Onderzoeksmethoden en technieken II (B2, S2)
HOOFDSTUK 1: Psychologie als wijze van denken
1. Onderzoek produceren of consumeren
- Rol van onderzoek “producent” vs rol van onderzoek “consument”
➔ Onderzoeksproducent: mensen die in de academische wereld zitten en onderzoek
verrichten.
➔ Onderzoeksconsument: als je als psycholoog begint, moet je evidence-based te werk
gaan. Als je gaat beslissen welke therapievorm het best is om een bepaald persoon te
helpen, gaan we voor deze methode kijken naar de wetenschappelijke literatuur =>
onze beslissing is evidence-based, niet obv buikgevoel. We gaan dus om een
beslissing te maken, onderzoek moeten consumeren (artikels lezen).
- Voorbeelden om het belang van de rol van onderzoek “consument” te illustreren =>
voorbeelden om aan te tonen waarom een evidence-based benadering belangrijk is:
➔ Facilitated communication treatment
➢ Manier om mensen die een zeer ernstige vorm van ASS te helpen
communiceren. De therapeut gaat de cliënt helpen door de cliënt een soort
smart tablet te geven met daarop letters. De therapeut gaat de hand van die
persoon begeleiden over de tablet zodat die woorden kan vormen.
➢ Lijkt op eerste zicht iets heel goed. Mensen die normaal heel veel moeite
hebben om verbaal te communiceren, kunnen via de tablet toch een boodschap
overbrengen => op het eerste zicht kan je denken als psycholoog: wauw dit
kan ik misschien ook gebruiken.
➢ Wetenschappelijke literatuur toont aan dat het geen goede methode is. Men
deed een experiment waarbij men aan de cliënt en de begeleidende therapeut
een (verschillende) foto liet zijn die ze dan met die techniek moesten
beschrijven. De therapeut dacht wel dat ze allebei dezelfde foto zagen. De
woorden die gevormd werden, waren altijd gevormd op wat de therapeut
gezien had! => therapeut stuurt onbewust het antwoord door de hand van die
persoon te leiden. => obv het onderzoek besluit je dat er geen
wetenschappelijke evidentie is voor zo’n techniek.
➔ Scared-straight approach
➢ Techniek om jongeren die op het slechte pad zijn geraakt terug in de juiste
richting te sturen.
➢ Ze sturen de jongeren een dag naar de gevangenis waar ze ervaren hoe het is
om als gevangene te leven. Daar gaan ze de jongere zoveel mogelijk
intimideren. Een aantal gevangenen moeten in hun gezicht roepen, hun
1
, kleineren,... Ze hopen dat de jongeren hier zo van aangedaan zijn dat ze
achteraf hun leven beteren.
➢ Obv wetenschappelijke literatuur kom je tot een andere conclusie: de jongeren
die aan zo’n programma hebben deelgenomen vergeleek men enkele jaren
later met de jongeren die niet aan het programma hebben deelgenomen => de
jongeren uit het scared-straight programma gaan juist meer misdaden plegen
=> dit heeft juist het omgekeerde effect.
➢ Met een evidence-based methode besluit je dus dat het geen goede techniek is
en je die dus niet moet gebruiken terwijl die op het eerste zicht goed lijkt.
➔ “Mindfulness kan je echt beter doen presteren op school”
➢ In media komt veel over positieve effecten van mindfulness op studenten. Zijn
er echt positieve effecten? Is daar ondersteuning voor?
➢ Blijkt echt te werken:
➔ Groep 1: mindfulness cursus.
➔ Groep 2: cursus die niks te maken had met mindfulness (=
controlegroep).
➔ Dan keek men hoe de 2 groepen scoorden op verschillende testen die
ze moesten afleggen op school. Groep 1 scoorde effectief een beetje
beter. Volgens onderzoekers zorgde mindfulness dat studenten beter
konden focussen op hun leerstof.
- Kritische mindset is essentieel
➔ De psychologie zit namelijk in de replicatie crisis: we hebben de laatste 10 jaar
gemerkt dat veel studies die we al lang als waar aannemen niet repliceerbaar zijn.
➔ We weten dus niet meer zeker welke studies correct zijn en welke niet.
