Sociologie en rechtssociologie
Samenvatting
Inleidende les:
Voorbeeldvragen
- Multiple choice:
o Als in de rechtssociologie wordt verwezen naar ‘mobilisatie van het
recht’, wordt er verwezen naar: het gebruik van het recht voor
een bepaald doel.
o Welke van onderstaande auteurs beschouwt de penaliteit in
hoofdzaak als een instrument ter controle van de lagere sociale
klassen, sociaal kwetsbare groepen en andere groepen die leven in
de marge van de samenleving? Marx.
- Multiple answer:
o Een persoon of groep is relatief gedepriveerd van een sociaal goed
als: …
Sociologie en rechtssociologie: een eerste kennismaking
Sociologie gaat over de samenleving. Rechtssociologie bestudeert de invloed die
door de samenleving uitgeoefend wordt op het recht. In de rechtssociologie
stellen we vragen zoals: Hoe is het recht ontstaan? Wat doet het in de
samenleving? Wat zijn de effecten? We bestuderen de wisselwerking (zie figuur in
PowerPoint) van de sociologie. Het recht heeft effect op de samenleving, en de
samenleving dan weer effect op recht, en zo blijft het verdergaan. De figuur in de
PowerPoint is volgens de professor een zeer belangrijke figuur, die we
herhaaldelijk gaan terug zien.
Om duidelijk te maken wat sociologie en rechtssociologie is gebruiken we 2
voorbeelden:
- Waarom worden bepaalde wetten beter nageleefd dan andere? Hoe
worden wetten gehandhaafd? Dit is rechtssociologie.
- Hoe komt het dat het beroep van advocaat meer sociale status heeft dan
het beroep van poetshulp? Dit is sociologie.
Sociologie
Zie leerboek, PowerPoint en je notities.
,Rechtssociologie
1. Wat is/waarover gaat rechtssociologie?
1.1 Inleiding: verschillen met rechtswetenschap
Rechtssociologie lijkt, als je naar de inhoudstafel van het boek kijkt, op een
gewoon vak. De onderwerpen in het boek zijn meestal vertrouwde juridische
onderwerpen. Dit is het echter niet.
De rechtswetenschap gebruikt namelijk de doctrinaire methode die meerdere
methoden en technieken omvat en bekijkt het recht vanuit het intern perspectief.
Advocaten, rechters, raadheren… werken aan een samenhangende rechtsleer
(doctrine) die op haar beurt richting geeft aan het denken en handelen van die
groepen (dit is het belang van de coherentie). De rechtswetenschap bekijkt het
recht vanuit een normatief gezichtspunt. Wetten, verdragen, jurisprudentie en
rechtsgeleerde beschouwingen gaan over normen die voorschrijven hoe de
normadressanten zich moeten gedragen. De geldigheid van de voorschriften
vloeit voort uit de interne systematiek van het positieve recht waarin elk
algemeen verbindend voorschrift te herleiden is tot een wilsuiting van het volk.
Deze geldigheid wordt ook bevestigd door formeel-juridische criteria. Dit behoort
allemaal tot de doctrinaire methode.
De rechtssociologie echter gebruikt de empirische methode en bekijkt het recht
vanuit het extern perspectief. Sinds 2005 zetten juridische wetenschappers zelf
empirisch onderzoek op, geïnspireerd op de Empirical Legal Studies-beweging.
Deze pasten statische analysetechnieken toe op juridische vraagstukken. In 2005
kwam ook de opmars van het jonge Regulation en Governance-onderzoek. Dit
onderzoek legt zich toe op interdisciplinaire en empirische wijze op
reguleringsvraagstukken. Zo is de rechtssociologie zich beginnen bloeien in
België en zo is de rechtssociologie de studie van de relatie tussen het recht en de
samenleving vanuit een empirisch en extern perspectief.
1.1.1 Methode
De juridische (doctrinaire) methode: De juridische doctrinaire methode bekijkt het
recht louter op zichzelf. Deze methode werkt langs subsumptie (dit is een
techniek die vaak wordt gebruikt in het recht): men gaat feiten onder een
bepaalde regel brengen.
Deze methode gebruikt verschillende technieken/methodes:
- Ze verzamelt feiten (voor zover ze juridisch relevant zijn) -> dit is (beperkt)
empirisch. Dit is een eerste techniek die men hier gebruikt.
- De regel waaronder de feiten worden gebracht moet ‘gevonden’ worden ->
dit komt van de heuristiek.
- De regel kan open of vage normen bevatten -> ze moeten geïnterpreteerd
worden volgens de juridische technieken.
- De geldigheid van een norm moet gecontroleerd worden -> men gaat ze
beoordelen volgens de interne systematiek en a.d.h.v. formeel-juridische
criteria.
- Als er meerdere grondrechten van toepassing zijn -> dan worden ze tegen
elkaar afgewogen.
, - De regelcreatie of de bestaande regel kent gebreken -> er wordt
voorgeschreven hoe het ‘zou moeten’ (sollen/ought to be)/ de regel wordt
verbeterd (normatief).
- Deze beslissingen en standpunten worden verdedigd -> door
argumentatie.
Al deze technieken en alles ligt binnen de grenzen van de doctrine, met het oog
op het bewaken van de coherentie/samenhang van de doctrine. In de
rechtssociologie zijn we echter niet geïnteresseerd in de doctrinaire methode. We
zijn meer geïnteresseerd in de empirische methode. Hoe dat het recht in relatie is
tot de samenleving.
