STRAFPROCESRECHT
Hoofdstuk I: Organen en personen bij het strafproces betrokken
De gerechtelijke politie
1. Algemeen
Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen de gerechtelijke en de bestuurlijke politie.
De bestuurlijke politie ziet toe op de handhaving van de openbare orde, het voorkomen van
misdrijven en de bescherming van personen en goederen (art. 14, lid 1 WPA). Het is een
preventieve politie die onder het gezag staat van de bestuurlijke overheden (art 5 lid 1 WPA).
De gerechtelijke politie gaat de misdrijven opsporen, bewijzen verzamelen en daders over
leveren aan de rechtbanken die belast zij. Met hun bestraffing (art. 15, °1 WAP). Het gaat dus
om de repressieve politie die onder het gezag staat van de gerechtelijke autoriteiten. Meer
bepaald de procureurs generaal bij de hoven van beroep of de federale procureur die op zijn
beurt onder het gezag van de minister van justitie staat (art. 5, lid 2 WAP).
Er bestaat een externe controle op de politie, hiervoor werd een vast comité van toezicht op de
politiediensten in het leven geroepen.
Inlichtingendiensten zijn geen politiediensten.
2. Structuur
2.1 De lokale politie
De bevoegdheden staan in art. 3, lid 2 WGP.
Elke politiezone beschikt over een lokaal politiekorps. Een politiezone = 1 of meerdere
gemeenten (art. 9 en 10 WGP).
De gemeenteraad en de burgemeester zijn bevoegd voor de organisatie en het beheer van het
lokale politiekorps. In meer-gemeentezones oefent de politieraad en het politiecollege deze
bevoegdheid uit.
De politieraad wordt evenredig samengesteld uit leden van de gemeenteraden van de
verschillende gemeenten die deel uitmaken van de meer-gemeentezone. Dit is op basis van hun
bevolkingscijfers. Elke gemeenteraad beschikt oven minstens 1 vertegenwoordiger in de
gemeenteraad (art. 12, lid 2 WGP).
Het politiecollege wordt gevormd door de burgemeester van de verschillende gemeenten die
de meer-gemeentezone vormen (art. 23, lid 1 WGP).
2.2 De federale politie
De bevoegdheden staan in art. 3, lid 3 WGP.
De federale politie staat onder leiding van een commissaris generaal (art. 93, §4 WGP). Zij
bestaat ook nog uit 3 directies: een algemene directie bestuurlijke politie, een algemene directie
gerechtelijke politie en een algemene directie van het middelenbeheer en de informatie.
De algemene directie van gerechtelijke politie is belast met de dingen in art. 102 WGP.
Deze directies hebben in regel als ambtsgebied een gerechtelijk arrondissement en staan onder
leiding van de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke directie, de gerechtelijk
directeur genoemd (art. 105 §1 WGP).
Om de coördinatie van de opdrachten van Ger. politie te verzekeren tussen de lokale politie en
de gedeconcentreerde Ger. directie onderhoudt de Ger. directeur regelmatig dienstrelaties met
verantwoordelijken van de lokale politie en neemt hij deel aan het rechercheoverleg en het
provinciaal overleg (art. 105, §6 WGP).
Om de coördinatie van de opdrachten van de Ger. politie te verzekeren overlegt de Ger.
directeur regelmatig met de PK van zijn ambtsgebied (art. 105, §6 WGP).
1
,Er zijn nog enkele bijzondere opsporingsdiensten met een apart statuut.
3. Aanwijzing en vorderingsrecht
De gerechtelijke overheden beschikken hierover. De leden van het OM en de onderzoeksrechter
wijzen de politiedienst aan die in een bepaald onderzoek met de opdrachten van Ger. politie is
belast.
De regels zijn hiervoor:
• De Ger. overheid mag zich niet mengen in de concrete organisatie van de betrokken
politiedienst (art. 8/1 WPA). Ze kunnen de leiding van het onderzoek dus niet nominatim
toewijzen aan een bepaalde politieambtenaar. De vordering van de PK/ de
onderzoeksrechter moet dus gericht worden aan de oversten van de politiedienst. Hierop
bestaan enkele uitzonderingen.
