Personenbelasting
Inhoudsopgave
1 Basisbeginselen ........................................................................................ 2
2 Inleidende begrippen ................................................................................. 6
2.1 Belastingplichtigen onderworpen a/d personenbelasting ............................ 7
2.1.1 Rijksinwoners (art. 2, §1, 1° eerste lid a, b, c en d WIB 92) ...............................................7
2.1.2 Wereldwijd inkomen (art. 5 WIB 92) ..............................................................................8
2.1.3 Belastbaar tijdperk en aanslagjaar (art. 359, 360 WIB 92 en art. 200 KB/WIB 92) ..............8
2.1.4 Gemeenschappelijke of individuele aanslag ............................................................... 10
2.1.5 Volledige decumul (art. 127 WIB 92) ........................................................................... 12
2.1.6 Berekening van de belasting (per belastingplichtige) .................................................... 12
2.1.7 Progressieve belasting ............................................................................................... 16
2.1.8 Buitenlandse inkomsten ............................................................................................ 17
2.1.9 Gemiddelde aanslagvoet ........................................................................................... 17
2.1.10 Aangiftetermijn ..................................................................................................... 18
2.1.11 Uitzonderlijke aangiftetermijnen ............................................................................ 19
2.1.12 Mogelijke gevolgen bij een laattijdige ingediende aangifte of bij een niet-aangifte .Error!
Bookmark not defined.
2.1.12.1 Administratieve geldboete = niet-proportionele administratieve sanctie ..Error!
Bookmark not defined.
2.1.12.2 Belastingverhoging = proportionele administratieve sanctie .. Error! Bookmark
not defined.
2.1.12.3 Buitengewone aanslagtermijn van 4 jaar (Art. 354, § 1, 2 e lid WIB 92) .......Error!
Bookmark not defined.
2.1.12.4 Overzicht van andere buitengewone aanslagtermijnen .... Error! Bookmark not
defined.
2.1.12.5 Omkering bewijslast........................................ Error! Bookmark not defined.
2.2 Aanlagbiljet............................................................................................ 20
2.2.1 Niet akkoord met het AB? ................................................. Error! Bookmark not defined.
2.2.1.1 Bezwaarschrift indienen .................................... Error! Bookmark not defined.
2.2.1.2 Verzoek tot ambtshalve ontheffing aanvragen (=ontheffing van ambtswege)
Error! Bookmark not defined.
3 Vak II: persoonlijke gegevens en gezinslasten ........................................... 22
3.1 Belastingvrije som (=BVS) ........................................................................ 22
3.1.1 Soorten belastingvrije sommen .................................................................................. 24
3.1.1.1 Basisbedrag van de BVS .............................................................................. 24
3.1.1.2 Verhoging voor zware handicap ................................................................... 25
3.1.1.3 Verhoging voor kinderen ten laste ................................................................ 26
3.1.1.4 Verhoging voor kinderen <3 jaar voor wie geen kinderoppaskosten worden
ingebracht ................................................................................................................ 29
3.1.1.5 Verhoging voor ten laste hebben van ascendent of broer/zus, > 65 ................. 30
3.1.1.6 Verhoging voor andere personen ten laste .................................................... 32
3.1.1.7 Verhoging voor de alleenstaande met kinderlast ........................................... 32
3.1.1.8 Verhoging bij huwelijk/wettelijke samenwoning ............................................ 33
3.1.1.9 Aanrekening van de BVS .............................................................................. 33
,4 Vak IV ...................................................................................................... 34
4.1 Vergoedingen ......................................................................................... 34
4.1.1 Algemeen ................................................................................................................. 34
4.1.2 Eigenlijke bezoldigingen ............................................................................................. 35
