ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten in het basisonderwijs
Livre connecté
Titre de l’ouvrage:
Auteur(s):
Édition:
ISBN:
Édition:
Plus de résumés pour
ontwikkeling van 4 t/m 12 jaar
Pedagogen ontwikkelingspsychologie
Samenvatting thematoets De ontwikkeling van het kind
Tout pour ce livre (7)
École, étude et sujet
Pabo
Leerkracht basisonderwijs / Pabo
Ontwikkelingspsychologie
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
AMBR
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting h2
2.3 begrippen uit de ontwikkelingspsychologie
Onderwijs didactische termen: leefwereld en belevingswereld.
Ontwikkelingspsychologische termen: klassieke ontwikkelingspsychologie,
levenslooppsychologie, ontwikkeling-ervaring-rijping, ecologische benadering en narratieve
benadering.
Termen uit persoonlijkheidstheorie: identiteit en meervoudige intelligentie.
Leefwereld:
Er is een enorme diversiteit tussen leerlingen. Dit heeft te maken met aanleg, maar ook in
verschillen in de leefwereld. Waardoor worden verschillen veroorzaakt?
- sociaal-culturele factoren: gezin, familie, vrienden, kennissen, etnische gemeenschap en
religieuze gemeenschap.
- verschillende buurten (andere mogelijkheden, beperkingen en invloeden).
Kinderen worden door jeugdervaringen gevormd. Maar de vraag is hoe. Komt dat door de
opvoeding, school, sociale groep (vrienden, buurt), leeftijdsgenoten (waar ze op willen
lijken).
Belevingswereld:
De wijze waarop ze hun leefwereld ervaren. Kinderen met dezelfde etnische, sociale en
culturele achtergronden, kunnen hun leefwereld heel anders ervaren (veilig, of juist heel
benauwd). En dat is de belevingswereld. Dit heeft ook te maken met de
ontwikkelingsleeftijd. Een kleuter beseft alles heel anders dan een tienjarige. Het gaat echter
wel om individuele kinderen. je mag een groep geen sticker opplakken.
Klassieke ontwikkelingspsychologie:
Opeenvolging van stadia, waarbij elk stadium een vooruitgang van het vorige stadium
betekent. Vooral beschrijvende wetenschap waarbij de leeftijdsverschillen op gebied van
persoonlijkheid werden beschreven. Zo werden er ontwikkelingsnormen gemaakt.
Volwassenheid is het eindpunt van de ontwikkeling, en de ontwikkeling liep toen gelijk met
het volwassen worden. In de moderne ontwikkelingspsychologie is het meer verklarend,
i.p.v. beschrijvend.
Levenslooppsychologie:
Een levenslang proces (dus geen fases met eindpunt). Je kijkt bij deze psychologie niet naar
binnen, maar naar buiten (de relaties en omgeving). Het overkomt mensen niet, maar ze
geven het zelf door hun handelen vorm.
Ontwikkeling-ervaring-rijping:
Alle kinderen zijn anders, maar ze ontlopen dezelfde ontwikkelingsfases (alleen op een ander
tempo en manier). De omgeving moet goede ontwikkeling stimulerende factoren bevatten.
De mens vraagt zich af of de ontwikkeling het sterks bepaald word door:
- Aanleg: nature. De visie ontwikkeld het kind vanzelf.
- Omgeving: omstandigheden waarin iemand opgroeit. Het kind is een onbeschreven blad
(tabula rasa). Het kan alles worden, en aangeboren vermogens, aanleg en eigen wil zijn hier
,niet. Een soort behaviorisme. Bekende vertegenwoordigers zijn Skinner en Pavlov. Zij zijn
van de beloning en straf: conditioneringsmethode.
- interactie: culturele omgeving van groot belang. Een kind ontwikkeld door erfelijke
gegevens en culturele omgeving.
Als laatst kan ook nog de rijping van het centrale zenuwstelsel worden genoemd.
De ecologische benadering:
Grondlegger: Bronfenbrenner. De mens is een gemeenschapswezen dat door zijn gedrag
reageertop wat er in zijn omgeving gebeurt. Het gaat om interacties van mensen uit de
omgeving. De kinderen worden beïnvloed door de omgeving, die ook weer beïnvloed word
door een omgeving. Je hebt daarbij onderscheid in rechtstreekse interactie (gezin, buurt) en
factoren die verder van het kind afliggen (werkloosheid, onderwijsbeleid). Je moet kinderen
betrekken bij activiteiten die toenemend complex zijn. Hoe intenser en directer de
interactie, hoe groter de ontwikkelingskansen. De opvoeder is hierbij de belangrijkste factor.
De opvoeder moet dus zelf ondersteund worden bij het ontwikkelen. De opvoeder moet bij
het kind letten op de activiteit (niet wat, maar hoe) de interacties (positief reageren) en de
rol van het kind (ene keer winkelier, andere keer klant).
