Rooms-Katholieke Godsdienst
1 Spiritualiteit en godsvraag
1.1 Spiritualiteit
• Spiritualiteit:
= zoektocht naar betekenis, verbinding en innerlijke groei.
- Persoonlijke ontdekkingstocht => binnenwerk
- Containerbegrip waarin allerlei ideeën en praktijken worden samengevoegd
• Diverse perspectieven:
- Religieuze spiritualiteit = bepaalde religieuze overtuiging aanhangen en praktiseren
binnen georganiseerde groen, zoals kerk, tempel of moskee.
- Seculiere spiritualiteit = spirituele overtuigingen en praktijken die niet gebaseerd zijn
op traditionele religieuze kaders.
o Diepere aspecten van leven verkennen
Meerstemmige waarheid
• Religie:
= degene die wij verkiezen en vooropstellen, Levensbeschouwing (grote L).
- Georganiseerde aanbidding d.m.v. religieuze diensten (vb rituelen, ceremonies)
- Vragen over zingeving, moraliteit en het uiteindelijke doel
- Overeenkomsten:
o Zoektocht naar betekenis en doel, verlangen om te verbinden met iets groter
o Focus op ethische en morele principes
o Gebed en zelfreflectie
o Kunnen troost, begeleiding en steun bieden bij creëren van zinvol leven
- Verschillen:
o L: lidmaatschap van bepaalde Levensbeschouwelijke gemeenschap
o L: meer gestructureerd en gemeenschappelijk
o S: geïndividualiseerd en kan vele vormen aannemen, waaronder yoga
o S: aangepast aan persoonlijke overtuigingen en ervaringen
- Integratie in dagelijks leven: gewoonten van spirituele mensen verlichten de reis
o Daden van vriendelijkheid, beoefenen van dankbaarheid, omarmen van
eenzaamheid en koesteren van gevoel van ontzag en verwondering
▪ Vb: stilte wandeling, danbaarheidsmeditatie, creatief schrijven
• Vormen van intelligentie:
- IQ = intelligentiequotiënt: analyseren, rationeel, logisch en strategie
- EQ = emotionele quotiënt: bewust van eigen gevoelens en die van anderen
o Empathie & medeleven, samenwerking, voorwaarde effectief inzetten van IQ
- FQ = fysieke intelligentie: intelligentie van ons lichaam en voertuig van IQ en EQ
o Complex systeem voornamelijk onbewust aangestuurd
- SQ = spirituele intelligentie: behoefte aan betekenis en plaatsen van handelen en
bestaan in een ruimere, zingevende context
o Waartoe en vormt essentie van onze intelligentie
• Batterijen van de mens:
1) Fysieke batterij: gezond eten, bewegen en trainen
o Makkelijkste om op te laden
2) Emotionele batterij: in verbinding gaan met jezelf en anderen
o Gevoelens en emoties goed kan managen en uiten
o Goede communicatie en fijne authentieke relaties onderhouden
, o Wij-gevoel, respect, vertrouwen, grenzen stellen en assertiviteit
3) Mentale batterij: negatieve gedachten omzetten in positieve
o Piekeren = energienemer
o Mindfulness, mentale kracht en creativiteit inzetten voor goed resultaat
4) Zingevingsbatterij: energiegever
1.2 Godsvraag
• Godsbeeld:
- Evolueert doorheen tijd
- Afhankelijk van mensbeeld, wereldbeeld en godsbeeld
- Verouderde godsbeelden: straffende God, opvoedende God, onverschillige God,
sadistische God en autoritaire God
• Gelaagdheid:
- Gevormd door tijd van ontstaan en tijd van doorvertellen => cultureel-historisch
- Invloed van mensen die vertellen
• Wie is God wel?