Vb. bij de beschikking van de onderzoeksrechter tot het onderscheppen van een niet voor
het publiek toegankelijke communicatie/ gegevens van informaticasystemen.
• De Ger. overheden mogen zich niet inlaten met de bestuurlijke en de operationele
leiding van de politiediensten. De operaties die nodig zijn voor de uitvoering van de
vordering worden uitgevoerd onder melding van politieambtenaren met de hoedanigheid
van officier van Ger. politie (art. 8/6 WPA).
Een richtlijn van de Minister van Justitie somt een aantal criteria op betreffende de toewijzing
van Ger. onderzoeken. Complexe onderzoeken moeten worden toegewezen aan de federale
politie. Een onderzoek is complex:
• Gelet op de aard van de te onderzoeken feiten vb. corruptie, georganiseerde
criminaliteit,…
• Gelet op de aard van de te verrichten onderzoeksdaden vb. nood aan bijzondere
opsporingstechnieken (vb. infiltratie en observatie),…
• Gelet op de geografische spreiding van de onderzoeksdaden vb. wanneer de
onderzoeken buiten het rijk moeten worden verricht.
4. Onderscheid tussen officieren en agenten van Ger politie
De politiediensten bestaan uit 2 kaders. Het operationeel kader en het administratief en
logistiek kader (art. 116 WGP).
Het operationeel kader bestaat uit politieambtenaren, onderverdeeld in 3 kaders (art. 117, lid 1
WGP). en de agenten van politie (art. 117, lid 1 in fine WGP).
Politieambtenaren hebben een algemene bevoegdheid voor de uitoefening van opdrachten van
Ger. en bestuurlijke politie (art. 117, lid 2 WGP). De politieambtenaren, zowel de officieren en
agenten van Ger. politie, zijn ook bevoegd voor het opsporen van alle misdrijven in boek II SW
en deze in de bijzondere strafwetten.
Agenten van politie zijn geen politieambtenaren maar hebben beperkte politiebevoegdheden
(art. 117, lid 3 WGP). Ze verlenen bijstand aan de politieambtenaren wanneer zij daartoe
verzocht worden (art. 44/12 WPA). Ze kunnen ook een verkeersongeval en de gevolgen ervan
vaststellen en er een proces verbaal van opstellen (art. 58, lid 2 WGP).
De politieambtenaren, die belast zijn met het opsporen en vaststellen van misdrijven kunnen
worden ingedeeld in 2 groepen:
• De officieren van Ger. politie
• De agenten van Ger. politie
2
,De officieren van Ger. politie worden dan weer opgedeeld in:
• Hogere officieren van Ger. politie= het leven van het OM.
• De officieren van Ger. politie, hulpofficieren van de PK= politieambtenaren uit het
officierskader en het middenkader (art. 138, §1 WGP). En ook de belastingadministratie
gedetacheerde ambtenaren die ter beschikking worden gesteld van de PK of de
arbeidsauditeur.
• De lagere officieren van Ger. politie = velden boswachters (art. 9 en 16 Sv).
De agenten van Ger. politie zijn de politieambtenaren die niet de hoedanigheid hebben van
officier van Ger. politie -> vooral de politieambtenaren van het basiskader (art. 138 bis WGP).
5. Bevoegdheden
5.1 Bevoegdheden bij heterdaad
Het begrip op heterdaad ontdekt misdrijf betreft verschillende gevallen
• Het misdrijf wordt ontdekt terwijl het gepleegd wordt of nadat het gepleegd is (art. 41,
lid 1 Sv).
• Bij uitbreiding (art. 41, lid 2 Sv).
• Bij gelijkstelling of assimilatie: de gevallen waarin een misdaad of wanbedrijf zalf al is
het niet ontdekt op heterdaad, gepleegd is binnen het huis en de PK wordt verzocht het
misdrijf vast te stellen door (art. 46 Sv).
De heterdaadsituatie zorgt ervoor dat de officieren en agenten van Ger. politie bijkomende
onderzoeksbevoegdheden krijgen.
