Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Didactiek 1 €4,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Didactiek 1

 103 vues  1 fois vendu

Samenvatting van de te kennen leerstof uit Didactiek 1 (Vives Kortijk, eerste jaar educatieve bachelor lager onderwijs, docent: mevr. Delaere) Gebaseerd op het boek 'Puzzelen aan een uitdagende leeromgeving: basisdidactiek voor de leraar lager onderwijs' en op aanvullend cursusmateriaal.

Aperçu 10 sur 23  pages

  • Oui
  • 13 mai 2020
  • 23
  • 2018/2019
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (14)
avatar-seller
nanouvds
Didactiek 1
1.Hoe lesgeven in een wereld vol competenties?
Het opzetten van een uitdagende leeromgeving
Twee onderwijsvisies die het huidige onderwijslandschap sterk kleuren:

- Het sociaal-constructivisme
o Leerlingen nemen kennis niet passief op, spelen een actieve rol bij verwerven van informatie
o Een uitdagende leefomgeving creëren waarin:
 De lln actief kunnen zijn
 De lln mee verantwoordelijk zijn voor de manier waarop kennis verwerkt wordt
 De leraar aansluit bij de voorkennis van de lln
 De lln meebepalen in de doelen die gesteld worden
- Het ervaringsgericht onderwijs
o Dynamisch proces tussen kinderen onderling en kinderen en leraar
o Ingezet op welbevinden en betrokkenheid
o Welbevinden: goed in hun vel voelen
 Rijk milieu (goed voorbereide omgeving)
 Vrij initiatief (lln nemen initiatief)
 Ervaringsgerichte dialoog (in gesprek gaan met lln)
o Betrokkenheid: geconcentreerd bezig zijn
 Veilig en geaccepteerd voelen
 Aanpassingen aan niveau
 Werkelijkheidsnabij
 Activiteit
 Vrij initiatief
o 5 werkvormen
 Kring
 Contractwerk
 Projectwerk
 Ateliers
 Vrije keuze



De didactische handvatten
- Actief en constructief leren
o Kinderen van nature heel actief
o Als leraar op inspelen
o Wat je zelf doet, onthoud je ook beter!
o Zoveel mogelijk zintuigen prikkelen, dan is kans groter dat men iets onthoudt
- Integratie
o Leerling treedt een leersituatie niet blanco tegemoet
o Nieuwe kennis moet aansluiten op de reeds aanwezige kennis zodat die als betekenisvol wordt
ervaren en niet als een losstaand element
o We moeten er dus voor zorgen dat er voldoende kansen worden geboden voor integratie
o Vb. opfrissen vorige lessen, samenvatten, verbanden leggen, contexten, situaties,…
- Concreet-aanschouwelijk werken
o Leerinhouden zo concreet mogelijk voorstellen en zintuiglijk laten waarnemen door lln (zien,
horen, voelen, smaken en ruiken)

, o Drie denkniveaus (van laag naar hoog)
 Concreet-aanschouwelijk denkniveau
 Schematisch niveau
 Abstract denken
- Individualiseren
o Individualiseren
 Rekening houden met eigenheid van elk kind
 Elke lln vormingskansen bieden waardoor het kind zich maximaal kan ontwikkelen
o Differentiëren
 De concrete maatregelen die genomen worden
 Wanneer de leraar positief en planmatig omgaat met verschillen tussen lln met het oog
op het grootste leerrendement voor elk kind, differentieert de leraar
- Leerlingen initiatief
o De mate waarin kinderen een eigen inbreng hebben in de activiteiten
o Betrokkenheid wordt groter wanneer ze bezig zijn met dingen waar ze zelf belangstelling voor
hebben, die ze zelf mogen kiezen
- Doelgericht leren
o Leren vlotter als ze zicht hebben op wat het doel is
o Belangrijk om als leraar activiteiten zinvol te kaderen
o De doelen die de lln voor zichzelf stelt slaan op ‘doelgerichtheid’
o Eenzelfde taak wordt door leerlingen verschillend beoordeeld  streven dus verschillende
doelen na
o Taakgerichtheid: ziet de lln de taak als leerdoel
o Prestatiegerichtheid: wanneer de lln die taak eerder ziet als een situatie waarin hij moet
presteren
o Zowel leer- als prestatiedoelen zijn belangrijk
- Interactief leren
o Interactie met het materiaal in de omgeving
o Vygotsky
 Rekening houden met wat men al kan (actuele ontwikkeling)
 Dan één stapje verder gaan om het kind te stimuleren (naaste ontwikkeling)
o Leren gebeurt steeds in interactie met de leraar of door het samenwerken met andere lln
- Werkelijkheidsnabij onderwijs
o Wat geleerd wordt op school moet zo goed mogelijk aansluiten bij wat de kinderen meemaken
in het degelijks leven
o Als oefeningen aansluiten bij realistische situaties gaan lln deze ook als zinvol ervaren en meer
uitgedaagd worden om te leren
- Sfeer en klasklimaat
o Kinderen kunnen pas betrokken zijn in een klas:
 Waar de sfeer goed is
 Waar men een geode relatie heeft met de leraar
o Kinderen kunnen pas aandachtig zijn als:
 Ze zich goed voelen
 Er een positieve sfeer is in de klas
 Ze zichzelf kunnen zijn