- God die bekommerd is om de mens: als liefde, steeds weer nieuwe kansen
- God-bevrijder: bevrijding willen uit onderdrukking
- God aan de kant van lijdende: zoekende, kwetsbare, worstelende mens
- God te ervaren in het wonder van de wereld
1.3 Levensbeschouwelijke grondhouding
• Plaats binnen onderwijs:
- Aandacht voor persoonsvorming van lkr
- Professionele persoonlijke ontwikkeling
• Inzoomen op levensbeschouwelijke grondhouding:
- Wie we zijn als mens is verbonden met onze levensbeschouwelijke kijk op
werkelijkheid
Manier waarop we naar onszelf, anderen, de wereld en het groter geheel kijken
• Link met normatieve professionaliteit:
- Persoonlijke, filosofische en spirituele overtuigingen en waarden van lkr en die hun
benadering van onderwijs en interactie met lln beïnvloeden
- Grondhouding van lkr mag niet leiden tot bevooroordeling van overtuiging
o Gebruiken als bron van inspiratie voor bevorderen van positieve leeromgeving
• Subthema’s van levensbeschouwelijke grondhouding:
1) Aandachtig zijn voor je binnenwereld: verzachten, vertragen verdiepen
2) Symbolische sensitiviteit ontwikkelen: beeldtaal
3) Gevoelig worden voor de (niet)tastbare werkelijkheid: kunst, natuur, religie
4) Ontwikkelen van innerlijk kompas
5) Reflectieve houding activeren: reflecteren
6) In verbinding gaan: besef van relationele mogelijkheden met alle levende wezens
7) Komen tot expressie: dialogeren in vele vormen
8) Betrokken zijn op de wereld: avonturen die we aangaan, engagement
1.4 Levensbeschouwelijk leren
• Antropolische blik:
= houding van niet-oordelen of oordeel uit te stellen.
• Levensbeschouwelijk leren:
= kennis die je kan beleven, ervaren en voelen en daardoor gaat waarderen.
- Uitkomst ligt niet vast
- Vertrekken vanuit individuele tandwiel
, 2 Jezus als spilfiguur
2.1 Jezus van Nazareth
• Stichter van Christendom:
- Volgens hedendaagse normen: voorgesteld als dakloos, bezitloos, celibatair…
- Jezus is een veelgebruikte naam in die tijd → daarom jezus van Nazareth
- Moeder Maria en stiefvader Josef
• Jezus als leider:
- Wanneer Jezus begint aan zijn openbare leven krijgt hij veel kritiek
o Familie verklaart hem gek
o Eigen broers hechten geen geloof aan hem
▪ Jacobus neemt later leiding na dood van Jezus
- Jezus was waarschijnlijk ongehuwd
- Openbare leven:
o vanaf 28 jaar tot 30 jaar
o na 40 dagen in de woestijn om te bezinnen
o begint als leraar en profeet in Palestina
- leider met gezag en charisma
➔ trok snel volgelingen aan
o gericht op het herontdekken van God en Zijn geboden
- grote impact: stierf aan kruis
2.2 Jezus de Christus
• Messias:
- David werd geassocieerd met Gods plan voor vrede en rechtvaardigheid
- ‘Zoon van David’ = Messias / Christus
o Geen naam, maar een titel voor een ‘koning’, politieke en religieuze leider
- Door over Jezus Christus te spreken en hem te verbinden met David
➔ Belofte van Messias komt zo uit
2.3 Jezus de rebel
• Jezus in opstand:
- Tegen heerse,de wereldbeeld van zijn tijd
o Wetten en leiders centraal
o Beperkte visie op mens, wereld en God
• Jezus en de naaste:
- Jezus ging om met diverse groepen
o Elite, mannen en vrouwen, Joden en vreemdelingen
- Genas, haalde mensen uit hun eenzaamheid, luisterden, troostte en zag hen
• Jezus en de machtshebbers:
- Beschuldigde mensen van schijnheiligheid en oneerlijke bedoelingen
- Unieke relatie met God
o Bidden,
- Sprak God aan als ‘Abba’ = Vader → Farizeeën vonden dit te familiair
o Zagen niet de beloofde Messias in hem door het breken van de wetten
o Namen hem kwalijk voor zijn milde houding tegenover zondaars
- Voorkeurspositie voor kwetsbare van de maatschappij