De hulpofficieren van de PK hebben de bevoegdheid om
• Huiszoeking bij de verdachte, zelf bij nacht
• Aanstellen van een deskundige, deze moet een eed afleggen wat niet het geval is bij een
gewoon opsporingsonderzoek
• Inbeslagname van al wat verbeurdverklaard kan worden en tot bewijs kan dienen
• Bevelen van een onderzoek aan het lichaam.
Iedere officier van Ger. politie heeft de autonome bevoegdheid om een verdachte te
arresteren.
De agenten van Ger. politie hebben de bevoegdheid om:
• Ophouden van personen
• Overgaan tot een veiligheidsfouillering
• Tegenhouden van voertuigen of transportmiddelen.
Ze kunnen daarbij dwang gebruiken indien nodig (art. 1, lid 3 , 37 en 44/15, lid 4 WPA).
Deze bijzondere machten eindigen wanneer er een einde komt aan de heterdaadsituatie of
wanneer de onderzoeksrechter ter plaatse aankomt.
5.2 De normale ambtsbevoegdheden
Er moet een onderscheid te worden gemaakt tussen de bevoegdheden o.b.v. het Sv en deze
o.b.v. de bijzondere wetten en deze bij delegatie.
5.2.1 Op basis van het wetboek van strafvordering
Er wordt hierin weinig gezegd over de normale ambtsbevoegdheden. Er is geen overzicht van
wat er mag gebeuren tijdens een opsporing.
In beginsel beschikt de Ger. politie over de bevoegdheid om alle handelingen te stellen die ertoe
strekken de waarheid te achterhalen, voor zover ze niet in strijd zijn met een formele tekst of
met de essentiële waarborgen van de vrijheid en de waardigheid van het individu.
3
,Ze kunnen dus overgaan tot:
• Het doen van materiele vaststellingen
• De ondervraging van een verdachte
• Het verhoor van een getuige
• Huiszoekingen en inbeslagneming met toestemming
De vorm en de voorwaarden waaronder bepaalde politieopdrachten moeten worden vervuld
staan in de Wet van 5 augustus 1992.
Bepaalde onderzoeksmaatregelen vb. verloop van verhoor worden door nadere regels
omgeven sinds de Wet van 12 maart 1998.
5.2.2 Op basis van de bijzondere strafwetten
De persoon die opsporingstaken uitoefent o.b.v. bijzondere wetten beschikt vaak over meer
bevoegdheden dan deze die ze verricht o.b.v. het Wetboek van Strafvordering. Het is dus
belangrijk dat men in elke bijzondere wet nagaat welke specifieke daden verricht kunnen
worden door de vermelde ambtenaren.
In vele wetten hebben ze de bevoegdheid om:
• De niet voor het publiek toegankelijke plaatsten die niet tot de woning dienen te
betreden
• Voorwarpen i.v.m. het misdrijf in beslag te nemen
• Stalen nemen
• Documenten en bescheiden te doen voorleggen en opzoeken
5.2.3 Op basis van delegatie
De onderzoeksrechter kan het door hem uitgereikte bevel tot huiszoeking en inbeslagneming
opdragen aan officieren van Ger. politie (art 89 bis Sv). Deze officieren van Ger politie kunnen
zich laten bijstaan hierbij door opsporingsambtenaren met een bijzondere bevoegdheid,
wanneer de aard van het op te sporen misdrijf dit verantwoord.
Het openbaar ministerie
1. Statuut
De magistraten van het OM worden benoemd door de koning na tussenkomst van de Hoge Raad
voor de Justitie (art. 151 en 153 GW). Soms wordt het korps van magistraten ook het parket
genoemd (verwijzing naar hun historische plaats in de zittingszaal) of de staande
magistratuur (ze spreken hun vordering voor de strafrechter al staande uit).
Het OM is geen tegenpartij van de beklaagde, ze neemt dus plaats naast de rechters. Deze plaats
van het OM staat onder discussie aangezien dit kan blijk geven van partijdigheid. Het HvC heeft
echter geoordeeld dat dit het recht op een eerlijk proces niet schendt.
Er is een functionele scheiding tussen het OM is eerste aanleg en deze in hoger beroep. Beide
oefenen op hun niveau de strafvordering uit.