Competentiegericht leren

,  Een uitdagende leeromgeving creëren zodat ze niet alleen gemotiveerd en betrokken kunnen bijleren, maar
ook ‘competentiegericht’ kunnen leren

Competenties en fundamenteel leren

- Eindtermen
o Beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden waarover een leerling aan
het einde van de basisschool minimaal zou moeten beschikken
o Klemtoon ligt nu vooral op competenties en minder op de leerinhoud zelf
o Taak van de school is verschoven van het aanleveren van kennis naar het leren omgaan met
kennis
- Een competente leerling kan kennis ten gepaste tijde benutten en omzetten in vaardigheden
- Een competentie bezitten betekent dat de lln 4 vaardigheden verworven heeft:
o Een goede georganiseerde en flexibel toegankelijke domeinspecifieke kennis (symbolen,
definities, functies, begrippen, wetten, regels,…)
o Cognitieve strategieën (heuristieken, leerstrategieën,…)
o Metacognitie (alle kennis, opvattingen en overtuigingen rond het eigen cognitief functioneren en
allerlei zelfregulatiemechanismen)
o Affectieve componenten (emoties, houdingen of overtuigingen… van een leerdomein)
- De ervaringsgerichte visie op leren en ontwikkelen
o Prestaties:
 De behaalde resultaten op zeer specifieke taken
o Competenties:
 Het resultaat van ‘deep level learning’ of fundamenteel leren
- Fundamenteel leren
o Gebruik maken van kenniskaders
o Echte competenties zijn niet schoolgebonden
o Taak van de leerkracht om activiteiten op te zetten die heel wat competentiegebieden
aanspreken
o Gericht op het achterhalen van de betekenis door gebruik te maken van cognitieve en
metacognitieve strategieën

Competentiegericht leren in de basisschool

- Competentievergroting als doel vooropstellen

Competentiegericht leren in de bachelor lager onderwijs

- 10 basiscompetenties
o De leraar is verantwoordelijk voor de lerende als:
 1. Begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
 2. Opvoeder
 3. Inhoudelijk expert
 4. Organisator
 5. Innovator/onderzoeker
o De leraar is verantwoordelijk voor de school/ de onderwijsgemeenschap als:
 6. Partner van de ouders/verzorgers
 7. Lid van een schoolteam
 8. Partner van externen
 9. Lid van een onderwijsgemeenschap
o De leraar is verantwoordelijk voor de maatschappij als:
 10. Cultuurparticipant
- Competenties moeten vermijden dat er een kloof is tussen theorie en praktijk
- Competentiegericht leren betekent dat jij je de competentie eigen maakt

,2.Twee bakens voor een uitdagende leeromgeving
Baken 1: de beginsituatie van de leerlingengroep en de leerlingen
De beginsituatie van de leerlingen als vertrekpunt voor een uitdagende leeromgeving

- De leraar haalt de doelen die hij wil nastreven en bereiken vanuit de beginsituatie van de
leerlingengroep en de leerlingen
- Wanneer de leraar voldoende aandacht heeft voor de beginsituatie, heeft hij een leerlinggerichte
onderwijsvisie
- HV: integratie & individualisering

