PROEFDIERKUNDE 2
BIOMEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE | 2024-2025
,H1 : GEDRAGSLEER EN DIERENWELZIJN
Gedragsleer: kijken hoe het dier zich gedraagt en of het gedrag veranderd.
DEFINITIES
Ethologie = gedragsleer
Ethogram= gehele repertoire aan handelingen ➔ Kan genoteerd worden en
wordt gebruikt in onderzoek
Opletten met Antropomorfisme !
= Vanuit eigen menselijke standpunt kijken naar een dier
Vb. het zielig vinden dat een knaagdier in de donker zit en dan het licht
aan steken, terwijl knaagdieren vaak leven in de donker en het dus
eigenlijk beter is dat het donker is.
Gedrag: veroorzaakt door zowel:
Inwendige factoren (motivatie)
o Vb. honger, dorst, hormonale toestand
Uitwendige factoren (prikkel)
o Vb. waarnemen van een soortgenoot, van voedsel, van een
bedreiging
Dieren welzijn → verschillende theorieën:
1. Welzijn enkel aangetast als dier iets onaangenaams ervaart
2. Welzijn aangetast als ‘integriteit’ van het dier aangetast is
a. Integriteit: hoe het dier zou zijn in zijn natuurlijke omgeving in het
wild
b. Bv. ggo muis die niet ziek is hierdoor → maar dit dier komt dan
niet meer in zijn wilde toestand voor, de integriteit is aangepast →
DUS aangetast welzijn volgens deze definitie (vaak gebruikt door
activisten) 3
3. Welzijn is niet enkel afwezigheid van negatieve gevoelens maar ook
aanwezigheid van positieve gevoelens ➔ Er kan conflict zijn tijdens
wetenschappelijk onderzoek naargelang de startdefinitie die je hanteert
om het welzijn van het dier na te gaan
Homeostase= het evenwicht van het dier met zijn (interne en externe) omgeving
Stress= moeilijk te definiëren
Discrepantie tussen wat ‘is’ en wat ‘zou moeten zijn’
o Niet op zichzelf slecht
Tijdens stress word er adrenaline aangemaakt waardoor je
ook alerter kan zijn. Als het gaat om chronische stress dan
word er cortisol aangemaakt, wat het omgekeerde zal doen.
o Wel belangrijk: is er een mogelijkheid om ermee om te gaan, om
discrepantie weg te werken?
Actief
Inactief
➔ Indien nee → verlies van controle over situatie
➔ Dan echt STRESS
PAGE 1
,EVALUATIE VAN DIERENWELZIJN
Fysieke parameters:
Wonden, ziekten, …
Fysiologische parameters:
Hormonaal, bv. corticosteroïden (cortisol) → opletten: adaptatie !!!
o Staal: bloed (pas op, de afname kan ook voor stress zorgen), ook
urine, speeksel, faeces (stress van afgelope 48 uur), haren en
weefsels (voor chronische stress over langere periode, cortisol kan
ingebouwd worden in keratine (nagels en haren))
Immunosuppressie Zijn er bepaalde acute fase eiwitten?
Harderse klier secreties ↑ Traanklier achter het oog van de rat die
meer rode tranen produceert bij stress
Vermoeidheid gerelateerde parameters, bv. melkzuur
Psychosomatische complicaties: maagzweren, hoge bloeddruk (niet
makkelijk bij kleinere dieren)
Kweekproblemen
Volle urineblaas Om territorium te markeren
…
Gedragsparameters:
Abnormaal gedrag Bv. staart tussen de benen houden (teken van angst
bij honden), beren die rondjes draaien (kalmeringsmanier) …
Schrikgedrag
Angstgedrag
Motivatie-analyse
Algemeen activiteitsniveau
Agressiviteits- en hierarchieniveau
GEDRAGSPARAMETERS: ABNORMAAL GEDRAG
Meestal tgv repetitieve of chronische stress:
(↔ acute stress: bv. conflictgedrag)
o ‘Vervangings’ gedrag: als het juiste materiaal niet aanwezig is,
richt het dier zijn gedrag op iets anders
Vb. staartbijten, vachtbijten bij dieren die niets hebben om
aan te knagen
Vb. veel drinken
o Drempelverlaging voor bepaald gedrag Vb. polyfagie, polydipsie
(veel drinken door stress), hypersexualiteit …
o Apathie
≠ ‘freezing’
Gerelateerd aan o.a. ‘learned helplessness’, depressie
Het dier zoekt geen alternatieven meer om de stress te
verlagen, het reageert niet meer op de omgeving
PAGE 2
, o Automutilatie (zelfverwonding)
o Stereotypieën
=identieke, herhaalde handelingen, schijnbaar nutteloos
Soms als middel om om te gaan met stresssituaties?
Eens het ontwikkeld is, gaat het gedrag niet meer
weg
GEDRAGSPARAMETERS: SCHRIKGEDRAG
Vluchten of ‘freezing’:
Afhankelijk van individu
Afhankelijk van gedrag dat net werd uitgevoerd tijdens de ‘storing’
Productie van ultrasone geluiden: Vb. bij rat, muis, gerbil, hamster
Schrik= kortdurend, oorzaak kan aangeduid worden
Angst= langer durende mentale toestand, oorzaak minder duidelijk
Ongeconditioneerd, bv. licht, open ruimte
Geconditioneerd, bv. chronisch toedienen elektrische schokken →
algemene angsttoestand
GEDRAGSPARAMETERS: ANGSTGEDRAG
Meten/evaluatie van angst:
Mogelijke verschijnselen bij angst:
o Verhoogde werkzaamheid, plotse bewegingen, frequent
urineren/defeceren, minder exploratief gedrag
Testen die vaak gebruikt worden (bv. ook voor evaluatie anxiolytische
farmaca):
o ‘emergence test’
o ‘dark-light test’ Hoe lang spendeert het dier in het donker of het
licht
o ‘open-field test’ Hoe lang duurt het voor een dier uit een hokje
een nieuwe open ruimte gaat verkennen
o ‘novel object test’ Hoe lang duurt het voor een dier een nieuw
object in zijn kooi gaat bekijken
GEDRAGSPARAMETERS: MOTIVATIE-ANALYSE
Doel: meten hoe sterkt de motivatie van het dier is om een bepaald gedrag uit te
voeren of een bepaald ‘object’ te bezitten.
Verschillende technieken:
Hoe hard wil een dier ‘werken’ om iets te verkrijgen?
PAGE 3