= wat ze gevraagd hebben op het examen.
KINDEREN EN JONGEREN IN
ONTWIKKELING
1. VISIE ONTWIKKELING
1.1. INHOUD
1.1.1. VISIE OP ONTWIKKELING
“Moeilijk om vooraf vast te leggen wat een kind op een bepaalde leeftijd ‘moet’ kunnen.”.
- Michiel Vandenbroeck gebruikt het beeld van internet als metafoor voor
ontwikkeling: “Aan het wereldwijde web is geen begin of einde. Als je erop gaat,
zit je er meteen in. Je staat nooit aan de poort, met een klik zit je erin en heb je
toegang tot alles.”
Toegepast op ontwikkeling: we kunnen mss nooit helemaal begrijpen, we
hebben geen schematisch overzicht, maar we kunnen er altijd middenin stappen.
Elk kind ontwikkeld anders. Het grootste deel van de mensen zetten op dezelfde leeftijd
ongeveer dezelfde stappen.
Indeling levensfases:
- Babyperiode of de periode van de zuigeling: 0-12m
- Peuterperiode: 1-3j
- Kleuterperiode: 3-6j
- Schoolperiode: 6-12j
- Adolescentie: 12-18j
Een referentiekader
- Nodig om zich te krijgen op de ontwikkeling van een kind
- ‘gemiddelde beschrijving’ mag NOOIT als norm gehanteerd worden oog zijn
voor diversiteit
Diversiteit= verschillen tss kinderen op diverse domeinen als: uiterlijk afkomst, opvoeding,
gezinsvorm, functiebeperking, ontwikkelingstempo,…
- Kinderen gevoel geven dat ze erbij horen, er mogen zijn met hun tempo van
ontwikkelen en achtergrond -> Positieve invloed op zelfbeeld
1.1.2. WAT IS ONTWIKKELING?
Ontwikkeling= Voortgang, verandering. Het is een geleidelijke verandering in een
gunstige richting. Het kan ook achteruitgang of verlies betekenen. (We spreken ook vaak van
ontwikkelingspsychologie)
Bv: Jonge kinderen zijn dikwijls lenig. Ze kunnen bv gemakkelijk hun tenen nr hun mond
brengen, terwijl volwassenen daar veel voor moeten trainen.
1
, 1.1.3. HOE ONTSTAAT ONTWIKKELING?
- De natuur (nature)
= vanuit erfelijke of genetische aanleg, waarmee we geboren worden. Het gaat
om eigenschappen, vermogens, capaciteiten die kinderen erven.
Sommige zijn direct waarneembaar (manifest aanwezig)
Onzichtbaar (latent aanwezig) -> via rijping
Bv: Uiterlijke kenmerken zoals je lichaamslengte, de kleur van je ogen, verstandelijke
aanleg, temperament, geslacht, talenten… maken dat je een bepaald beroep goed zal
kunnen uitoefenen.
- De omgeving (nurture)
= invloeden kunnen…
Materieel zijn
Bv: woont het kind in een grote villa of in een klein appartement in een
woonkazerne
Biologisch zijn
Bv: Welk soort voedsel krijgt het kind, is het kind vaak ziek…
Sociaal zijn
Bv: Manier waarop ouders hun kinderen opvoeden, de gezinsstructuur,…
Emotioneel zijn
Bv: Is het kind gewenst of niet, groeit het kind op in een warm nest of is er sprake
van emotionele verwaarlozing…
Maatschappelijk zijn
Bv: de socio-economische omstandigheden vh gezin: beroep van ouders… of
culturele factoren zoals het behoren tot een strenge religieuze gemeenschap…
- Zelfbepaling
= De eigen vrije keuze vd mens, we geven een stuk richting aan ons leven
Bv: Veerle is net afgestudeerd als kleuterleidster. Ze heeft volop sollicitatiebrieven verstuurd en kijkt
uit nr een job oh onderwijs. Tot ze het aanbod krijgt om ene jaar als au-pair nr Engeland te gaan. Ze
vindt dit wel een aantrekkelijk idee, maar thuis, vrienden en familie achterlaten schrikt haar af. Na
lang wikken en wegen beslist ze om het te doen. Het geeft haar leven een wending die ze niet had
durven voorspellen. Veerle leert in Engeland haar toekomstige man kennen, trouwt en blijft er voor de
rest van haar leven wonen.