Een verkenning van de beginsituatie

- Elementen waarmee je rekening houdt om een les te kunnen starten
o Belangrijk om na te gaan of aan alle voorwaarden is voldaan om een les te beginnen
o Die voorwaarden = de beginsituatie, staan dus in nauwe relatie met de doelen
o Rekening houden met de externe omstandigheden en interne voorwaarden van de lln 
moeten een maximale ontwikkelkans krijgen
o Willen komen tot fundamenteel leren!
- De beginsituatie van de leerlingengroep (HV: interactief leren)
o Het aantal leerlingen
o Het niveau van de leerlingengroep
o De samenstelling en organisatie van de groep
o Het klasklimaat of de groepssfeer
o …
- De beginsituatie van het individuele kind
o Heel wat verschillen tussen lln
o In elke klas lln die extra aandacht vragen, om welke reden dan ook
o Aanbod aanpassen aan de noden en mogelijkheden van ieder kind (HV: Individualisering)
- De zone van de naaste ontwikkeling
o Vygotsky
o Reiken nar de zone van naaste ontwikkeling
o Onderscheid tussen actuele beginsituatie en toekomstige beginsituatie
 Actuele: wat het kind al kan
 Toekomstige: synoniem voor zone naaste ontw. / wat men kan met hulp
- De beginsituatie achterhalen
o Leraar moet over een onderzoekende houding beschikken en over voldoende kennis
o Vooraf al in kaart brengen via: leerlingendossier, observaties, gesprekken,…
o Lln verschillen in vertrekpunt en vorderingen
o Observeren gebeurt ook door het inkijken van de werkschriften of opdrachtbundels

De verschillende facetten van de beginsituatie van de leerlingen

- Facet 1: het ontwikkelniveau van de lln
o De ontwikkelingsdomeinen
 Elk kind is uniek  moeten goed kijken naar de verschillende ‘talen’ die kinderen spreken
 Leren is meer dan het verzamelen van kennis
 We streven een harmonische vorming van de hele persoonlijkheid na
 De totale ontwikkeling van een kind staat centraal  hoofd, handen, hart
o De voorkennis
 Oefent de meeste invloed uit op de leerprestaties

,  Wanneer de leraar de voorkennis van de leerlingen over het nieuwe onderwerp activeert
brengt dit structuur (HV: integratie)
 Ze beseffen bovendien dat de nieuwe leerstof vaak helemaal niet nieuw is
 Het verschil in de hoeveelheid voorkennis is het sterkst van invloed op het leerproces
o Leerlingen met een ontwikkelingsstoornis
 Leerstoornissen  dyslexie, dyscalculie
 Motorische stoornissen  dyspraxie
 Communicatiestoornissen  stotteren
 Aandachtstekort- en gedragsstoornissen  ADHD, ODD
 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen  autisme



- Facet 2: de leer- of denkstijl van de leerlingen
o Meervoudige intelligentie
 Gardner: 8 intelligenties
 Intelligentie = de bekwaamheid om te leren, om problemen op te lossen
 Rekent af met het idee dat de ene leerling meer of minder intelligent is dan de anderen
 Elke lln heeft zijn eigen intelligentieprofiel dat bestaat uit sterkere en minder sterk
ontwikkelde intelligenties
o Leerstijlen
 Kolb
 4 leerfasen:
 Concreet ervaren
 Waarnemen en overdenken
 Abstracte begripsvorming
 Actief experimenteren
 4 leerstijlen (zie figuur p.61)
 Doener: leren door te doen
 Dromer: leren door inleving
 Denker: leren door onderzoek
 Beslisser: leren door informatie



- Facet 3: attitudes en motivationele leerlingkenmerken
o Erg belangrijke voorspeller van prestaties en welbevinden op school
o Ook hoe de lln over zichzelf en hun prestaties denk is een voorspeller



- Facet 4: De leef- en belevingswereld van de leerlingen
o De leefwereld
 Het milieu waarin kinderen opgroeien speelt grote rol
 Elk kind heeft een rugzakje met eigen ervaringen
 Sommige kinderen hebben een engere leefwereld dan anderen
 Als leraar moeten we voor iedereen een krachtige leeromgeving creëren
 HV: werkelijkheidsnabij onderwijs
o De belevingswereld
 De manier waarop kinderen iets ervaren
 We stappen in de schoenen van het kind en kijken naar de wereld vanuit zijn perspectief
 Elke situatie roept gedachten, belevingen en gevoelens op
 Moeten een vorm vinden om die gevoelens te verwerken tot een hanteerbare en veilige
belevingswereld

,  Een veilige maar toch voldoende prikkelende belevingswereld voor kinderen bereiken, is een
belangrijke pedagogische opdracht