4.1.2.1 Kosten eigen aan de WG .............................................................................. 36
4.1.2.2 Werkgeversbijdrage voor woon-werkverkeer ................................................. 39
4.1.2.3 Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen (‘loonbonus’) ........................ 40
4.1.2.4 Andere vrijgestelde inkomsten ..................................................................... 41
4.1.3 Voordelen van alle aard ............................................................................................. 45
4.1.3.1 Algemeen ................................................................................................... 45
4.1.3.2 Forfaitaire ramingen (art 36, §1, 2e lid WIB 92) ............................................... 45
4.1.3.3 Voordeel in natura ....................................................................................... 49
4.1.4 Vergoedingen verkregen op grond van of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid
of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. ...................................................................... 50
4.1.5 Herstel van een tijdelijke inkomstenvermindering ........................................................ 51
4.1.6 Beroepskosten .......................................................................................................... 53
4.1.6.1 Werkelijke beroepskosten ........................................................................... 54
4.1.6.2 Forfaitaire beroepskosten ............................................................................ 56
4.1.6.3 Wijze van taxatie ......................................................................................... 57
4.1.7 Inhoudingen .............................................................................................................. 58
5 Vak III ...................................................................................................... 61
5.1 Uitgangspunt bij belastbare grondslag ..................................................... 62
5.1.1 Kadastraal inkomen ................................................................................................... 64
5.1.1.1 Bestaan van het KI ...................................................................................... 64
5.1.1.2 Vrijstelling van het onroerend inkomen in de PB ............................................ 65
5.2 Onroerende voorheffing .......................................................................... 66
5.2.1 Speciale gevallen ...................................................................................................... 66
5.3 Inkomsteen van onroerende goederen behoren tot het privépatrimonium .. 66
1. Eigen woning ............................................................................................................ 67
6 Vak IX ...................................................................................................... 71
1 Basisbeginselen
De belasting is:
- een bijdrage;
- volgens bepaalde rechtsregels;
- opgelegd door de overheid;
- met als doel;
- het verzamelen van financiële middelen;
- nodig om uitgaven te doen in het algemeen belang
Belasting moet bij wet of decreet als belasting worden erkend
Kenmerken van een belasting:
, - Financieel doel: overheidsuitgaven financieren – geen tegenprestatie!
- Dwingend karakter: sancties mogelijk.
- De fiscale wet is van openbare orde
▪ Belastingontduiking is in strijd met het openbare-ordekarakter
▪ Belastingontduiking IS GEEN Belastingvermijding
Keuze van de minst belaste weg:
- De belastingplichtige mag belastingen vermijden op een legale manier.
- Hij mag geen wettelijke verplichtingen schenden én het mag niet om puur
fiscale motieven gaan!
Algemene antimisbruikbepaling (art. 344, §1 WIB 92)
- Bp moet bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling(en) door andere
motieven is ingegeven dan het vermijden/ontwijken van
inkomstenbelastingen
- Krachtig middel om belastingvermijding tegen te gaan
- Zal pas gebruikt worden als andere middelen uitgeput zijn
Dit zijn geen belastingen:
- Bepaalde overheidsinkomsten
- Retributies
= vergoeding voor geïndividualiseeerde dienstverlening (er is een
tegenprestatie bv. tolgelden)
- Parafiscale heffingen (sociale bijdragen)
, Grondwettelijke beginselen van de belastingheffing
1. Het legaliteitsbeginsel (art. 170 G.W.)
- Wettelijkheidsbeginsel
- Bescherming van de burgers tegen al te buitensporige belastingen
- Vaststelling van:
• het belastingsubject + grondslag;
• het tarief;
• de modaliteiten van de heffing.