1.1.4. BELANG VAN NATURE VS NURTURE VS ZELFBEPALING
Wie speelt er nu de grootste rol? Er zijn doorheen de jaren 3 theorieën ontwikkeld.
1) De nativistische theorie of aanlegtheorie
= beklemtoont dat ontwikkeling van binnenuit tot stand komt en bepaald wordt dr
je aanleg = NATURE
Bv: Milieuomstandigheden zouden geen belangrijke rol spelen ID ontw.
2) De milieutheorie of sociologische theorie
= beklemtoont dat ontwikkeling maar kan gebeuren dankzij opvoeding en het
milieu waarin het kind opgroeit =NURTURE
3) Interactionistische theorie
= Stekt dat er zich een dynamisch proces voordoet waarin aanleg- en
omgevingsinvloeden elkaar wederzijds beïnvloeden = NATURE + NURTURE
Kinderen wiens rugzakje van thuis uit minder gevuld is, moeten we extra stimuleren
om aanwezige talenten zo goed mogelijk te laten ontplooien.
2
, 1.1.5. ZELFBEPALING DE HOEKSTEEN VAN DE ZELFDETERMINATIETHEORIE
Zelfdeterminatietheorie
= Theorie over het menselijke functioneren die van toepassing is op zeer veel
levensdomeinen en op veel aspecten vh menselijk functioneren.
- Zelfbepaling + link met motivatie!
De theorie bleek bruikbaar om de volgende processen of situatie beter te
begrijpen:
- De motivatie v kinderen om zich in te zetten op school of dat niet te doen
- Of deze motivationele verschillen tss kinderen voorspellen of ze zich goed in hun
vel voelen
- Hoe ze vrijwillig taakjes kunnen laten uitvoeren en hoe te stimuleren
- Waarom het uitvoeren van activiteiten onder druk veel energie vergt
- Hoe ouders het enthousiasme bij hun kinderen kunnen aanwakkeren
1.1.5.1. ZO KIJKT DE ZELFDETERMINATIE-THEORIE NAAR GROEI
De theorie maakt processen van groei beter begrijpbaar.
Zelfdeterminatietheorie
- Behoeftebevrediging -> Innerlijke organisatie & volwaardig functioneren
=Het is dus omdat we bepaalde behoeften bevredigen dat we groeien en ontwikkelen
(Piramide Maslow)
- Behoeften zijn psychologische behoeften
- Volgens ZDT-theorie zien we kinderen groeien op 3 manieren:
Exploratiedrang en nieuwsgierigheid
Normen en waarden eigen maken
Ontwikkelen eigen ID
1) Exploratiedrang en nieuwsgierigheid
= groei toont zich omdat kinderen en jongeren activiteiten kunnen uitvoeren die hun
nieuwsgierig wekken en die ze als plezierig en interessant ervaren. Ze zijn dat intrinsiek
gemotiveerd om ze activiteiten te doen en tonen vanuit die motivatie exploratiedrang.
- Intrinsiek gemotiveerd= de goesting om aan de activiteit te beginnen ontstaat ih
kind of de jongere zelf
- Zo goed mogelijk ondersteunen en stimuleren van aangeboren nieuwsgierigheid
en ontluikende interesses van kinderen
- Basis leggen vr een levenslange passie om zich te ontplooien en bij te leren ->
samen op ontdekkingstocht
Examenvraag: Leg hierbij de link met welbevinden en betrokkenheid.
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
_______________________________________________________________________
3
, 2) Normen en waarden eigen maken
~Het verinnerlijken of internaliseren van aangereikte normen en waarden
= Je wordt letterlijk eigenaar van het waardenkader en de daar bijhorende
afspraken die je van buitenaf werden meegegeven, zelf opgelegd.
- Eigenaar van je waardekader
- Ouder maken al heel vroeg duidelijk wat wel en niet mag (morele ontwikkeling)
Bv: geen vingers ih stopcontact steken, stilliggen op het verzorgingskussen…
Dit gaat over wat ouders belangrijk vinden, en welke waarden en normen de
ouders aan hun kroost wensen mee te geven.
Bv: waarden: beleefdheid; norm: dank u wel en alstublieft zeggen
3) Identiteitsontwikkeling
- Kinderen moeten eigen keuzes maken
- Intern fundament of intern kompas geeft stabiliteit en richting, ook in moeilijke
situaties
- Geen intern kompas sterk afhankelijk van invloeden van buitenaf. Keuzes zijn
gefragmenteerd (= in stukken verdeelt, verspreid) en weinig coherent (= samenhangend)
Wat zijn de drie basisbehoeften van elke mens?