➔ Begonnen met onderzoek van Daryl Bem: in die studie toonde men aan dat er bewijs
is voor precognitie (= toekomst voorspellen). Zijn bewijs lijkt zeer overtuigend want
het artikel bevat 9 studies waarin hij telkens aantoont dat de deelnemer in een
experiment op één of andere manier de toekomst kunnen voorspellen. (Bv. op het
scherm verscheen links of rechts een foto. Op voorhand vraagt men aan de
proefpersoon ‘zal de foto links of rechts verschijnen?’ Bij neutrale afbeeldingen vindt
hij geen bewijs voor precognitie (49% kans om juist te zijn) maar bij erotisch getinte
foto’s kunnen mensen op voorhand beter inschatten waar de foto’s zich zouden
bevinden (54%). Dit is niet heel veel beter maar wel statistisch significant. Hij besloot
dus dat er bij erotische foto’s wel sprake was van precognitie omdat dit foto’s zijn die
mensen plezier bezorgen. Dit helpt om precognitie op gang te trekken).
➔ In het experiment van Daryl Bem liepen heel wat dingen fout (Bv. hij rapporteert
maar 9 studies terwijl hij er veel meer deed. De studies waarmee hij geen precognitie
kon aantonen rapporteerde hij niet. Dan krijg je een vertekend beeld van de realiteit.)
➔ We moeten dus kritisch kijken naar onderzoeken.
➔ Niet alle gepubliceerd onderzoek is correct/robust (zie vb Daryl Bem).
➔ Psychologisch onderzoek zit in een turbulente periode.
2
,2. Hoe werken wetenschappers?
➔ Wetenschap is gebaseerd op empirie.
➔ Wetenschappers testen theorieën.
➔ Wetenschap kan fundamentele en toegepaste vragen beantwoorden.
➔ Wetenschap is continu in ontwikkeling.
➔ Wetenschappers publiceren hun resultaten in vaktijdschriften.
➔ Wetenschappers communiceren met het brede publiek via journalisten.
2.1 Empirie
We doen uitspraken obv data die we verzamelen, niet obv andere vormen van buikgevoel.
- Empirische methode is gebaseerd op data van
➔ Directe zintuiglijke waarnemingen (bv. gedrag observeren).
➔ Meetinstrumenten => indirecte waarnemingen (bv. vragenlijst).
- Empirische wetenschappers trachten systematisch, nauwkeurig en repliceerbaar onderzoek
te verrichten
➔ Systematisch: je bekijkt een theorie, dan verzamel je data, dan ga je hypotheses testen
=> de systematiek gaat over de empirische cyclus.
- Empirie is niet gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie of autoriteitsfiguren (zie verder).
2.2 Wetenschappers testen theorieën
- Theorie-data cyclus
➔ Top-down approach.
➔ Als hypotheses verworpen worden kan het een aantal redenen hebben:
➢ Theorie kan fout zijn => theorie moet aangepast worden.
➢ Onderzoeksopzet kan fout gekozen zijn => studie moet op een andere manier
uitgevoerd worden.
➔ Als hypotheses worden bevestigd door data, dan is dit extra bewijs voor de theorie:
één onderzoek bewijst/ontkracht een theorie niet. Het vormt gewoon extra bewijs voor
of tegen die theorie!
3
,- Voorbeeld theorie-data cyclus: Onderzoek Harlow (1958): cupboard theory vs contact
comfort theory
➔ Onderzoek naar hechtingsgedrag.
➔ Op dat moment waren er 2 theorieën die allebei konden verklaren waarom baby’s zich
hechten aan hun ouders. Men wou testen welke theorie juist is.
➔ Cupboard theory: baby’s hechten zich omdat ze bij hun moeder eten krijgen.
➔ Contact comfort theorie: baby’s hechten zich omdat een baby bij de moeder warmte,
geborgenheid en liefde krijgt.
➔ Hij vertrekt vanuit de 2 theorieën en denkt na hoe hij een onderzoek kan opzetten om
te testen welke juist is => hij nam pasgeboren apen. Ze werden in een kooi geplaatst
met 2 poppen. Bij de linkse konden ze melk drinken. De rechtse heeft vacht met
daaronder infrarood licht zodat die warm is, bij deze kunnen ze geen melk krijgen.
Waar brengt het aapje het meeste tijd door?
➔ Stelde 2 hypotheses op: één voor de cupboard theory (aapje zit meestal links), één
voor de contact comfort theorie (aapje zit meestal rechts).
➔ Dan verzamelde hij data.
➔ Resultaten: ze gingen effectief links drinken maar meteen nadat ze gedronken hadden,
gingen ze terug naar de rechtse pop => merendeel van de tijd zat het aapje bij de
rechtse pop.