Gevolgen:
- Principiële belastingvrijdom: Alles is vrij van belasting, tenzij de wet
anders bepaalt (decreet of besluit van de gemeente- of provincieraad voor
de regionale en lokale bevoegdheden)
- Gebonden bevoegdheid van de administratie: zij moet de fiscale wetten
toepassen zoals zij zijn
- Het voorzienbaarheidsbeginsel
2. Het eenjarigheidsbeginsel (art. 171 G.W.)
= Annualiteitsbeginsel
- Belastingen worden jaarlijks gestemd
Inhoudsopgave
1 Basisbeginselen ........................................................................................ 2
2 Inleidende begrippen ................................................................................. 6
2.1 Belastingplichtigen onderworpen a/d personenbelasting ............................ 7
2.1.1 Rijksinwoners (art. 2, §1, 1° eerste lid a, b, c en d WIB 92) ...............................................7
2.1.2 Wereldwijd inkomen (art. 5 WIB 92) ..............................................................................8
2.1.3 Belastbaar tijdperk en aanslagjaar (art. 359, 360 WIB 92 en art. 200 KB/WIB 92) ..............8
2.1.4 Gemeenschappelijke of individuele aanslag ............................................................... 10
2.1.5 Volledige decumul (art. 127 WIB 92) ........................................................................... 12
2.1.6 Berekening van de belasting (per belastingplichtige) .................................................... 12
2.1.7 Progressieve belasting ............................................................................................... 16
2.1.8 Buitenlandse inkomsten ............................................................................................ 17
2.1.9 Gemiddelde aanslagvoet ........................................................................................... 17
2.1.10 Aangiftetermijn ..................................................................................................... 18
2.1.11 Uitzonderlijke aangiftetermijnen ............................................................................ 19
2.1.12 Mogelijke gevolgen bij een laattijdige ingediende aangifte of bij een niet-aangifte .Error!
Bookmark not defined.
2.1.12.1 Administratieve geldboete = niet-proportionele administratieve sanctie ..Error!
Bookmark not defined.
2.1.12.2 Belastingverhoging = proportionele administratieve sanctie .. Error! Bookmark
not defined.
2.1.12.3 Buitengewone aanslagtermijn van 4 jaar (Art. 354, § 1, 2 e lid WIB 92) .......Error!
Bookmark not defined.
2.1.12.4 Overzicht van andere buitengewone aanslagtermijnen .... Error! Bookmark not
defined.
2.1.12.5 Omkering bewijslast........................................ Error! Bookmark not defined.
2.2 Aanlagbiljet............................................................................................ 20
2.2.1 Niet akkoord met het AB? ................................................. Error! Bookmark not defined.
2.2.1.1 Bezwaarschrift indienen .................................... Error! Bookmark not defined.
2.2.1.2 Verzoek tot ambtshalve ontheffing aanvragen (=ontheffing van ambtswege)
Error! Bookmark not defined.
3 Vak II: persoonlijke gegevens en gezinslasten ........................................... 22
3.1 Belastingvrije som (=BVS) ........................................................................ 22
3.1.1 Soorten belastingvrije sommen .................................................................................. 24
3.1.1.1 Basisbedrag van de BVS .............................................................................. 24
3.1.1.2 Verhoging voor zware handicap ................................................................... 25
3.1.1.3 Verhoging voor kinderen ten laste ................................................................ 26
3.1.1.4 Verhoging voor kinderen <3 jaar voor wie geen kinderoppaskosten worden
ingebracht ................................................................................................................ 29
3.1.1.5 Verhoging voor ten laste hebben van ascendent of broer/zus, > 65 ................. 30
3.1.1.6 Verhoging voor andere personen ten laste .................................................... 32
3.1.1.7 Verhoging voor de alleenstaande met kinderlast ........................................... 32
3.1.1.8 Verhoging bij huwelijk/wettelijke samenwoning ............................................ 33
3.1.1.9 Aanrekening van de BVS .............................................................................. 33
,4 Vak IV ...................................................................................................... 34
4.1 Vergoedingen ......................................................................................... 34
4.1.1 Algemeen ................................................................................................................. 34
4.1.2 Eigenlijke bezoldigingen ............................................................................................. 35