Het Parket Generaal heeft de volgende taken:
• Ze staan in voor de tenuitvoerlegging van de richtlijnen van strafrechtelijk
beleid (vastgelegd door de Minister van Justitie)
• Ze waken over de coherentie en geïntegreerde uitoefening van de strafvordering (art.
138, lid 2 Ger. W.).
Art. 143 bis Ger. W. stelt het college van Procureurs-Generaal in, alle Procureurs Generaal van
de hoven van beroep vormen dit college. Dat onder het gezag van de Minister van Justitie staat.
De Minister van Justitie heeft de bevoegdheid om richtlijnen inzake het strafrechtelijk beleid
vast te leggen nadat hij het advies van het college van Procureurs Generaal heeft ingewonnen.
4
, Art. 150 bis Ger. W. stelt een Raad van Procureurs in, alle PK’s vormen deze raad. De PK heeft
een eerste substituut die ook deel uitmaakt van deze Raad (art. 150 bis, lid 1 Ger. W.).
De Federale Procureur kan de vergaderingen bijwonen van de raad. De Raad is een adviserend
orgaan. Het heeft tot taak het College van Procureurs Generaal te adviseren over de
harmonisatie en de uniforme toepassing van de regels en over elke zaak die verband houdt met
de opdracht van het OM (art. 150 bis Ger. W.).
Art. 152 bis Ger. W. stelt een Raad van arbeidsauditeurs in die een adviserende bevoegdheid
hebben t.a.v. het College van Procureurs Generaal.
Art. 144 bis Ger. W. stelt het federaal parket in dat onder leiding staat van de federale Procureur
en is samengesteld uit federale magistraten. De federale Procureur is wel zelf onder het gezag
van de Minister van Justitie (art. 143 §3 en 144 bis Ger. W.).
Alles waarmee de federale Procureur is belast vind men in art. 144bis §2 Ger. W.
De federale Procureur kan in deze gevallen na overleg met de PK of de Procureur- Generaal
beslissen of hij de strafvordering zal uitoefenen dan wel het territoriaal bevoegd OM. Hiertegen
staat geen rechtsmiddel meer open (art. 144ter §3 Ger. W.).
In 2007 werd de titel van de referendarissen en parketjuristen ingevoerd.
De referendarissen staan de zittende magistraten bij, de parketjuristen staan de magistraten
van het OM bij.
De parketjurist bereid het werk van de magistraten van het OM op juridisch vlak voor, dit onder
hun gezag en volgens hun aanwijzing. De korpschef staat in voor de toewijzing van hun
opdrachten (art. 162 §2 Ger. W.).
Door Potpourri II kan de korpschef bij gemotiveerde individuele beslissing en na positief advies
van de bevoegde Procureur- Generaal de uitoefening van de bevoegdheden van het OM delen
met vast benoemde parketjuristen (art. 162 §2, lid 3 Ger. W.).
Deze parketjuristen kunnen de strafvordering voor de politierechtbank uitvoeren, behalve boot
inbreuken op art. 419, lid 2 Sw (art. 162, §2 lid 4 Ger. W.).
2. Taken
2.1 Leiding over het opsporingsonderzoek
Dit is te onderscheiden van de leiding van het politionele onderzoek dan door de politiediensten
wordt gevoerd.
2.2 Uitoefening van de strafvordering
De strafvordering wordt voor de rechtbanken uitgeoefend door de PK en voor de hoven van
beroep door de Procureur- Generaal.
Art. 138 Ger. W. bepaald de mogelijkheid dat het ambt van het OM in hoger beroep kan worden
uitgevoerd door een parketmagistraat bij de rechtbank van eerste aanleg en het ambt van het
OM in eerste aanleg kan worden uitgeoefend door een parketmagistraat bij het hof van beroep.
Er is in deze twee gevallen wel instemming van de PK/ arbeidsauditeur en de Procureur-
Generaal nodig. Voor deze handelingswijze kan worden geopteerd door redenen ratio materiae
en redenen ratio personae.
Het OM beschikt niet over de strafvordering. Eens ze is ingesteld kan het OM het verdere verloop
ervan niet meer beletten. Er is wel een mogelijkheid voor het OM om een middellijke schikking
af te sluiten of tot strafbemiddeling over te gaan nadat de strafvordering al is ingesteld.
5