PSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 2: PSYCHOLOGIE GEDURENDE DE
LEVENSLOOP
2.1. DE STEEDS VERANDERDE MENS
ONTOGENESE
Wij veranderen voortdurend door groei en veranderingen van cellen in ons
lichaam. Hierdoor evolueren we gedurende onze levensloop.
FYLOGENESE
Maar ook als mensheid evolueren we voortdurend.
Bv. hoe onze cognitieve functies in sneltreinvaart zich aanpassen aan nieuwe
technologieën. Tegelijkertijd dragen we ook nog ons verleden als soort in ons.
Je plaats op de levensloop bepaalt mee hoe je betekenis geeft aan jezelf
en de zaken waar je mee geconfronteerd wordt.
EEN THEORIE
Organiseert op systematisch wijze wat al bekend is over het onderwerp.
Verklaart in termen van onderliggende principes, mechanismen,
processen.
Genereert nieuwe ideeën, die getest kunnen worden.
2.1.1. VAN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE NAAR
LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
ONTSTAAN VAN DE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
De wetenschappelijke studie van de psychologische ontwikkeling ontstond
in de eerste decennia van de 20e eeuw als deeldiscipline van de
psychologie.
In de beginjaren had men vooral aandacht voor de ontwikkeling van
baby’s, peuters, kleuters, lagere schoolkinderen, pubers en adolescenten.
Men probeerde te vatten hoe de ontwikkeling op cognitief, emotioneel en
sociaal gebied meestal verloopt.
Dit leidde tot ‘grote’ theorieën van mensen als Freud, Piaget, Vygotsky,
Erikson, e.a.
Deze theorieën vereenvoudigden de ontwikkeling en leiden tot conclusies
die onrecht deden aan de complexiteit omdat ze ontstaan zijn vanuit een
eigen denkkader, en sociaal culturele context.
Ondanks deze nadelen en beperkingen zou het verkeerd zijn om deze
theorieën voortaan te negeren. Ze bieden nog steeds een interessante
invalshoek en vormen een kader dat toch enigszins orde brengt.
1
Amber Heyrman Psychologie
,LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
Van deze ‘oude’ theorieën was Erikson een van de eerste die de
ontwikkelingspsychologie uitbreidde tot de totale levensloop.
Erikson plaatste het streven van de mens om op een doelgerichte wijze te
leven in interactie met de sociale omgeving centraal.
Voor hem is de volwassene, maar ook het kind, een actieve onderzoeker
van zijn omgeving, die zich aanpast aan zijn omgeving.
Omdat hij opgesteld was vanuit een psychoanalytisch denkkader, richtte
hij zich in de eerste plaats op de ontwikkeling van het ‘ego’.
Zo kwam hij tot een ‘epigenetisch’ ontwikkelingsmodel voor de
persoonlijkheidsontwikkeling.
Volgens hem kan volledige persoonlijkheidsintegratie slechts op latere
leeftijd bereikt worden, op voorwaarde dat een aantal noodzakelijk
doorgemaakte crises een gunstige oplossing kregen in de voorafgaande
levensperiode.
De opeenvolging van de levensfasen, waarin deze crises zich uiten,
voltrekt zich volgens het epigenetische principe: de opeenvolgende crises
vinden plaats volgens een vooraf bepaald grondplan en bouwen op elkaar
voort naar een steeds hoger functionerend en geïntegreerd geheel.
ERIKSON ONDERSCHEIDT 8 FASEN, WAARIN TELKENS EEN
ONTWIKKELINGSTAAK CENTRAAL STAAT
1) Basisvertrouwen – wantrouwen (0-1.5j)
2) Zelfstandigheid – schaamte en twijfel (1.5-3j)
3) Initiatief – schuldgevoel (3–5j)
4) Activiteit en vlijt – minderwaardigheid (5-12j)
5) Identiteit - rolverwarring (12-16j)
6) Intimiteit – isolement (16-21j)
7) Generativiteit – stagnatie (21–55j)
8) Integriteit – wanhoop (vanaf 55j)
TRANSACTIONEEL ONTWIKKELINGSMODEL
De levenslooppsychologie is ondertussen breed ingeburgerd. Vanuit deze
evolutie ontstonden er nieuwe gedragsmodellen zoals deze.
Deze benadering gaat ervan uit dat de ontwikkeling van een kind een
complex proces dat bepaald wordt door allerlei in het kind zelf, in het
gezinssysteem, en in de directe en bredere omgeving.
Al deze factoren beïnvloeden elkaar wederzijds.
Het kind zelf heeft actief invloed op zijn eigen ontwikkelingsproces.
VERSCHILLENDE INVALSHOEKEN
BIOLOGISCH GEÏNSPIREERDE THEORIE
Zagen de ontwikkeling vooral vanuit groei en rijping.
Gesell was hiervan een belangrijke vertegenwoordiger.
De focus lag bij hem op aanleg en erfelijkheid.
De ontwikkeling verloopt vanuit deze invalshoek spontaan, waarbij
zich alles ontvouwt wat in de kiem al aanwezig is.
Zeker de benadering van Gesell had als nadeel dat deze er mede
voor zorgde dat ontwikkeling een normatief karakter kreeg.
Naar analogie met de biologische ontwikkeling werd omschreven
wat verwacht kan worden van een kind op een bepaalde leeftijd.
2
Amber Heyrman Psychologie
, LEERTHEORIEËN
Ligt de nadruk op leerprocessen: een kind moet bijvoorbeeld ‘leren’
lopen. Dit continu proces zorgt ervoor dat een mens zijn
handelingspotentieel uitbreidt.