Baken 2: de doelen
Doelgericht leren

- Doelgericht = bestemming is duidelijk
- Doelen geven aan wat je met je les wil bereiken
o HV: doelgericht leren
o Helpen bij het ontwerp van je lessen
o Geven ook richting tijdens het lesgeven zelf
- Belangrijk om doelen te expliciteren en te communiceren naar lln toe
o Draagt bij tot de prestatie van de lln omdat ze weten waar ze naartoe aan het werken zijn
o HV: actief en constructief leren & doelgericht leren
- Lln moeten worden aangemoedigd om zich de doelen eigen te maken
o Deep level learning
o HV: leerlinginitiatief
- Onbewust en onbedoelde doelen bereikt  verborgen leerplan

Soorten doelen

- Ontwikkelingsdoelen (OD) en eindtermen (ET)
o Opgesteld door de Vlaamse gemeenschap
o Ontwikkelingsdoelen
 Minimumdoelen die de onderwijsoverheid wenselijk acht voor een bepaalde
leerlingenpopulatie
 Slaan op een aantal competenties
 School is verplicht een inspanning te leveren om de ontwikkelingsdoelen na te streven
 Zijn onderverdeeld in leergebieden: lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands,
wero, wiskunde, …)
o Eindtermen
 Minimumdoelen die de onderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaar acht voor een
bepaalde leerlingenpopulatie
 Zijn leergebiedgebonden: frans, wiskunde, Nederlands,…
 Of leergebiedoverschrijdend: leren leren, sociale vaardigheden, ICT
 Enkel eindtermen voor het einde van de basisschool
- Leerplandoelen
o De onderwijskoepels vertaalden de eindtermen en ontwikkelingsdoelen in meer concretere
leerplandoelen
 Officieel onderwijs  overheid (Vlaams, provincie, steden & gemeenten
 GO! = Vlaamse gemeenschap
 Gesubsidieerd officieel onderwijs = gemeentelijk en provinciaal (OVSG & POV)
 Gesubsidieerd vrij onderwijs  confessionele scholen (gebonden aan een godsdienst)
 Katholiek onderwijs Vlaanderen
- Lesdoelen
o Een concrete vertaling van de leerplandoelen door de leraar
o Ook de lln bepalen soms de lesdoelen
 Kunnen interessante suggesties geven om de leerplandoelen te vertalen in de klas
 HV: leerlinginitiatief
o Gericht op de totale ontplooiing

,  Cognitieve doelen: hoofd
 Psychomotorische doelen: handen
 Dynamisch-affectieve doelen: hart
 Kunnen de aspecten onderscheiden, maar niet echt scheiden van elkaar
 Taak om de brede veelzijdigheid van de totale persoon te ontwikkelen
o Leerproces en leerproduct
 Productdoelen
 Waartoe een leerling in staat is aan het eind van een activiteit
 Relatief gemakkelijk op te stellen
 Procesdoelen
 Hoe een lln tijdens een onderwijsactiviteit leert, hoe de lln het productdoel probeert
te bereiken
 Moeilijker concreet te formuleren + de evaluatie kan niet altijd met vooraf
geformuleerde criteria plaatsvinden
o Differentiëren in doelen
 Niet alle lln bereiken de lesdoelen op dezelfde manier
 Je kan die differentiatie expliciet aangeven in je doelen
 HV: individualiseren

Lesdoelen formuleren

- Drie componenten
o Gedragscomponent
 Iets kennen (weten – inzien)
 De lln sommen de dagen van de week op
 De lln verwoorden wat een gelijkbenige driehoek is
 Iets kunnen (toepassen)
 De lln berekenen de opp van een willekeurige driehoek
 De lln onderstrepen het onderwerp in de zin
 Iets zijn (integreren)
 De lln leven de verkeersregels na wanneer ze de straat oversteken
 De lln spellen foutloos wanneer ze een tekst schrijven
 De 3 niveaus volgen elkaar hiërarchisch op
 Formuleren van productdoelen werkwoorden zoals:
 Beschrijven, opnoemen, bouwen, tekenen, vergelijken, uitbeelden, berekenen,
verzamelen, schatten, meten, ….
 Formuleren van procesdoelen werkwoorden zoals:
 Experimenteren, onderzoeken, ervaren, discussiëren, bespreken, oriënteren
o Inhoudscomponent
 Kennis:
 Feiten, Begrippen, Relaties, Structuren, …
 Vaardigheden
 Methodes, handelingsprocedures, werkwijzen, ….
 Attitudes
 Houdingen, instellingen, gerichtheden, …
o Didactische component
 Het pedagogisch klimaat
 De leer- en hulpmiddelen
 De minimumprestaties