De empirische methode: De empirische methode gaat over de
wetenschappelijke, systematische gegevensverzameling in de praktijk, in het
‘veld’. Er zijn bepaalde criteria voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek:
- De betrouwbaarheid: In welke mate zijn deze gegevens betrouwbaar? Een
cruciale vraag hier is: stel ik doe het opnieuw, zou ik dan op hetzelfde
resultaat uitkomen? Dit is de repliceerbaarheid van een onderzoek.
- De externe validiteit: Dit gaat over de representativiteit van het onderzoek.
Zijn de resultaten representatief? Kan ik op basis van mijn onderzoek in
Antwerpen zeggen hoe er aan geschilbeslechting wordt gedaan in
Argentinië? Neen, dit gaat niet, aangezien de maatschappelijke context in
bepaalde situaties verschilt. Hierdoor is dit dus niet representatief.
- De interne validiteit: Belangrijk. Men moet er voor zorgen dat het resultaat
van je onderzoek gelijk is aan het geen wat je wou zoeken in je onderzoek.
Er moet een match zijn tussen wat je onderzocht en wat het resultaat is
van wat je onderzocht.
- De objectiviteit van de data: Dit is heel belangrijk. Men mag niet aan
subjectief onderzoek doen want dit beïnvloed de resultaten.
De technieken die men gebruikt in de empirische methode zijn onder andere
interviews, surveys, veldwerk en statische analyses. Dan wordt er een
wetenschappelijke analyse van de verzamelde data uitgevoerd en zo gaat men
zien hoe het recht in de samenleving is.
Een voorbeeld van de doctrinaire methode: genitale verminking/besnijdenis in
Senegal
1. De vaststelling van een onderzoeksprobleem (iets waar u
wetenschappelijke vragen kan naar stellen).
2. Onderzoeksvragen die worden gesteld in een juridisch doctrinair
onderzoek:
a. “Welke juridische instrumenten zijn relevant?”
3. Zoeken en analyseren van juridische bronnen.
a. Verdragen, constitutioneel recht en wetgeving in Senegal.
De analyse van de juridische bronnen wijst op het bestaan van een sterk
mensenrechtelijk kader. U kan veel over deze rechten vinden: dan zou u kunnen
zeggen ‘probleem’ opgelost. Hier kan je in de doctrinaire methode stoppen. Maar
in de rechtssociologie niet. Er worden hier nog andere vragen gesteld. Zijn deze
instrumenten namelijk ook effectief?
, - Waarom wel of waarom niet? Wordt het gehandhaafd? Deze vragen kunnen
niet uitsluitend beantwoord worden door middel van een uitsluitend
juridische analyse. Een empirisch onderzoek is nodig.
De juridische doctrinaire methode wordt gekenmerkt door doctrinaire
trefwoorden, formuleringen en vragen zoals: privaatrecht, de rechtmatigheid
van…, de aansprakelijkheid van…, de inhoud van een verdrag, de inhoud van een
vonnis of een arrest,… Het gaat in deze methode enkel over ‘law in the books’. Er
worden hier vragen gesteld zoals: Hoe luidt het recht? Wat is het toepasselijke
recht? Hoe zou het recht moeten luiden?
De empirische methode wordt gekenmerkt door rechtssociologische trefwoorden,
formuleringen en vragen zoals: de effectiviteit van…, de doelmatigheid van…, de
oorzaken van…, ervaringen met…, verklaringen, gevolgen en oorzaken,… Het
gaat in deze methode over ‘law in action’ en er worden vragen gesteld zoals: Hoe
is het recht ontstaan?
1.1.2 Perspectief
Zie het schema in de PowerPoint:
- Intern perspectief Extern perspectief
- Deelnemersperspectief (kijkt naar het louter recht)
Toeschouwersperspectief (kijkt hoe het werkt).
- Rolmodel van de rechter staat centraal Ook rollen voor wetgever,
handhaver en uitvoerder, onderzoeker
- Interne autonome logica Relatie tot maatschappelijke context
- Rechtszekerheid en rechtseenheid Onzekerheid en variatie
- Structureel gericht op het bewaken en versterken van de coherentie van
het recht Constructief subversief
- Is = ought is ≠ ought
- Vooronderstelling dat recht praktisch een verschil maakt De toetsing
van de effectiviteit van het recht (binnen het recht zijn er nog veel
paradigmas).
- Gericht op rechtspraktijk Gericht op beleid/wetenschap
- Monodisciplinair; doctrinair Interdisciplinair door aanvullende
disciplines : empirisch of normatief.
- Vooral ‘casus-methode’ en belang van argumentatie. Juridisch-normatief.
Hoe luidt het recht? Verschillende methoden. Hoe werkt het recht?
Opmerkingen bij de empirische methode en het externe perspectief (zie voor
illustraties van de noodzaak van het externe perspectief de PowerPoint): Het
externe perspectief vervangt het interne perspectief niet! Doctrinaire methoden
blijven noodzakelijk als jurist. Ze definiëren de identiteit van een jurist. De
professionele toepassing van de doctrinaire kennis gaat echter gepaard met een
inzicht in de voordelen en de tekortkomingen van het interne perspectief. Het
externe perspectief complementeert het interne perspectief. Verschillende
vragen over het recht worden langs beide perspectieven beantwoord.
De rechtssociologie gaat dus over de empirische methode en het extern
perspectief. De centrale vragen die hierin worden gesteld zijn vragen zoals: Hoe
werkt het recht? En: Hoe is het recht ontstaan? In de rechtssociologie gaan we
kijken voor, rond en na “het recht”. De rechtssociologie bekijkt het recht (en zijn
procedures), actoren en instituties vanuit een empirisch en extern perspectief.