ECONOMIE A
DEEL 1: BESISCONCEPTEN
Inleiding
Holistische visie:
è Holisme kijkt naar het geheel dat groter is dan de som van de individuele onderdelen
è Holistisch model start vanaf het klassieke model
Binnenste cirkel ‘economie’
è Goederen en diensten nodig om in menselijke
behoeften te voorzien
Huiselijk Maatschappij:
Werk è Economie ingebed in maatschappij,
maatschappij ingebed in ecosysteem
Markt Keuze staat è Vrijwilligerswerk, buurthulp,...
Gemeenschaps- Aarde:
bezit è Veranderingen in ecosystemen heeft impact op
economie en maatschappij
Klassiek model:
klassieke materiele economie
è Invulling van economische behoeften met goederen en diensten
§ Gezinnen voorzien deze zelf, kopen aan bij producent, overheid voorziet onderwijs, gezondheidszorg,...
Uitbereiding model:
aangevuld met gebruik gemeenschapsbezit
Gemeenschapsbezit = hulpbronnen die toegankelijk zijn voor alle leden van een groep of samenleving zonder
dat er 1 eigenaar is, maar wel een groep eigenaars of soms niemand
Vormen:
• Beschikbare vrij toegankelijke natuurlijke hulpbronnen (bvb: bos, visgrond,...)
• Gedeelde middelen (bvb: wikipedia, deeleconomie,...)
• Gecreëerde vrij toegankelijke middelen (bvb: voedselbedeling, opvangtehuizen,...)
-> economische kern is deel vd maatschappij binnen het ecosysteem
• Maatschappelijke verwachtingen omtrent economie (bvb: werkdruk, inkomensverdeling,...)
• Sociale interacties zonder winstmotief (bvb: vrijwilligerswerk, hulp binnen familie, vrienden,...)
Hollistisch model:
è Verwevenheid tussen economie, maatschappij en ecologie
è Economie is ingebed in groter geheel
è Economie is afhankelijk en heeft impact op ecosystemen
o onttrekt energie & grondstoffen als input, voegt hitte en afval toe als output
è beperkingen, geïlustreerd door afgelijnde onderdelen:
o ecosystemen: botst op grenzen van beschikbare grondstoffen, energie, gezonde lucht,...
o maatschappij: nijpende beschikbaarheid van vrijwilligers, engagement,...
o consumenten & producenten: tijds en budgetbeperking
§ beperkingen zorgen ervoor dat er keuzes moeten gemaakt worden -> duurzame ontwikkeling
,duurzame ontwikkeling:
Brundtlandt-defenitie: komt tegemoet aan de behoeften van het heden zonder behoeftenvoorziening van de
toekomstige generaties in het gedrang te brengen.
è Brundtlandt-commissie: 1983 actualisatie rapport ‘de grenzen aan de groei’ van club van Rome 1972
o Aandacht: de snelle uitputting van niet-hernieuwbare grondstoffen.
è ‘our common future’: 1987 -> duurzaamheid nodig!
o VN: ’17 sustainable goals’ op wereldvlak bereiken tegen 2030
Dubbele focus
§ intragenerationeel -> heden: binnen dezelfde generatie (huidige generatie behoeften goed in te schatten)
§ intergenerationeel -> toekomstig: tussen generaties (hoe behoeften inschatten voor toekomst?)
analyse:
1) economie - profit
2) maatschappelijk - people
3) ecologie - p lanet
-> ontwikkeling is duurzaam als ze bijdraagt tot alle 3 peilers (die invloed hebben op elkaar)
Donut economie (Kate Raworth 1970):
è problematiek van duurzame ontwikkeling kaderen
Binnenste cirkel = sociale fundament
è Minimaal naar streven
o Wordt momenteel niet bereikt
(armoede, ongelijkheid, ziektes,...)
Buitenste cirkel = ecologisch plafond
è Maximale ecologische draagkracht (9 planetaire
grenzen) MAG NIET OVERSCHREDEN WORDEN
o Wordt momenteel wel overschreden
Hoe bereiken?
Niet winstzucht, aandeelhouderskapitaal, maximale groei,...
o zware sectorale transformaties, met daarbij grote krimp industriële sectoren
(zowel mijnbouw, olie, gas, industriële veeteelt, afvalopslag,...)
Nood aan transitieproject dat behoeften van mensheid en planeet centraal stelt
o expansie van langetermijnvesteringen in hernieuwbare energie, openbaar vervoer, circulair
produceren en renovatie gebouwen
o investeren in natuurlijke, menselijke, sociale, culturele en fysieke bronnen van welvaart
,1) wat is economie
Economie betreft de organisatie van de systemen van consumptie en productie
Economie
= sociale wetenschap die keuzes inzake van consumptie en productie onder voorwaarden van schaarste bestudeert, inclusief de gevolgen
van deze keuzes voor de hele maatschappij.
§ mens staat centraal -> economie is sociale wetenschap (economie = keuzes = gedrag)
§ wetenschap van de schaarste / keuzes die moeten gemaakt worden als gevolg van schaarste
Consumenten
= maken keuzes over aanschaffen van goederen en diensten voor eigen gebruik binnen beschikbare budget.
