ipv door politieke funding en
abonnementen.
◦ (West-)Europa: verzuiling van de maatschappij zet zich door in de
media. Elke krant(enlezer) zijn ideologie (opiniepers).
ELEKTRONISCH TIJDPERK (1930-80)
Uitvinding van de transistor (in: radio’s, elektronische schakelingen…) leidt
tot nieuwe (analoge) (massa)mediavormen en telecommunicatie
◦ radio
◦ televisie
◦ (mainframe en vroegste home) computers
DIGITALE INFORMATIETIJDPERK (1980-NU)
◦ Ontwikkeling van micro-electronica (steeds kleinere,
draagbare, veelzijdigere toestellen)
◦ Uitvinding van het world wide web (1989)
◦ Digitale technologieën vervangen analoge (omzetting naar
‘waarden’: I of 0)
◦ Gsm
◦ Streaming
◦ Sociale media
Technologische voordelen:
Snelheid van overdracht
Geen kwaliteitsverlies, exacte kopieën
, Content laat zich eenvoudig te be/verwerken
Compacter (vraagt minder bandbreedte/opslagruimte)
Interactiviteit en uitwisseling wordt mogelijk
VAN MASSA-NAAR NETWERKMAATSCHAPPIJ
◦ Massamaatschappij en -media
◦ Sinds halverwege 19de eeuw bereiken media niet enkel specifieke, elitaire en meer
begoede delen van de bevolking (upper class), maar komen ze in het bereik van
de grote massa (middenklasse)
◦ Massa: ongeorganiseerde, ‘anonieme’ hoeveelheid mensen
◦ Cf. massacultuur, massavervoer, massatoerisme
MASSAMEDIA (KRANT, LATER OOK RADIO, TV…) WAREN GERICHT OP HET
BEREIK VAN EEN GROOT, DIVERS, VERSPREID EN ‘ANONIEM’ PUBLIEK
◦ Vroeger werd een grote, diverse groep mensen (heterogeen) vaak als
éénzelfde groep behandeld. Iedereen kreeg dezelfde boodschap, alsof ze
allemaal hetzelfde waren (homogeen). Bijvoorbeeld: een reclamecampagne
die voor iedereen dezelfde inhoud heeft, zonder te kijken naar de verschillen
tussen mensen.
◦ Boodschap is lineair en unilateraal, zender naar ontvanger
(stimulus-responstheorie)
◦ Uit zich in pers, PR en reclame. Maar ook in propaganda (jaren ‘30)
VERANDERDE MASSAMEDIABELEVING IN DE 21 STE EEUW:
◦ Onder invloed van digitalisering en internet (social media)