_____________________________________Spijsverteringsstelsel:
Inleiding:
→ voedsel en vocht essentieel om organen goed te laten werken
→ lichaamscellen continu voorzien van voedingsstoffen en water
→ functie spijsverteringsstelel: voedsel verteren
⤷ voedingsstoffen uit bewerkte voedsel halen
⤷ voedingsstoffen op laten nemen in bloed
⤷ stoffen uitwendig milieu naar inwendig milieu brengen
voedingsstoffen functies voor het lichaam
koolhydraten brandstoffen
(suikers, sachariden) bouwstoffen (in mindere mate)
lipiden bouwstoffen en brandstoffen
(vetten) ⇒ isolatie rond zenuwuitlopers
⇒ oplosmiddelen voor bepaalde vitaminen
proteïnen bouwstoffen
(eiwitten) hulpmiddelen
⇒ enzymen, transporteiwitten, plasma-eiwitten, receptoreiwitten,
…
brandstof
⇒ als er geen glucose of vetzuur aanwezig is
mineralen bouwstoffen
(zouten en spoorelementen) ⇒ calciumzouten in bot, HAP-kristallen in glazuur
hulpstoffen
⇒ kristalloïd-osmotische waarde
water oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer, steunstof en
vulmiddel
1
,Voedingsstoffen:
1. Wat zijn voedingsstoffen:
→ 6 verschillende soorten: suikers, vetten, eiwitten, mineralen, vitaminen en water
→ voedingsstof dient als: - brandstof
- bouwstof
- hulpstof bij stofwisseling
→ opgebouwd uit organische en anorganische moleculen
⤷ organisch: stoffen gemaakt door levende organismen
vb. eiwitten, vetten, koolhydraten (suikers) en vitaminen
⤷ anorganisch: stoffen gemaakt door niet-levende natuur
vb. mineralen en water
organische moleculen anorganische moleculen
• groot van formaat • klein van formaat
• komen voor in organismen • zowel in levende als levenloze dingen
• energierijk • energiearm
• hebben koolstofskelet • hebben geen koolstofskelet
• bevatten volgende atomen: C, H, O • kunnen alle atoomsoorten bevatten
⤷ vaak ook: N, S, P
- koolhydraten (C, H, O) - koolstofdioxide (CO₂)
- vetten (C, H, O) - water (H₂O)
- aminozuren (C, H, O en soms S) - keukenzout
- eiwitten (C, H, O, N en soms S) - ammoniak (NH₃)
- nucleïnezuren DNA en RNA - waterstofcarbonaat (H₂CO₃)
- ATP
- vitaminen
→ koolhydraten, lipiden en eiwitten worden tijdens spijsvertering afgebroken
⤷ tot kleinste organische molecule waaruit ze opgebouwd zijn
⤷ op zen kleinst kunnen ze opgenomen worden in bloed
● koolhydraten ⇒ disachariden ⇒ monosachariden
● lipiden ⇒ vetzuren en glycerol
● eiwitten ⇒ polypeptiden ⇒ aminozuren
2. Koolhydraten:
→ sachariden
→ belangrijkste energieleveranciers van cellen
→ functie: • brandstof
• aanmaken organische verbindingen (vb. DNA en RNA)
→ koolstofskelet van 5 of 6 koolstofatomen
→ alle koolhydraten afgebroken tot monosachariden
2
, → ingedeeld obv aantal moleculen waaruit ze bestaan
● monosachariden
→ 1 ringvormig molecuul
→ 3 typen met C₆ ring: - glucose (druivensuiker)
- fructose (vruchtensuiker)
- galactose
⤷ zelfde formule C₆H₁₂O₆
⤷ andere ruimtelijke bouw
→ type met C₅ ring: - ribose
- desoxyribose
→ brandstof celwisseling: glucose
● disachariden
→ opgebouwd uit 2 monosachariden
→ formule: C₁₂H₂₂O₁₁
→ meest voorkomende: - maltose (glucose + glucose)
vb. suikerklontje
- lactose / melksuiker (glucose + galactose)
vb. melk
- sacharose (glucose + fructose)
vb. bier
● polysachariden
→ bestaat uit meerdere monosachariden
→ formule: (C₆H₁₂O₆)n
→ 2 soorten:
- plantaardige polysachariden
⤷ door plantaardig voedsel te eten
⤷ zetmeel en cellulose
- dierlijke polysachariden
⤷ gevormd door lever en skeletspieren
⤷ glycogeen
→ glycogeen en zetmeel omgezet in glucose door spijsvertering
→ cellulose zijn ‘vezels’, kan niet door mens worden verteerd
→ afbraak koolhydraten:
⤷ disachariden en polysachariden afgebroken tot monosachariden
↳ tijdens spijsvertering
⤷ gebeurt mechanisch (kauwen) of chemisch
⤷ chemisch: moleculaire structuurt verandert door invloed enzymen
⤷ elke chemische omzetting heeft ander enzym:
- amylase ⇒ splitst zetmeel in maltose
- maltase ⇒ splitst maltose in 2x glucose
- lactase ⇒ splitst lactose in glucose en galactose
- sacharase ⇒ splitst sacharose in glucose en fructose
3
, 3. Lipiden:
→ vetten
→ lossen niet op in water
→ functie: • brandstof
• energiereserve
• bouwstof
• oplosmiddel
• isolatie rondom zenuwuitlopers
→ ingedeeld in 3 groepen
● triglyceriden
→ 1 molecuul glycerol en 3 vetzuurmoleculen
→ kan 1 of meerdere dubbele bindingen hebben
→ 2 soorten:
- verzadigde vetzuren
⤷ dierlijk
⤷ stollen bij kamertemperatuur
⤷ enkelvoudige binding
⤷ maximaal aantal H-atomen aan verbonden
vb. boterzuur, palmitinezuur, stearinezuur, …
- onverzadigde vetzuren
⤷ plantaardig
⤷ vloeibare oliën / vetten
⤷ dubbel of 3-dubbele binding tussen C-atomen
vb. oliezuur, linolzuur, …
● fosfolipiden
→ 1 molecuul glycerol met daaraan 2 vetzuren en fosfaatmolecuul
→ glycerolmolecuul 2 kanten: - hydrofoob (kant met vetzuren)
- hydrofiel (kant met fosfaatmolecuul)
→ dubbele laag fosfolipiden in celmembraan ⇒ Lumen of Cell
● steroïden
→ voorbeeld: cholesterol, testosteron en oestrogeen
→ cholesterol is bestanddeel van membraan
⤷ basis van steroïdhormonen en galzouten
→ chemische afbraak lipiden:
⤷ lipiden afgebroken tot glycerol en vetzuren door spijsvertering
↳ 1 enzym nodig: lipase
⤷ glycerol en vetzuren diffunderen naar darmwandcellen
⤷ vet opnieuw samengesteld in darmwandcel
⤷ vetten diffunderen opnieuw
- vetten met kleine vetzuren: diffunderen rechtstreeks naar bloed
- vetten met grote vetzuren: via lymfe vervoerd en verpakt in
chylomicronen
↳ via lymfevatenstelsel in bloed terecht
4