Samenvatting Sociale psychologie II (B2, S2)
HOOFDSTUK 1: Evolutionaire psychologie
1. Altruïsme en natuurlijke selectie
➔ Helpen zit in ons DNA, maar hoe kwam het dat mensen zo sociaal zijn? Omdat
samenwerken ons veel voordelen geeft! (Bv. samen jagen om een grotere prooi te
vangen, dorp verdedigen, werk verdelen,...).
➔ Nadeel: je kan het alleen als je brein ernaar geëvolueerd is. De frontale lobben zijn
belangrijk voor ‘social judgement’, een aantal van de zijkanten zijn geëvolueerd
vooral om perspectieven in te kunnen nemen en de cerebellum is geëvolueerd.
➔ Samenwerken helpt individuen, maar het komt pas in het DNA/genen als het ook
voordelen heeft voor je nakomelingen. Een gedrag dat alleen voordeel heeft voor jou,
komt niet in de genen.
➔ Idee: als je meer sociaal bent, werk je ook samen om je kinderen op te voeden (ze
worden niet achtergelaten). Deze kinderen hebben meer kans om te overleven. Dat
gen (dat zegt: help je kinderen en anderen) zal overleven omdat vooral de organismen
die het bezitten overleven. Daarom bezit de volgende generatie veel meer mensen met
het gen ‘help andere mensen’. Het gaat dan al zeker over uw familie en kinderen!
2.1. Natuurlijke selectie en gedrag
- Evolutionaire psychologie onderzoekt de evolutionaire oorsprong van gedrag en de
gevolgen/consequenties voor huidige psychologische mechanismen.
➔ Darwin met ‘Origin of Species’
➢ Natuurlijke selectie komt voor omdat sommige soorten beter overleven en dus
reproduceren in sommige omgevingen
➔ Betere conditie (= overdracht van genen aan de volgende generatie)
➔ Betere aanpassing aan de omgeving.
➢ Aanpassing in gedrag (bv. qua emoties) en aanpassing aan fysieke structuur.
➢ Probleem met Darwin zijn theorie: hij keek alleen naar het individu.
➔ Er waren beperkingen een de theorie van Darwin in het verklaren van helpgedrag naar
anderen toe (= altruïsme).
➢ Demo: je bent aan het varen op zee met een klein bootje wanneer het
stormachtig weer wordt. Wie zou je eerst helpen? Je eigen kind of het kind
van de buren? Volgens de ‘attachment theorie’ zoeken de kinderen naar de
hulp van hun ouders en gaan ouders ook eerst hun eigen kind helpen.
➢ Demo wie zou je eerst helpen, de vrouw links of rechts?
Mensen verkiezen iemand met een babyface, deze zijn
over het algemeen aantrekkelijker. Dus kleine neus, grote
ogen,...
1
,2.2. Altruïstisch gedrag
➔ Altruïsme = anderen helpen hun fitness* te verbeteren, ook al is het schadelijk voor
de eigen geschiktheid. Maar hoe kon dat nu verklaard worden?
➢ Darwin verklaarde het adhv de ‘fitness’ van het individu.
➢ Later na 1960 keek men meer naar de fitness van de groep en overdracht van
genen naar de volgende generatie.
* Fitness = de mogelijkheid van een organisme om meer van zijn genen achter te laten in de
volgende generaties dan andere organismes.
2.3. Inclusieve fitheid en verwantschap (inclusive fitness and kinship, Hamilton ‘64)
- Inclusive fitness
➔ = Betere fitness (van de volgende generatie) door familieleden te helpen. We zouden
meer geven om mensen met de grootste genetische overlap en hen dus ook meer
helpen => genetische overlap ligt aan de basis van helpgedrag.
➔ De genetische overlap …
➢ Van ouder op kind: 50%
➢ Tussen neven/nichten (van grootouders met dezelfde origine): 12,5%.
➢ Kinderen (van ouders met dezelfde origine): 50%
- Hechting van kinderen aan hun ouders, helpt overleven (bv. bij vogels en zoogdieren).
➔ Sterke ouder - kind banden/gehechtheid bescherm het kind in noodgevallen.
➔ Voor mensen is deze gehechtheid heel belangrijk: kinderen worden prematuur
geboren omdat het hoofd anders te groot is om door het geboortekanaal te passen.
Baby’s zijn om te kunnen overleven dus afhankelijk van hun ouders. Gewervelde
dieren kunnen eigenlijk bij de geboorte lopen, wij worden dus een jaar te vroeg
geboren.
- Burnstein
➔ Je gaat sneller/eerst uw verwanten helpen in problemen dan anderen.
➔ Daarom zouden we in de demo van daarnet ons eigen kind proberen redden, niet dat
van de buren als ze beiden in het water gevallen waren.
- Daly & Wilson
➔ Minder zorg door stiefouders dan door natuurlijke ouders.