➔ Conclusie: er was eerder bewijs voor de contact comfort theory.
4
, ➔ Dus: men vertrekt vanuit 2 tegenstrijdige theorieën => men bedenkt een studie om te
testen welke correct is, je hebt heel specifieke hypotheses om te toetsen => dan
verzamelen we data.
- Kenmerken van een goede theorie
➔ Ondersteund door data.
➔ Falsifieerbaar => een theorie moet via onderzoek weerlegd kunnen worden. Je moet
open staan voor tegenbewijs.
➔ Parsimonie (principe van “Occam’s razor”) => als je 2 theorieën hebben die een
bepaald fenomeen even goed verklaren, dan is de eenvoudigste theorie de beste. Het
is niet zo dat de eenvoudigste theorie altijd de beste is, het is zo dat de eenvoudigste
theorie die een bepaald fenomeen even goed verklaard als een moeilijkere theorie de
beste is. => we streven naar theorieën die niet onnodig moeilijk zijn.
- Voorbeelden van niet-falsifieerbare theorie:
➔ Facilitated communication treatment believers: sommige mensen zijn hier zo
overtuigd dat ze er een niet-falsifieerbare theorie van maken. Als je hen confronteert
met bewijsmateriaal, is hun antwoord “ja maar, als jullie als onderzoekers naar zo’n
setting gaan waar therapeuten met cliënten werken en je vraagt aan hen om deel te
nemen aan zo’n studie, communiceer je eigenlijk dat je niet veel vertrouwen hebt in
hun en in de capaciteiten van een persoon met ASS. En juist omdat je weinig
vertrouwen hebt in hen, ga je niet terugvinden dat het werk. Dus je moet er gewoon in
geloven.” => “Trust the proces”.
➔ Zie boek “De ongelovige Thomas heeft een punt”: gaat over niet-falsifieerbare
theorieën. Ze bekijken hoe mensen die pseudowetenschappelijke theorieën geloven,
denken.
- Theorie wordt geëvalueerd obv alle beschikbare bewijs => het is niet dat één studie
aantoont dat een theorie fout is, dat je die theorie meteen gaat verlaten.
5
, 2.3 Fundamenteel en toegepast onderzoek
- 3 soorten onderzoek:
➔ Fundamenteel onderzoek: onderzoek om onze kennis van een bepaald fenomeen te
doen groeien. We willen hier geen praktische toepassing aan koppelen (Bv. kijken
welke hersengebieden actief zijn bij mensen die mediteren). Dit heeft geen
rechtstreekse toepassing in de praktijk maar zorgt dat we een beter beeld krijgen van
de werking van meditatie en de hersenen.
➔ Vertalend onderzoek: Je kijkt of er een praktische toepassing is voor de kennis die we
vergaard hebben bij fundamenteel onderzoek (Bv. kijken of we in het labo kunnen
aantonen dat meditatie ervoor zorgt dat studenten beter presteren op testen. Als we dit
kunnen aantonen, kunnen we dit gebruiken in het onderwijs).
➔ Toegepast onderzoek: We kijken of iets wat we in de praktijk doen, werkt (bv. kijken
of een bepaald programma dat we in één school gebruiken om studenten te leren
mediteren, de studenten helpt om effectief beter te scoren op hun test) => je kijkt
specifiek naar één toepassing in de praktijk.
- Aan universiteiten wordt vooral fundamenteel onderzoek gedaan, soms vertalend.
- Toegepast onderzoek wordt vooral in bedrijfswereld toegepast.
2.4 Wetenschap zorgt dat theorieën in continue ontwikkeling zijn
- Theorieën worden continu getest, aangepast en gefalsifieerd.
- Voorbeeld: Wetenschappers zetten vervolgonderzoek op: voorbeeld impact van kleur op
approach- en avoidance motivatie in context.
➔ Oorspronkelijke studie: Men verdeelde studenten in 2 groepen. Ze kregen een mapje
met exact dezelfde oefeningen (anagrammen = woorden waarvan de letters door
elkaar staan, je moet het correcte woord achterhalen). Verschil tussen de 2 groepen:
de kleur van de voorpagina (in de ene groep was die rood, in die andere groep blauw).
De groep met de rode groep scoorde slechter dan de andere groep. Onderzoekers
verklaarden dit door de kleur rood te linken aan onze avoidance motivatie (aan rood
geven we vaak een sociale betekenis om mensen op gevaar te wijzen (bv. rood licht,
6