TRANSPORTGEOGRAFIE: SAMENVATTING:
Deel 0: Algemene informatie
! Bekijken van de eindcompetenties
! Zie voorbeeldexamenvragen
Deel 1: Inleiding
1.1. Het eeuwenoude belang van transport
Sinds mensenheugenis transport van extreem belang:
- Voor het verplaatsen van goederen en personen van plaats A naar plaats B
- Voor de economische ontwikkeling en beschaving
Transport zorgt voor waardecreatie door vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Belang
groeit naarmate de economische ontwikkeling groeit.
Vier belangrijke factoren van economische ontwikkeling, die afhankelijk zijn van transport
(White & Senior, 1983):
1 Doorgedreven arbeidsverdeling/-specialisatie Economische groei = arbeidsspecialisatie
Gevolg: behoefte aan transport om
ontstane tekorten op vlak van
economische producten/diensten te
compenseren.
2 Doorgedreven gebiedsspecialisatie Elke regio doet economische activiteiten
waarvoor deze het meest geschikt is.
Gevolg: behoefte aan transport om aan
andere behoeften te voldoen, gezien de
specialisatie van verschillende gebieden.
3 Marktuitbreiding Vergroten van geografische schaal,
groter volume en variëteit aan producten
op de markt door snellere en efficiëntere
transportmiddelen.
4 Optimalisatie van producten Afhankelijk van productiegrootte en -
locatie. Economies of scale:
capaciteitsuitbreiding en
productieoptimalisatie is mogelijk, maar
nood aan goede transportmogelijkheden
die verschillende markten bereiken
Transport is ook belangrijk voor:
- De productie en consumptie van diensten en voorzieningen
- Sociale functies en recreatie (afstand tussen werk, sport, wonen, ontspannen,…)
Besluit: Goede transportinfrastructuur economische ontwikkeling
Voorbeelden van het verband:
Recente Chinese investeringen in Afrika, i.e. ‘south-south cooperation’:
South-South cooperation: Uitwisseling van middelen, technologie en kennis tussen landen
, van de global south (ontwikkelingslanden) op gebied van landbouwontwikkeling,
mensenrechten, verstedelijking, gezondheid, klimaatverandering etc.
1.2. Een definitie van transportgeografie
Defi nitie: Een subdiscipline van de geografie, die de geografische aspecten van transport en
transportsystemen bestudeert. Dat kan gaan om het transport van goederen, personen en
informatie. Geografische aspecten in strikte zin: plaats en tijd // Geografische aspecten in
ruime zin: economische, politieke, sociale en maatschappelijke thema’s.
Transportgeografie staat stil bij volgende vragen:
- Wat wordt er vervoerd? goederen, personen, informatie?
- Hoe wordt het vervoerd? transportmodi, transportinfrastructuur?
- Naar waar word het vervoerd? locatie, route, overslagterminals, opslag?
- Wanneer wordt het vervoerd? seizoen, JIT, snelheid?
- Waarom wordt het vervoerd? mondiale handel, vraag en aanbod, wensen?
- Wie vervoert het? transportfirma, expediteur?
Besluit: Vraag naar transport = afgeleide vraag transport is geen doel, maar activiteit om
waarde te creëren (bv. transport om goederen te vervoeren)
! Vbn van verplaatsingen die niet afgeleid zijn: wielertoeristen op zondag – rondrit oldtimer
1.3 Transportmodi
Elke transportmodus verschillende (technologische) karakteristieken:
- Wegtransport, spoorvervoer, binnenvaart, pijpleidingen = nood aan geconnecteerde
lijninfrastructuur
- Maritiem transport, luchtverkeer, spoorvervoer = nood aan uitgebreide faciliteiten
(havens of stations)
- Luchttransport = hoge energiebehoefte // Maritiem transport = lage energiebehoefte
Algemeen overzicht van de verschillen transportmodi en -middelen:
,Technologische verschillen variërende economische kenmerken bij transportmodi.
Voorbeelden van de variërende economische kenmerken bij transportmodi:
Vervoer van één container:
- Eén container over weg = variabele kosten (salaris chauffeur en brandstof)
- Eén container over spoor = vaste kosten (salaris chauffeur en brandstof)
Vervoer van twee containers:
- Twee containers over weg = 2 x variabele kosten (salaris chauffeur en brandstof)
- Twee containers over spoor = vaste kosten (salaris chauffeur en brandstof)
Besluit: Bij spoorvervoer wordt het vervoer per container goedkoper als je meer containers
tegelijk vervoerd = economies of scale
Evolutie van logistieke integratie (duidelijk dat transport slechts één klein onderdeeltje van
‘logistiek’ en van ‘supply chain’ uitmaakt):
1.4 Geografie en ruimtelijke interactie
Volgens Edward Ullman drie basisvoorwaarden voor het ontstaan van ruimtelijke interactie
(= handelsstromen en transport):
1. Complementariteit (aanvulling): Twee gebieden zijn complementair als ze elkaar
aanvullen: de ene heeft een surplus (aanbod) en de andere een deficit (vraag) = de ene
heeft iets wat de andere niet heeft, maar wel graag zou hebben.
Ruimtelijke interactie: Hoe groter de afstand tussen beide plaatsen, hoe kleiner de kans
dat de vraag zal voldaan worden.
, 2. Transportmogelijkheid (verplaatsbaarheid of vervoerbaarheid):
Technische of fysieke = transportinfrastructuur en transportmiddelen:
vervoerbaarheid - Absolute barrières: geografische elementen
die verplaatsing onmogelijk maken, zonder
ingrijpen (bv. watermassa is een absolute
barrière voor wegverkeer oplossing:
tunnel/brug plaatsen of modal change:
veranderen transportmiddel)
- Relatieve barrières: geografische elementen
die een zekere weerstand bieden: topografie
van een plaats (bv. gebergten, zandbanken,
ijsmassa’s) – institutionele factoren (bv.
grenscontrole, tolheffing, wetgeving) –
kenmerken van een product (bv.
bederfbaarheid en breekbaarheid)
Economische vervoerbaarheid = meerwaarde van het te transporteren goed moet
groter zijn dan de transportkost
Ruimtelijke interactie: Transport tussen twee punten tegen redelijke prijs (economische
vervoerbaarheid) en met zo weinig mogelijk moeite (technische vervoerbaarheid)
3. Een gebrek aan tussenliggende opportuniteiten (interventing opportunities)
Ruimtelijke interactie: Als in een gebied C, dat gelegen is tussen gebied A en B, de
goederen goedkoper zijn en gemakkelijker te vervoer, zal A ze minder uit B halen, maar
eerder uit C. (Bv. Sinaasappels halen uit Spanje en niet uit Israël)
Besluit: Op basis van deze parameters kunnen ruimtelijke interactiemodellen opgesteld
worden, die een inschatting geven van de hoeveelheid en het soort transport er zal
plaatsvinden tussen locaties
Voorbeeld “zwaartekrachtmodel”
= Voorbeeld van ruimtelijke interactiemodel: “zwaartekrachtmodel”:
Houdt rekening met afstanden tussen plaatsen: hoe verder plaatsen van elkaar gelegen zijn,
hoe minder interactie er zal plaatsvinden.