De omgeving biedt de omstandigheden waarin het kind het best kan
ontwikkelen. Of niet.
Het kind ondergaat dus de invloed van zijn omgeving, denk hierbij
bijvoorbeeld aan taalontwikkeling, het succes op school, …
PSYCHODYNAMISCHE THEORIEËN
Hebben veel invloed gehad op de persoonsontwikkeling.
Freud schetste in zijn fasenmodel zijn kijk op de psychoseksuele
ontwikkeling.
Dit model is zeer ingeburgerd in het maatschappelijk denken.
Bijna bij iedereen doet de orale en anale fase, het oedipuscomplex,
de latentiefase en de genitale fase een belletje rinkelen.
Daarnaast hebben ook de ‘Egopsychologen’, die zich richten op het
ontstaan van het ego, een belangrijke bijdrage geleverd.
MODELLEN DIE UITGAAN VAN ‘LEVENSTAKEN’
Zo is Havighurst een belangrijke promoter van deze theorie.
Hij stelt dat de menselijke levensloop gekenmerkt is door het
vervullen van opdrachten die in zekere zin specifiek zijn voor de
opeenvolgende levenstijdperken.
In elke leeftijdsfase wordt het individu geconfronteerd met ‘taken’,
die op dat ogenblik centraal staan.
Zo moet een baby leren lopen, een adolescent zijn lichamelijkheid
accepteren, zich voorbereiden op economische onafhankelijkheid, …
Succes in vervulling van deze talen draagt bij tot een gevoel van
geslaagd zijn en zelfs van gelukkig zijn.
2.1.2. DISCUSSIEPUNTEN IN DE LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
2.1.2.1. FASENMODEL VERSUS CONTINUE ONTWIKKELING
FASE
Wordt meestal gedefinieerd als een kwalitatief te onderscheiden periode in de
ontwikkeling.
TYPISCH AAN EEN ‘FASE-BENADERING’ IS DAT:
Alle ‘intacte’ organismes dezelfde volgorde in de fazen volgen.
Elke fase gezien wordt als kwalitatief uniek en verschillend van alle andere
fasen.
De fasen vertonen een logische voortgang in ontwikkeling, waarbij de
latere fazen een grotere complexiteit vertonen en de vorige fasen
integreert.
BOVENDIEN VORMT ELKE FASE:
Een geheel met een vaste, niet veranderbare volgorde.
Met eigen specifieke, niet-terugkerende mogelijkheden en kansen.
Met een verticaal verloop, gekenmerkt door steeds grotere differentiatie
van mogelijkheden ten aanzien van vorige fasen.
Met eigen specifiek risico’s en moeilijkheden.
DE INDELING IN FASEN KAN VERSCHILLEN NAARGELANG DE
GERAADPLEEGDE AUTEUR
3
Amber Heyrman Psychologie
, Iedere acteur bekijkt hetzelfde fenomeen vanuit een andere invalshoek en legt
andere accenten.
De discussies over het al dan niet voorkomen van fasen in de ontwikkeling
grijpt terug naar de behoefte om een ordening aan te brengen in een
poging om ontwikkeling overzichtelijk te maken.
VOORDEEL FASE-INDELING
Het is nuttig, want het verschaft inzicht.
Het maakt praten onder collega’s gemakkelijker.
Het is bruikbaar in de klinische praktijk.
RISICO’S FASE-INDELING
Het heeft altijd iets arbitrairs.
Ook een ‘continue’ ontwikkeling. Het gaat immers steeds om ‘constructen’.
De indeling kan een normatief karakter krijgen. Door het benoemen van
fasen, kan men ook gaan denken dat het ook zo moet lopen, dat men de
kenmerken moet hebben, …
LEIDT DEZE ONTWIKKELING TOT IETS? WAT IS HET DOEL?
Hierbij raken we de kern van ons ‘mens-zijn’. Algemeen genomen gaat men er
van uit dat het doel van ontwikkeling de zelfverwezenlijking van de mens is. De
mens tracht dit gedurende zijn ganse leven verder te verdiepen, zelfs ondanks
fysische aftakeling vanaf een bepaalde leeftijd.
WAT IS EIGEN AAN EEN FASENMODEL?
Dat er ‘overgangen’ zijn van de ene fase naar de andere en dat het model moet
aangeven hoe een individu deze overgang maakt. in de literatuur leidt dit tot de
discussie of een ‘overgang’ gepaard gaat met een crisis en welke risico’s deze
overgang met zich meebrengt voor de ontwikkeling. Deze overgangen zijn vaak
moeilijk te bepalen.
2.1.2.2. MATURATIE (‘NATURE’) VERSUS LEREN (‘NURTURE’)
MATURATIE / NATURE / RIJPING
Het biologisch ontvouwen volgens genetisch plan.
LEREN / NURTURE
Het proces waarbij we ontwikkelen door ervaringen die we in de loop van ons
leven opdoen.
Er bestaat een wisselwerking tussen beide. Auteurs verschillen in de mate
waarin ze belang hechten aan het ene dan wel aan het andere. Hoeveel en
op welke manier ze tussenbeide komen in de ontwikkeling is moeilijk na te
gaan.
2.1.3. ANDERE FACTOREN DIE DE ONTWIKKELING BEÏNVLOEDEN
2.1.3.1. ONTWIKKELING IS CULTUURSPECIFIEK
4
Amber Heyrman Psychologie