➔ Meer kindermishandeling door stiefvaders (100 x meer dan natuurlijke vaders). De
genetische gelijkheid speelt dus een grote rol.
2
,2.4. Wederzijdse/onderling altruïsme (reciprocal altruism, Trivers ‘71)
➔ Wederkerig altruïsme kan beschreven worden als ‘I’ll scratch your back if you scratch
mine.’ ‘I help you when you help me’.
➔ Volgens deze theorie ligt genetische overlap niet aan de basis van helpgedrag. We
leven wel in dezelfde groep/stam (bij de homosapiëns waren die groepen kleiner dan
50 mensen. Zij kenden dan max 3 andere groepen, de rest van de wereld kenden ze
niet.). Het voordeel aan leven in kleine groepen is dat je weet welke gunst je aan wie
verleend hebt (bv. ik heb vorige keer het kamp bewaakt, nu moet iemand anders).
Mensen hebben allemaal andere capaciteiten dus je kan zeggen ‘als jij voor mij ook
bessen verzamelt, zal ik voor jou ook vlees vangen’.
- Wederkerig altruïsme is volgens Trivers enkel mogelijk als:
➔ Je brein er geschikt voor is: je moet kunnen onthouden wat jij voor anderen hebt
gedaan en wat zij voor jou gedaan hebben. Dan moet die persoon ook nog herkend
worden als diegene waar jij een gunst aan hebt verleend. Je moet ook het vermogen
hebben om te zien of de persoon die jou een gunst belooft deze wel echt kan vervullen
en je moet ook kunnen herkennen wie geen hulp zou teruggeven.
➔ Er een systeem is dat bedriegers straft. In onze samenleving zouden die personen in
de gevangenis komen. Vroeger was er bv net genoeg voedsel dus als iemand voedsel
afnam van een ander, zouden die zijn kinderen kunnen sterven van de honger. Daarom
moet de persoon die zoiets doet gestraft worden (uit de groep gooien, vermoorden,...).
=> Het kan alleen ...
➔ In intelligente soorten (primaten).
➔ Met kennissen en kleine groepen / stammen (dit garandeert wederkerigheid).
➔ Als samenleving ons beschermt met sociale regels (bv nu politie en rechtssysteem,
vroeger werd men uit de groep gegooid of vermoord als men dingen stal).
2.5. Groep selectie
- Haidt:
➔ Selectie van sociale kenmerken gebeurt op het niveau van de groep in plaats van op
het individu. De beste overlever is degene die het best werkt in de groep en niet op
individueel vlak.
➢ De bedrijven die kippen fokken, wouden weten welke kippen de meest
productieve waren. Het was best om de groepen kippen te selecteren die het
meest produceren, niet de individuele kippen die het meest eieren per dag
selecteerden => een selectie maken obv de individuen, zegt niks over hoe goed
die werken in de sociale groep. Als je de groepen uit elkaar haalt, en van de
beste kippen een nieuwe groep maakt, betekent dat niet dat zij goed zullen
werken/leven als groep. => het beste selectie criterium is de groep die het
3
, meest produceerde, niet de kippen die het best produceren. => als je de
groepen selecteert, niet de individuen was er meer opbrengst en een betere
prestatie door beter sociaal klimaat en minder conflicten (Muir, 1996).
➢ De meest coöperatieve stam zou efficiënter kunnen werken, meer baat hebben
bij voedsel en veiligheid en beter overleven dan andere groepen.
- Trut:
➔ Selectie van vossen die sociaal gedrag tonen naar de mens toe vertonen aanvullende
veranderingen die typisch zijn voor domesticatie (= een proces waarbij dieren en
planten door de mens worden gefokt of gekweekt om een nuttige functie te kunnen
vervullen), bv witte ster in vacht, ontspannen oor, dikke of gekrulde staart.
➔ Wij zijn ook veranderd door meer samen te leven. Vroeger hadden we scherpere
tanden, die zijn nu verdwenen. Wij gaan ook niet vechten als er iemand onze plaats af
pakt. Als je apen, vossen,... dat laat doen zouden ze wel beginnen vechten! Wij zijn
getemd door samen te leven. Hoe getemder we zijn, hoe beter we samen kunnen leven
met anderen en hoe minder schadelijk het is als we toch een ruzie hebben.
- Hoe groter de groepen waarin de mens en onze voorouders
leefden, hoe groter het brein groeide.
➔ Neocortex ratio: het volume van de neocortex in
verhouding tot het lichaam. Mensen hebben de hoogste
neocortex ratio van allemaal.
➔ Mensen evolueerden naar het meest sociale dier.
➔ De mens werd een van de intelligentste dieren.
=> De social brain hypothesis (= een theorie) zegt: ons
hulpgedrag en het sociale begrip dat nodig is om samen te werken, hebben ons zeer
intelligent gemaakt. Ons brein is gegroeid daardoor.
4