- Autonomie= ervaren van psychologische vrijheid en keuze bij het uitvoeren van
een activiteit
- Competentie= gevoel van effectiviteit, het gevoel een activiteit succesvol te
kunnen uitvoeren
Bv: als kinderen hun huiswerk zelfstandig kunnen maken laag cijfer haalt competentie
nr beneden
- Verbondenheid= ervaren van een warme en hechte band met anderen. Zowel
kwaliteit (diepgang, intimiteit) als kwantiteit (kameraadschap, breed sociaal netwerk).
Bv: kinderen voelen dat ouders betrokken zijn, meeleven en tijd met hen doorbrengen
1.1.6. CONTINUE VERANDERING EN DISCONTINUE VERANDERING
BINNEN DE ONTWIKKELING
Een belangrijke vraag is of de ontwikkeling een continue of discontinue proces
voordoet
- Continue: stelselmatig vooruit
- Discontinu: beetje achteruitgang en beetje vooruitgang
Antwoord: beide processen doen zich afwisselend voor
Om echt over te stappen naar een volgende fase id ontwikkeling, zet een kind soms eerst
een stapje achteruit Er zijn periodes waarin ontwikkeling zeer geleidelijk gaat, op
andere momenten verloopt de ontwikkeling zeer snel, om dan af te vlakken nr een soort
plateau
Bv: Een kind leert stappen, en zal soms vijf stapjes achter elkaar zetten, maar daarna
weer een tijdje kruipen en bij een nieuwe poging al na drie stapjes op de grond vallen.
Geleidelijk aan wordt het kruipen achterwege gelaten en kan het kind plots een hele
afstand al stappen afleggen.
1.1.7. KRITIEKE OF GEVOELIGE PERIODE
4
, Een kritische of gevoelige periodes: een periode waarin het kind bij uitstek vatbaar is
voor het leren van een bepaalde vaardigheid vooral inzetten op nurture
(=omgevingsinvloeden)
Bv: In de derde kleuterklas krijgen activiteiten gericht op ‘ontluikende geletterdheid’ een
belangrijke rol. Dit is niet zomaar! Kinderen van vijf, zes jaar ontwikkelen een interesse vr
geschreven taal. Wanneer op dat moment ingegaan wordt op deze interesse, zullen
kinderen meer oog hebben vr letters dan wnr ze er niet aan toe zijn
1.1.8. VYGOTSKY EN DE ZONE VAN DE NAASTE ONTWIKKELING
Vygotsky
- Zone van de naaste ontwikkeling
Duidt het belang van interactie ih leerproces v kinderen en jongeren
Kijken nr wat het kind kan leren en niet naar wat het ‘kan’
We moeten het kind ondersteunen en stimuleren om een trapje hoger op
de ontwikkelingsladder te zetten
- Het actuele of feitelijke ontwikkelingsniveau: activiteiten die een kind al
zelfstandig kan volbrengen.
- Het hogere of potentiële ontwikkelingsniveau: activiteiten die het kind nog
niet zelfstandig kan, maar wel wanneer het ondersteuning krijgt bij de uitvoering
ervan. Dit wordt ook wel de zone van de naaste ontwikkeling genoemd.
Scaffolding= het voorzien van steigers. Hierbij gaat de begeleider het kind
helpen en stuurt dingen bij die het kind nog nét niet zelfstandig kan.
1.1.9 . INDELI NG IN O NTWI KKELI NGS DO MEI NEN VIER ERVA RIN GSGE BIEDE N ALS
LEIDRAAD OM TE KIJKE N EN TE SPRE KE N OVER ONTWI KKEL ING
Driedeling
- Fysieke of lichamelijke ontwikkeling
- De cognitieve of verstandelijke ontwikkeling
- De sociaal-emotionele en morele ontwikkeling
Deze driedeling kan nog verder opgesplitst worden in alle ontwikkelingen:
- Lichamelijke en motorische ontwikkeling
Lichamelijke groei en ontwikkeling v bewegingen
- Zintuiglijke ontwikkeling
Zicht-, reuk-, smaak-, tast- en gehoorzin
- Cognitieve ontwikkeling
Ontwikkeling vh denken
5