PROEFDIERKUNDE 2
Bach 3 FBT
Rielle Scheire
,Samenvatting:
Workshop Dierenwelzijn en Proefdierkunde
1. Inleiding Proefdierkunde:
Het vak is aangepast en meer gericht op praktische en maatschappelijke
relevantie.
Er is nadruk op ethisch denken, het begrijpen van dierproeven, en
communicatie over het gebruik ervan.
2. Onderwerpen van het vak:
Gedragsleer en dierenwelzijn.
Aspecten als huisvesting, fysiologie, voortplanting, anatomie, ziektenleer,
euthanasie, wetgeving en chirurgie.
Praktische oefeningen:
o Pijnherkenning, anesthesie, hechten en bloedafname.
o Debatten en communicatietraining.
3. Gedragsleer en Dierenwelzijn:
Definities:
o Ethologie is de studie van gedrag.
o Dierenwelzijn wordt beïnvloed door interne (motivatie) en externe
(prikkels) factoren.
o Verschillende welzijnstheorieën: afwezigheid van onaangename
ervaringen, integriteit van het dier, en aanwezigheid van positieve
gevoelens.
Evaluatie van dierenwelzijn:
o Fysieke, fysiologische en gedragsparameters worden geanalyseerd,
zoals wonden, hormonale stressmarkers, en afwijkend gedrag.
Gedragsparameters:
o Abnormaal gedrag (bv. stereotypieën zoals traliebijten).
o Schrik- en angstgedrag.
o Motivatie-analyse, algemeen activiteitsniveau, en agressiepatronen.
4. Gedrag van Proefdieren:
Overzicht van het normale en abnormale gedrag van verschillende
soorten:
o Muis: Sociaal met territoriaal gedrag. Afwijkingen zoals barbering
en traliebijten.
o Rat: Sociaal dier; gedragsstoornissen bij isolatie.
1
, o Cavia: Weinig agressief, maar gevoelig voor stress.
o Hamster: Solitair, territoriaal, met nadruk op graafgedrag.
o Gerbil: Monogaam en gevoelig voor stereotypieën zoals graven.
o Konijn: Sociaal met territoriale hiërarchieën.
5. Conclusie:
Kennis van ethologie is essentieel voor optimale huisvesting, het
beoordelen van kooiverrijking, en het waarborgen van dierenwelzijn.
Huisvesting en Kooiverrijking van Proefdieren
1. Overzicht:
Bespreking van huisvestingstypen, algemene vereisten, kooiverrijking, en
diersoortspecifieke richtlijnen.
2. Huisvestingstypen:
Primaire huisvesting: Kooien, hokken en rennen, waar dieren direct
verblijven.
Secundaire huisvesting: Proefdierruimten en containment-systemen
zoals isolatoren.
3. Algemene Vereisten:
Rekening houden met de "5 E's":
o Ethology: Gedrag moeten kunnen uitvoeren.
o Environment: Omgevingsfactoren zoals ventilatie, temperatuur,
verlichting, lawaai en hygiëne.
o Ergonomy: Gebruiksvriendelijkheid voor personeel.
o Economy: Kosten van huisvesting en experimenten.
o Ecology: Milieubescherming en afvalbeheer.
4. Omgevingsfactoren:
Ventilatie: Minimaal 15-20 luchtwisselingen per uur; vermijden van tocht
en geluidsoverlast.
Temperatuur: Specifiek per diersoort; dagelijks meten.
Vochtigheid: Aanpassen aan diersoort.
Verlichting: Lichtintensiteit en dag/nacht-cycli moeten diersoortspecifiek
zijn.
Lawaai: Stress vermijden door ultrasone geluiden te minimaliseren.
2