4.1.2.1 Kosten eigen aan de WG .............................................................................. 36
4.1.2.2 Werkgeversbijdrage voor woon-werkverkeer ................................................. 39
4.1.2.3 Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen (‘loonbonus’) ........................ 40
4.1.2.4 Andere vrijgestelde inkomsten ..................................................................... 41
4.1.3 Voordelen van alle aard ............................................................................................. 45
4.1.3.1 Algemeen ................................................................................................... 45
4.1.3.2 Forfaitaire ramingen (art 36, §1, 2e lid WIB 92) ............................................... 45
4.1.3.3 Voordeel in natura ....................................................................................... 49
4.1.4 Vergoedingen verkregen op grond van of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid
of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. ...................................................................... 50
4.1.5 Herstel van een tijdelijke inkomstenvermindering ........................................................ 51
4.1.6 Beroepskosten .......................................................................................................... 53
4.1.6.1 Werkelijke beroepskosten ........................................................................... 54
4.1.6.2 Forfaitaire beroepskosten ............................................................................ 56
4.1.6.3 Wijze van taxatie ......................................................................................... 57
4.1.7 Inhoudingen .............................................................................................................. 58
5 Vak III ...................................................................................................... 61
5.1 Uitgangspunt bij belastbare grondslag ..................................................... 62
5.1.1 Kadastraal inkomen ................................................................................................... 64
5.1.1.1 Bestaan van het KI ...................................................................................... 64
5.1.1.2 Vrijstelling van het onroerend inkomen in de PB ............................................ 65
5.2 Onroerende voorheffing .......................................................................... 66
5.2.1 Speciale gevallen ...................................................................................................... 66
5.3 Inkomsteen van onroerende goederen behoren tot het privépatrimonium .. 66
1. Eigen woning ............................................................................................................ 67
6 Vak IX ...................................................................................................... 71
1 Basisbeginselen
De belasting is:
- een bijdrage;
- volgens bepaalde rechtsregels;
- opgelegd door de overheid;
- met als doel;
- het verzamelen van financiële middelen;
- nodig om uitgaven te doen in het algemeen belang
Belasting moet bij wet of decreet als belasting worden erkend
Kenmerken van een belasting:
, - Financieel doel: overheidsuitgaven financieren – geen tegenprestatie!
- Dwingend karakter: sancties mogelijk.
- De fiscale wet is van openbare orde
▪ Belastingontduiking is in strijd met het openbare-ordekarakter
▪ Belastingontduiking IS GEEN Belastingvermijding
Keuze van de minst belaste weg:
- De belastingplichtige mag belastingen vermijden op een legale manier.
- Hij mag geen wettelijke verplichtingen schenden én het mag niet om puur
fiscale motieven gaan!
Algemene antimisbruikbepaling (art. 344, §1 WIB 92)
- Bp moet bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling(en) door andere
motieven is ingegeven dan het vermijden/ontwijken van
inkomstenbelastingen
- Krachtig middel om belastingvermijding tegen te gaan
- Zal pas gebruikt worden als andere middelen uitgeput zijn
Dit zijn geen belastingen:
- Bepaalde overheidsinkomsten
- Retributies
= vergoeding voor geïndividualiseeerde dienstverlening (er is een
tegenprestatie bv. tolgelden)
- Parafiscale heffingen (sociale bijdragen)
, Grondwettelijke beginselen van de belastingheffing
1. Het legaliteitsbeginsel (art. 170 G.W.)
- Wettelijkheidsbeginsel
- Bescherming van de burgers tegen al te buitensporige belastingen
- Vaststelling van:
• het belastingsubject + grondslag;
• het tarief;
• de modaliteiten van de heffing.
Gevolgen:
- Principiële belastingvrijdom: Alles is vrij van belasting, tenzij de wet
anders bepaalt (decreet of besluit van de gemeente- of provincieraad voor
de regionale en lokale bevoegdheden)
- Gebonden bevoegdheid van de administratie: zij moet de fiscale wetten
toepassen zoals zij zijn
- Het voorzienbaarheidsbeginsel
2. Het eenjarigheidsbeginsel (art. 171 G.W.)
= Annualiteitsbeginsel
- Belastingen worden jaarlijks gestemd