Systemisch denken en handelen
1: Hulpverlening aan een cliënt en zijn context
Inleiding
Micro en meso hebben het meeste invloed op de cliënt, macro op het leven van de cliënt.
- Microniveau
o Gezin, familie, vrienden
- Mesoniveau
o School, werk, instelling, buurt
- Macroniveau
o Maatschappij, cultuur, religie, sociaal- economische status
Systeempentagram
Geen hierarchische volgorde, circulair denken
1. De opvoeder-begeleider en de individuele cliënt
- Cliënt = individu dat zich met een bepaald probleem heeft aangemeld
(door een doorverwijzer)
2. De opvoeder-begeleider en het subsysteem - partners/ouders/opvoeders
- Problemen van individuele cliënten hebben vaak te maken met
belangrijke relaties in hun omgeving
1
, - Aandacht hebben voor onderlinge relaties tussen partners, ouders en
opvoeders
3. De opvoeder-begeleider en het gezin
- Verschillende gezinsleden in kaart brengen
- Aandacht voor de problemen, aandacht voor de positieve krachten
- Ieder gezinslid heeft zijn eigen beleving en gevoelens van recht en
onrecht
4. De opvoeder-begeleider en het suprafamiliale systeem
- Bloedverwanten en hun partners tot in de derde lijn (nonkel, tante, oma,
opa)
- Ieder mens maakt deel uit van een familiaal netwerk van verhoudingen,
waarin iedereen met iedereen verbonden is in een dynamische balans
van geven en nemen
- De familieleden behoren tot het persoonlijk netwerk, betreft de mensen
waarmee een duurzame band ontstaat
- Als opvoeder-begeleider moet je investeren en geloven in het
oplossingsvermogen van het familiaal systeem
5. De opvoeder-begeleider en de omgeving
- Omgeving: buurt, school, belang van de peergroep (leeftijdgenoten,
vriendenkring), werk, bepaalde instanties (OCMW, politie), …
- Multiculturele stad/rustig dorpje -> verschillende beleving
- Elementen uit de omgeving kunnen aanleiding geven tot
(gedrags)problemen
- Goede aanpak = op de juiste plek tussenkomen
Hiërarchie van de doelen volgens Mashlow
Eerst de onderste laag voldaan voor de rest kan voldaan worden
2
, 1. O
rganische of lichamelijke behoeften
o Drinken, eten, warmte,…
2. B
ehoefte aan veiligheid en zekerheid
o I ndividu zoekt veiligheid in een georganiseerde kleine/grote groep
o B
uurt, gezin, bedrijf,…
3. Behoefte aan sociaal contact
o Vriendschap, liefde, positief-sociale relaties
4. Behoefte aan waardering en erkenning
o Die de competenties en het aanzien in groepsverband verhogen
o Het belang hechten aan de status in sociaal verband
5. B
ehoefte aan zelfontplooiing of zelfactualisatie
o Persoonlijkheid en mentale groeimogelijkheden ontwikkelen
o Het sociale milieu is een steunende basis hierin, niet weg te
denken
→ Bij systemisch werken is het belangrijk de behoeften van het hele sociale systeem te
bekijken (koppel, gezin, familie,..) en niet enkel van het individu.
3