Producenten
= maken keuzes over het tot stand brengen van goederen en diensten en bieden die aan op de markt.
Prosumenten
= consumenten die ook goederen en/of diensten aanbieden in markten die voorheen door de klassieke producenten of bedrijven bespeeld
werden.
è Economie is afhankelijk van technologische evoluties (‘interneteconomie’) Door technologie groeit de groep prosumenten.
Economische wetenschap bestudeert: (economie = keuzes maken)
§ Keuzes inzake consumptie als gevolg van schaarste
§ Keuzes inzake productie als gevolg van schaarste
§ Gevolgen van deze keuzes voor de maatschappij
Schaarste: (niet gelijk aan zeldzaamheid, zeldzame goederen of diensten zijn pas schaars als ze ook gewild zijn!)
Def 1: een middel is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen ervan de beschikbaarheid van dat middel overstijgen.
Def 2: een middel is schaars als er middelen moeten worden opgeofferd om het te bekomen.
Def 3: M.a.w.: wanneer een middel meer gewild dan beschikbaar is.
è Gevolg van schaarste: mensen MOETEN keuzes maken, met deze keuzes impact op schaarste
Welvaart
= mate waarin schaarste wordt verminderd (gaat om meer dan geld en inkomen, ook bvb vrije tijd want dit is ook schaars)
Economische behoeften
= de verlangens van de mens waarvan hij/zij slechts kan voldoen door het inzetten van schaarse middelen.
§ Behoeften uiten zich door een ervaring van “tekort”
§ Behoeften zijn immaterieel <-> het economische goed/dienst dat aan de behoefte voldoet
Soorten economische behoeften:
o Primair:
§ Aangeboren
§ Basisbehoeften
§ verbonden met lichamelijke
o Secundair
§ Niet aangeboren maar aangeleerd
§ Sterk sociaal georiënteerd
o Tertiair
§ Behoeften naar luxe
Behoeften zijn onbeperkt
§ Verklaring: toename economische productie & technologiseche ontwikkeling (er ontstaan nieuwe G&D)
Ecologisch aspect van schaarste
§ Beperkte aanbod niet-hernieuwbare grondstoffen dus schaars (relatief en afhankelijk vd stand van technologie)
§ Ecosystemen beschikken over uniek absorptievermogen, deze mag niet overschreden worden
o Capaciteit ecosystemen is begrenst, hierdoor misschien zelf niet alle grondstoffen kunnen gebruiken
Bvb olie even schaars als 100j geleden maar techno-institutionele context ingrijpend veranderd (oliemarkt)
1.1) keuze, afruil en opportuniteitskost
Keuzes maken -> afwegen van
Voordelen = baten
Nadelen = kosten
, Opportuniteitskost
= de niet gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze.
De opportuniteitskost meet de gemiste opbrengst van een alternatief middelen-gebruik en is meestal de belangrijkste kost van de afruil.
(verlies ene/winst nieuwe)
§ Bij elke keuze die gemaakt wordt geef je iets anders op = opportuniteitskost
Oppkost = belangrijkste deel van economische totaalkost
Bvb: beschikbare tijd student: studeren, studentenjob, kost = kost studie + niet behaalde opbrengst studentenjob
Totale kost = kost + opportuniteitskost
Economische winst: opbrengsten – kosten – opportuniteitskosten
Boekhoudkundige winst: opbrengsten – kosten
1.2) kosten tegenover baten, shortcuts of marginale analyse
Mental shortcut
= eerder intuïtieve beslissingsregel door het onvermogen om alle informatie te verwerken of doordat relevante informatie ontbreekt
Marginalitiet:
= kosten en baten worden afgewogen in ‘marginaliteit’ = in termen van bijkomende eenheden (per stuk)
Marginale kosten (MK)
= de kosten van een bijkomende eenheid inspanning, output of productie
Marginale baten (MB)
= de opbrengsten (baten) van een bijkomende eenheid inspanning, output of productie
è Optimaal bij economisch evenwicht MK=MB
Voorbeeld:
1.3) gebruik van modellen en aannames
Economie is de wetenschap van de keuzes die economische agenten maken als gevolg van schaarste
§ Wetenschap maakt gebruik van modellen (vereenvoudiging werkelijkheid)
è Doel: impact van x op y verklaren
Vereenvoudiging noodzaakt het gebruik van aannames:
1) Behoeften zijn onbeperkt P = prijs V = vraag
2) Economische agenten kiezen rationeel
3) Keuzes worden gemaakt uit eigenbelang
4) De optimale keuze is die waar MO (MB) = MK
5) Houdt rekening met verlies van beste alternatief (opportuniteitskost)
6) Ceteris paribus
7) Perfecte informatie
Ceteris paribus
= veelgebruikte aanname in sociale wetenschappen, letterlijk = ‘het overige gelijk blijvend’
- Aanduiden bij de studie van een verband tussen aantal eco. grootheden we aannemen dat alle overige verklarende
factoren niet wijzigen
Perfecte informatie
= aanname dat alle kopers en verkopers in een bepaalde markt een perfecte kennis hebben van de prijs, het nut, de kwaliteit en de
productiekosten van het betreffende goed of dienst.
Economische modellen zijn geen doel op zich maar willen ons begrip van een zeer complexe realiteit verhogen.