- Algemene regels
o Noodzakelijk voor adequaat en verantwoord onderwijs

, o Niet alle lesdoelen even specifiek formuleert, maar wel dat je elk doel zo nauwkeurig, zo specifiek en
zo beknopt mogelijk omschrijft
o Doelen formuleren mag niet leiden tot rigiditeit  je niet verliezen in de doelen
o Rekening houden met … bij opstellen lesdoelen:
 Zo nauwkeurig mogelijk
 Zo beknopt mogelijk
 Op zichzelf staand
 Eenvoudige zinsbouw
 In positieve zin geformuleerd

Doelen en evalueren

- Niet alle doelen zullen bij alle leerlingen op het eind van de les bereikt zijn
- Bewust evaluatiemoment inplannen om informatie te winnen over de voortgang van het leerproces
- Productdoelen zijn eenvoudiger te evalueren dan procesdoelen
- Wanneer de lln inzicht hebben in de doelen kunnen ze ook zichzelf evalueren
- Door positieve feedback ontwikkeld het kind bovendien een realistisch beeld van zijn eigen
mogelijkheden en de kwaliteit van de leeractiviteit



3.Uitdagende leeromgevingen tot stand brengen
De rol van de leraar
Opvattingen over leren

- Leren, rijping en ontwikkeling
o Verandering kan toegewezen worden aan biologische factoren  rijping
o De opeenstapelingen van leerervaringen waarbij rijping de voorwaarden creëert die het leren
mogelijk maakt  ontwikkeling
- Leren als een duurzame gedragsverandering
o Leren als een proces dat leidt tot relatief duurzame gedragsverandering in wisselwerking met de
omgeving
o Als de lln een duurzame gedragsverandering laat zien heeft het kind iets geleerd
o Van leren is er pas sprake als er verandering in het gedrag tot stand komt
o Doel = een bepaald leerresultaat bereiken
o Leerproces is steeds relatief duurzaam: als je iets geleerd hebt, leer je dat niet zomaar af
o Leren gebeurt in wisselwerking met de omgeving
- Leren als een kwalitatieve ontwikkeling van handelingsstructuren
o Een handelingsstructuur is alles wat iemand doet om bepaald leerresultaat te bereiken
o Aan eenzelfde leerresultaat kunnen verschillende handelingsstructuren ten grondslag liggen
o Je stelt je de vraag naar de handelingsstructuren die bij de lln aan de basis liggen van het
leerresultaat
o Handelingsstructuren na te gaan
 Niet alle handelingsstructuren zijn evenwaardig
 Oefeningen foutief oplosten  doeltreffend bijsturen, is noodzakelijk om te weten hoe lln te
werk gingen
- Leren vanuit het (sociaal-) constructivisme
o Leren is een actief constructief proces
 Leerlingen bouwen zelf actief hun kennis op in interactie met de omgeving
 Kennis ontstaat pas als de leerling iets doet met die informatie
 Leren is een actief proces
 HV: actief en constructief leren & individualiseren
o Leren is cumulatief

,  Leren is sterk afhankelijk van de voorkennis die reeds aanwezig is
 Bij leren bouwt de leraar voort op en maakt hij gebruik van de voorkennis van de lln
 Hoe meer voorkennis en hoe beter deze gestructureerd is, hoe gemakkelijker om nieuwe
informatie te verwerken
 Belangrijk! Heel gerichte relevante voorkennis te activeren en misconcepties te corrigeren
 HV: integratie
o Leren is zelfgereguleerd
 Beheren en bewaken van het leerproces door de leerlingen zelf
 HV: leerlingeninitiatief
o Leren is een doelgericht proces
 Gerichtheid op het doel leidt tot effectief en betekenisvol leren
 Lln moeten die doelen onderschrijven en eigen maken
 HV: doelgericht leren
 Kenmerken van een krachtige leeromgeving:
 Rijk en compleet
 Uitdagend en uitnodigend
 Realistisch en verwijzen naar een gebruikscontext
 De lln zelf sturing geven aan het eigen leerproces
 Besef van eigen bekwaamheid