Narratieve benadering:
Het denken en de professionele knowhow in narratieve vorm is heel belangrijk bij het
lerarengedrag. Het persoonlijk denken en de ervaringen spelen immers een belangrijke rol
bij het maken van keuzes (narratief-biologisch perspectief). Met deze theorie komen
verschillende lijnen samen. Wat mensen nu doen en denken is gekleurd door hun ervaringen
uit het verleden en hun verwachtingen voor de toekomst. De benadering is narratief, omdat
het gaat om het verhaal dat leerkrachten over hun loopbaan vertellen. De verhalen zijn
constructies (verschillende gebeurtenissen krijgen samen betekenis) en zijn in context (waar
en wanneer). Sommige gebeurtennissen krijgen een bijzondere betekenis: kritische
incidenten: geconfronteerd met een nieuwe uitdaging of probleem. Je vanzelfsprekendheid
van denken werd doorbroken, en dit heeft veel invloed.
Identiteit
Identiteit is meer dan alleen het zelfbeeld. Identiteit groeit en vertoont in toenemende
samenhang, terwijl het zelfbeeld helemaal kan veranderen. Bij een zelfbeeld vergelijken
kinderen zich vaak met anderen. Als een kind een negatief zelfbeeld opbouwt, kan dat
negatieve gevolgen hebben. Daarom is het belangrijk dat je als leerkracht de kinderen
competent laat zijn, waardoor er een gevoel van autonomie ontwikkeld. Bij identiteit neem
je waarden, principes en maatschappelijke rollen aan: een eigen stijl. Je wilt echt iemand
zijn, die anders is dan anderen. Hiervoor moet wel veel ruimte zijn om je te ontdekken.
Freud: psychoanalytische theorie
, Vroegere jeugdervaringen bepalen voor een groot deel de persoonlijkheid van een
volwassenen: genetisch gezichtspunt. Freud ontwikkelde de drifttheorie: denken en
handelen wordt bepaald door seksuele (libido) en agressieve driften. Het psyche van het
kind, zijn Ich of Ego, is puur driftmatig en ontwikkeld zich om daarmee op een acceptabele
manier mee om te gaan: sublimeren. In het eerste jaar bestaat de psyche van een kind uit
aangeboren driften: Es. De bevrediging van behoeftes staan nog centraal. In het tweede jaar
ervaart het kind de regels, en hij houd zich hieraan door angst voor straf. Rond het vijfde jaar
ontstaat de gewetensfunctie: Superego of Überich. Dit is regelmatig in botsing met de Es, en
dit is belangrijk voor de ontwikkeling. De Ego gaat naar oplossingen zoeken om de spanning
te verminderen, wat lijd tot frustraties. Freud onderscheid vijf stadia in de driftontwikkeling:
1. orale fase (0 tot 1,5 jaar): zuigen belangrijkste lust.
2. anale fase (1,5 tot 2,5 a 3 jaar): sensaties verbonden aan ontlasting. Ook wel de
koppigheidsfase genoemd, omdat ontwikkeling naar zelfstandigheid en autonomie belangrijk
is: zelf doen.
3. fallische fase (3 tot 6 a 7 jaar): belangstelling genitale gebied. Het geslachtsverschil word
ontdekt: bezitten van een penis. Bij jongens roept dit castratieangst op: het kwijtraken van
de penis. Bij meisjes roept dit penisnijd op: jaloezie. De zoon voelt zich aangetrokken door
de moeder, en ziet de vader als concurrent (oedipuscomplex). De relatie tussen moeder en
dochter is ambivalent: haat-liefdeverhouding. Ze moet zich losmaken van de moeder en
richten op de vader: elektracomplex. Er ontstaat dus liefde voor de ouder. Als ouders
afstandelijk gaan doen, kan dit latere relaties verstoren.
4. latentiefase (7 tot 11 jaar): driftimpulsen worden minder en het kind kan gaan leren en
sociale contacten vormen.
5. genitale fase (vanaf 11): de pubertijd, waarin alle seksuele gevoelens voor andere
personen losbreken.
Fixatie: teveel frustratie, waardoor het kind liever duimt in een hoekje dan speelt met
anderen.
Regressie: teveel bevrediging, waardoor het kind na het bereiken van een fase terugvalt op
een vorige fase.
Er moet een juiste afweging worden gemaakt.
Piaget: cognitieve ontwikkeling
Ieder kind doet ontdekkingen door actief met de omgeving om te gaan: interactie (dingen
pakken, bekijken, tegen elkaar slaan). Hierdoor verwerft het kennis. Het kind wordt geboren
met aangeboren reflexen en de neiging om actief met de omgeving om te gaan. Vanuit de
omgeving en door rijping ontstaan steeds complexere cognitieve vaardigheden.
De mens word geboren met de neiging tot adaptie: verandering in wijze van denken, om
effectief te kunnen functioneren in de samenleving, en organisatie: nieuwe aanpassingen
integreren in bestaande systemen. Denk maar aan de baby die het eerste hapje voedsel
krijgt, waarvan hij de helft niet binnenhoud. Door adaptie kan het kind later wel alles
binnenhouden. Adaptie bestaat uit twee processen:
1. assimilatie: bestaande kennis en vaardigheden worden gebruikt in nieuwe situaties.
Aanpassing van het denkschema.
2. accommodatie: aanpassen van bestaande kennis/vaardigheden om met de nieuwe
situatie te kunnen omgaan. Uitbreiding van het denkschema.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur AMBR. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.