Hoofdstuk 2
5. De natuurfilosofen
Thales:
1ste wiskundige & wijsgever,
Niet alle mythen kunnen tegelijk waar zijn, dus wil wereld vatbaar maken voor
argumentatie
Voortdurende verandering = interessant
Oerstof = water
Anaximander:
Leerling van Thales
Oerstof: ‘apeiron’ (onbepaalde/onbegrensde)
Ontstaan en vergaan = resultaat van voortdurende onderlinge strijd van dingen
Anaximenes:
Oerstof = lucht
Concrete objecten = resultaat van verdichting/verdunning
Pythagoras:
De begrijpelijke wereld = wiskundige structuur
Herclitus:
Oerstof = vluchtige en ongrijpbare vuur
Panta rei: alles vloeit
Men kan niet 2 keer in dezelfde rivier stappen: water vloeit weg en je gaat altijd in
ander water zijn/met andere riviervloer
Parmenides (& Zeno):
“Het zijnde (één en onveranderlijk) is en het niet-zijnde is niet”
Er is geen tijd: alle verandering is gewoon skin-deep
Zeno: beweging bestaat niet
Leucippus & Democritus:
Atomisme: alles bestaat uit heel kleine deeltjes die tijdelijk samenklonteren (ook de
ziel is hieruit opgemaakt)
6. De sofisten van Socrates
Goed spreken = overtuigend = overreden
Protagoras:
‘Homo mensura’: mens is de maat van alles
Er is geen absolute waarheid, er zijn geen absolute waarden
,Gorgias:
“Niets bestaat, mocht er toch iets bestaan, dan kunnen we het niet kennen, en
mochten we het wel kunnen kennen, dan kunnen we het niet meedelen.”
o Metafysisch scepticisme: er bestaat niets
o Epistemisch scepticisme: zo niet, kunnen we het niet kennen
o Conceptueel scepticisme: zo niet, kunnen we het niet meedelen
Socrates:
Weet dat hij niets weet, maar de waarheid en het goede bestaan
Zelfonderzoek centraal
7. Plato
Plato:
Socrates’ leerling
Plato’s kenleer:
o Wiskundig
o Bestudeerd volmaakter vormen: de cirkel (niet één cirkel)
o Kennis = kennis van volmaakte vormen (moeten in definities gevat worden)
Plato’s zijnsleer:
o Volmaakte vormen bestaan
o Geen volmaakte realisatie in actuele wereld
o Er bestaat een Vormenwereld: blueprint van alles
Plato’s mensvisie:
o Onsterfelijke, redelijke ziel
o Lichaam = tijdelijke parking van de ziel
Plato’s moraal en politieke visie:
o Fundament voor moraal en staatsordening
o Het goede/het mooie benaderen
o Heerser = moet filosoof zijn
o Poppers open society and its enemies:
Plato’s utopie
Totalitair
Niet aan te passen aan verschillende/veranderende noden
8. Aristoteles
Aristoteles:
Probleem met universalia:
o Semantisch: is ‘stad’ de naam van een stad?
o Metafysisch: substanties op één, attributen op meerdere plaatsen
o Eén over velen argument: twee categorieën – Particularia en universalia
, o Instantiatie-relatie - Russel: Objecten als bundels van universalia
Hylemorfisme:
o Probleem identiteit en verandering
o Schip van Theseus: als je elk deel van een schip, plank per plank veranderd.
Is het dan hetzelfde schip als voor alles veranderd was? Of is het een nieuwe
boot?
Aristoteles vs. Plato
o Plato’s transcendente en Aristoteles’ immanente Vormen
o Ervaring (Aristoteles) >>> wiskunde (Plato)
o Conceptvorming: abstractie >>> constructie
Deductie:
o Alle zwanen = wit, er is een zwaan voor mij, zwaan is wit
Inductie:
o Inductie voegt toe
o Hume’s probleem: inductie psychologisch volstrekt okay, maar niet
dichtgetimmerd in filosofie
Abductie:
o Hypothesevorming
o Peirce: naar verklaring + normatief: naar beste, rivaliserende criteria voor
‘beste’ = Tussenpositie: naar relevante verklaring
Wereldvisie:
o Teleologisch: Stuwkracht meer volmaakte realisatie
o Causale verklaringen hebben het overgenomen, ook biologie, doch
verklaringen gedrag en artefacten
Praktische filosofie:
o Pragmatisch gericht
o Jongeren hebben te weinig ondervinding
o Plato: revolutionair, ontwerp ideale maatschappij
o Aristoteles: conservatief haalbare verbetering aanbrengen
9. Hellenistische en romeinse filosofie
Cynisme:
Antisthenes: eudaimonia (geluk) door deugd
Diogenes: behoefteloosheid, autarkeia (genoeg aan zelf)
o Ascentisme: woonde in wijnvat, masturbeerde in publiek en sprak op tegen
Alexander de groot
Stoa:
Seneca, Epictetus & Marcus Aurelius
Wereld = materieel geheel hangt samen door pneuma
Logos = rede
Pronoia = voorzienigheid, noodwendigheid
Mens:
o Microkosmos