Soorten leerprocessen

- Feiten, begrippen en procedures
o Deze kennis is heel belangrijk als basis om goede probleemoplossende vaardigheden te hebben
o Feiten en begrippen
 Nieuwe feiten en begrippen steeds koppelen aan voorkennis
 Nieuwe feiten en begrippen telkens goed expliciteren
o Procedures
 Reeks handelingen die de lln achtereenvolgens moet kunnen uitvoeren
 Een algoritme is een oplossingsmethode voor bepaalde probleemtypen  is een
routinematige procedure
 Gevaarlijk als dit een trucje wordt
 Belangrijk dat ze het verband zien tussen een algoritme en de onderliggende
principes waarop het gebaseerd is
 HV: integratie en actief en constructief leren
- Cognitieve strategieën
o Leerstrategieën: manier waarop de lln informatie opneemt
o Denkstrategieën: strategie die we gebruiken voor het oplossen van problemen
 Heuristieken: vuistregels, aanwijzingen in de vorm van zoekregels die het oplossen
ondersteunen
 Belangrijk om ze te expliciteren
 Gebruik van realistische probleemopgaven
 Van concreet naar abstract
- Motorisch leren
o Leren van bewegingspatronen of motorische vaardigheden
o 3 fasen
 Cognitieve fase
 Leerkracht geeft uitleg
 Lln hebben eerste globale voorstelling
 Associatieve fase
 Kans om in te oefenen
 Nog heel bewust bezig met wat ze moeten doen en hoe ze het moeten doen
 Leerkracht geeft hierbij feedback over de uitvoering

,  Autonome fase
 De oefeningen uitvoeren zonder hierover na te denken
 Toch zijn de cognitieve processen op de achtergrond aanwezig
- Affectief leren
o 3 componenten
 Cognitieve component: Wat je weet, ene opinie, een mening
 Affectieve component: gevoelens die worden opgeroepen
 Gedragsmatige component: neiging tot handelen overeenkomstig de opinie en de gevoelens
o Technieken om de lln dynamisch-affectieve vaardigheden bij te brengen
 Informatieoverdracht
 Beloning
 Imitatie of identificatie
- Metakennis en metavaardigheden
o Metacognitieve kennis en vaardigheden
 Metacognitie: de kennis, opvattingen en overtuigingen die men heeft over het cognitief
functioneren van mensen in het algemeen en van zichzelf in het bijzonder
 Metacognitieve kennis
 Kennis over zijn eigen cognitief en affectief functioneren
 Een noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen leveren van goede leerprestaties
 Metacognitieve vaardigheden
 Vaardigheden van de lln om het cognitieve en affectieve functioneren op te volgen
en waar nodig bij te sturen
 Zelfregulatie
 Zorgen da lln geleidelijk aan zelf de metacognitieve vaardigheden verwerven
 Lln moeten expliciet kennismaken met metacognitieve vaardigheden en ze efficiënt
leren inzetten voor een bepaald probleem of een bepaalde taak
o Dynamisch-affectieve metakennis en metavaardigheden
 Emoties, attitudes, overtuigingen en motivatie spelen een belangrijke rol in cognitieve
leerprocessen en resultaten
 Gebruik maken van intrinsieke motivatie door extrinsiek te motiveren of door
succesverwachtingen te handhaven
 Gaandeweg hun dynamisch-affectieve processen reguleren

Leerprocessen begeleiden

- Leerlingen motiveren om te leren
o Betrokkenheid is een crusiale component voor het leren, maar het is niet enkel de
verantwoordelijkheid van de lln
o Een kind leert als het intrinsiek gemotiveerd is
o Soorten motivatie
 Intrinsieke motivatie als doel van een activiteit gelegen is in de activiteit zelf
 Extrinsieke motivatie ligt de drijfveer voor leren buiten de leeractiviteit (dus niet op het
leren op zich)
 Leraren doen beroep op controlerende maatregelen zoals belonen en straffen
 Belonen kan de intrinsieke motivatie doen dalen en dus een negatief effect hebben
 Als de externe beloning dient om gedrag te beïnvloeden, denken lln dat wat er hen
overkomt, gecontroleerd wordt door anderen  tast competentiegevoel aan
 Wanneer de lln zich minder meester voelen over de situatie, daalt de kans dat ze zich zullen
engageren in situaties waarin ze hun eigen denkschema’s zouden kunnen wijzigen of de
omgeving beïnvloeden
 Het is belangrijk dat de lln zelf geloven in het feit dat ze iets kunnen leren en bereid zijn om
hiervoor te werken, inspanningen te leveren

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nanouvds. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

49497 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,49  1x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté