UA – 2019-2020 – Toegepaste Taalkunde – Korfvak Levensbeschouwing – W. Van Herck
Levensbeschouwing: Religie, atheïsme en zingeving
Hoofdstuk 7: Homo sapiens, homo faber, homo religiosus p. 217-239
- Homo sapiens: wijze, lerende, verstandige mens Cognitieve interesse
(verlangen naar kennis)
o Sapiens = kennis, wijsheid
- Homo faber: arbeidende, werkende mens Manipulatieve interesse
(verlangen naar techniek, beheersing & manipulatie)
o Faber = werk, manipulatie, techniek
- Homo religiosus = de zinzoeker, religieuze mens Verlangen naar betekenis,
erkenning, zingevende interesse (Het moet iets betekenen wat we doen &
zijn)
o Religiosus = zin zoeken
In de mens zijn deze drie tendensen/verlangens aanwezig: Hoe bevinden deze
drie interesses zich tegenover elkaar? De structuur van het ene wordt soms
onterecht overgeplaatst op het andere.
Wat is de zin(geving) van het leven? Lijkt een theoretische vraag en men heeft
de neiging om deze vraag ook als theorie te behandelen. Dit is echter niet zo, het
is een ander soort vraag.
De cognitieve en manipulatieve interesse van de mens
De twee interesses hangen sterk samen: techniek/beheersing komt voort uit
kennis + nieuwe technieken produceren kennis Wederzijdse bevruchting,
elkaar voortstuwend
Praktisch belang v. kennis & evolutionair voordeel
- Arnold Gehlen: Mängelwesen
o Mens is o.v.v. communicatie, instinct etc. een gebrekkig wezen
o Mens is zeer kwetsbaar en voor lange tijd in kinderjaren totaal hulpeloos
en afhankelijk Dieren: binnen enkele uren lopen de baby’s mee met de
kudde
o Biologisch gesproken wordt de mens te vroeg geboren
Evolutionair standpunt: menselijk hoofd wordt te groot en mocht de
baby blijven doorgroeien, kan die er niet meer uit. Het kind moet dus
‘te vroeg’ geboren worden. Daarom is het zo hulpeloos Nadeel:
hulpeloosheid
Voordeel: groei & ontwikkeling hersenen voor een groot deel buiten de
baarmoeder Ogen open, veel prikkels die brein enorm ontwikkelen,
veel ruimte voor opslag van informatie & kennis die door anderen
wordt gegeven Dieren: bijna alles voorgeprogrammeerd
o Mens is een ‘aanpasser’ en een ‘kenner’. De mens leert. In je eerste
weken school neem je heel veel kennis op waar de mensheid zelf eeuwen
over gedaan heeft om die te ontdekken.
Kennis doorgeven van generatie op generatie & kennis cumuleren
Bij dieren gebeurt dat niet in die mate
- Homo sapiens sapiens
o Informatie & taal
Kan taal opnemen, en met taal neem je kennis op
Kennis is wonder v/d evolutie en heel belangrijk
o Gedrag en omgeving aanpassen aan je leven
o Zoeken naar veiligheid & controle
De morele waarde van kennis
1
, UA – 2019-2020 – Toegepaste Taalkunde – Korfvak Levensbeschouwing – W. Van Herck
- Oorzaken nagaan, voorspellingen doen, feiten verzamelen & bestuderen…
Maar feiten en kennis zeggen op zich niet wat goed en slecht is, of wat we
met die kennis kunnen doen Fact/value distinction
o Veel geleerden hebben daarom in hun leven een aarzeling gekend, bv.
Einstein wist wat er ging gebeuren met kernenergie: het kan de mensheid
vooruithelpen maar ook verdoemen
- Is/ought distinction (David Hume; filosoof 18e eeuw; belangrijk in ontwikkeling
politiek & moreel denken)
o Het is niet omdat de dingen zijn zoals ze zijn dat daar enig ‘moeten’ uit zal
volgen. Je mag niet zomaar van is naar ought springen. Je mag niet
zomaar uit het ‘zijn’, wat is, afleiden wat zal ‘moeten zijn’.
Religies: dat wat is, geeft toch een aanwijzing over wat zou moeten
zijn Soort natuurrecht ontwikkelen: aan de natuur zoals die is
rechten, plichten & moraal ontlenen
o Het ‘zijn’: de feiten (< wetenschap) Om te weten wat we daarmee
moeten doen, wat moet gebeuren, wat onze plicht is, wat goed is…
Morele reflectie nodig: ought
- Morele concepten als eerlijk
o Morele concepten anders dan feiten: geen zuiver feitelijke vaststelling
o ‘De paprika is groen. Dat vind ik niet goed, ik heb liever een rode
paprika.’ is een feit(elijke vaststelling) ‘Die vrouw is oneerlijk. Dat
vind ik niet goed.’: morele omschrijving v/d vrouw, geen feitelijke
vaststelling, maar vaststelling in de morele orde (idem: ‘Die jongen is
dapper. Dat vind ik slecht/goed.’)
o Bij morele concepten (‘morele kennis’) vallen descriptieve en
evaluatieve dimensie vaak samen. Feit/waardedistinctie niet altijd
mogelijk. Feiten & waarden zijn toch door elkaar vermengd.
Maar in bepaald soort ethiek is het een foute redenering om over te
stappen van feiten naar waarden, van is naar ought. Het ‘moeten’
volgt niet uit het ‘zijn’.
Voorbeeld examenvraag: Welke bewering respecteert de is/ought distinction
van D. Hume?
a) Omdat onze samenleving een aantal mensen met een motorische beperking
telt, moet elk openbaar gebouw een aangepast toilet voorzien.
a) Eerste stuk v/d zin geeft een feit (samenleving telt mensen met een
motorische beperking). Het tweede deel zegt wat moet gebeuren. Maar
het ene volgt niet noodzakelijk uit het andere, je hebt meer nodig. Je moet
beroep doen op waarden. Je moet daar iets tussenvoegen en bv. zeggen
‘en die mensen hebben recht op… want…’. Dan volgt de conclusie pas.
b) Als prenatale diagnostiek het syndroom van Down kan opsporen, dan moet
deze diagnostiek wettelijk verplicht worden.
a) Eerste deel opnieuw een feit, tweede doel opnieuw iets wat moet
gebeuren. Maar het ‘moeten’ volgt niet uit het ‘zijn’.
c) Menselijke seksualiteit is gebaseerd op het biologische verschil tussen man en
vrouw. Daarom is homoseksualiteit moreel verwerpelijk.
a) Idem, maar dan voorbeeld over hetero- en homoseksualiteit.
d) Het is niet omdat onze samenleving een aantal mensen met een motorische
beperking telt, dat elk openbaar gebouw een aangepast toilet moet voorzien.
[Dit is het juiste antwoord]
a) Ontkenning v/d eerste zin. Deze propositie volgt de is/ought distinction
van Hume.
- William K. Clifford (1877/1999) (Wiskundige)
2
, UA – 2019-2020 – Toegepaste Taalkunde – Korfvak Levensbeschouwing – W. Van Herck
o Bekend geworden door zijn artikel The Ethics of Belief: je mag niet gelijk
wat geloven, er is een moraal van wat je mag geloven. Je kan goed of
kwaad doen met dat wat je gelooft of waarvan je overtuigd bent. Niet
alleen handelen kan gevaarlijk zijn, maar je overtuigingen zijn niet
onschuldig. Dat wat je denkt is ook al gevaarlijk.
Belief = overtuiging ≠ per se faith
Wat is goed en wat is kwaad?
o The duty of enquiry - Voorbeeld: Het schip zinkt
Achtergrond 19e eeuw: grote parketboten met migranten naar
Amerika
Schip mankeert een paar dingen, maar is al zo vaak over de oceaan
gevaren, dus wat maakt deze ene keer nog uit? Schip zinkt toch en
iedereen sterft. Is de man die het schip liet uitvaren dan
verantwoordelijk voor de dood van al deze mensen? Ja! Maar zelfs al
had het schip de overkant gehaald, dan nog is de man schuldig, want
de man geloofde iets waar hij geen goede redenen toe had. Hij had
het schip moeten controleren en bewijzen moeten zoeken dat het
schip echt kon vertrekken. Het is immoreel als het aankomt op zijn
overtuigingen. Hij respecteert de ethics of belief niet.
o “It is wrong always, everywhere, and for anyone, to believe
anything upon insufficient evidence”
Het is fout iets te geloven o.b.v. onvoldoende bewijzen Houding v/d
wetenschap, maar Clifford geeft uitspraak een veel bredere
toepassing
Maar in hoeverre dit mogelijk is in het echte leven is niet duidelijk. Je
hebt niet altijd de tijd & de kennis om alles te controleren.
o Positivistische of sciëntistische levenshouding: neemt wetenschap als
model voor alles
- Reactie William James (geneesheer met belangstelling voor psychologie actief in Boston,
Massachusetts) op artikel Clifford
o Grondlegger Amerikaanse pragmatistische psychologie (typisch
Amerikaans denken)
Clifford James
Als je geen bewijzen hebt, Stoppen met geloven, je oordeel opschorten en
moet je je oordeel dus niks doen is ook een keuze die
opschorten: “Ik doe geen consequenties heeft Artikel geschreven als
uitspraken, want ik weet het reactie op Clifford: ‘The Will to Believe’. Belief
niet. Ik heb de bewijzen niet (overtuigd zijn van iets) is juist in het
kunnen checken. Ik schort menselijke leven heel belangrijk. Sommige
mijn oordeel op. Ik zeg niet dingen gebeuren niet zonder dat je er op
ja, ik zeg niet nee, ik ben niet voorhand in gelooft.
pro en niet contra. Ik kan het Soms moet je in bepaalde realiteiten
niet geloven en kan niet geloven opdat deze zelf zouden ontstaan.
verdergaan in mijn geloof Sommige realiteiten komen eerst tot ontstaan
dan dit. Ik kan niks zeggen door het voorafgaandelijke geloof in die
en niks geloven want ik heb realiteiten (de voorbeelden van James betreffen
geen bewijzen. Hier stopt vriendschap, liefde, sollicitaties)
mijn overtuiging.” Als je zelf niet gelooft dat je sympathiek bent,
wordt het heel moeilijk om andere mensen dit
ook te doen geloven. Sympathie komt pas als
wij in de sympathie van anderen beginnen te
geloven. Zie citaat hieronder*
Sollicitaties: je moet op voorhand geloven in de
3
, UA – 2019-2020 – Toegepaste Taalkunde – Korfvak Levensbeschouwing – W. Van Herck
realiteit dat je de job kan krijgen, of je zal de
job niet krijgen
Liefde: je kan geen harten veroveren als je dat
geloof niet hebt dat je dat kan
Denkt vanuit wetenschap: We Denkt over geloof in termen van menselijke
zeggen pas iets als we relaties. Het geloven brengt realiteiten tot
bewijzen hebben, anders stand. Je mist van alles in het leven als je zegt
zeggen we niks. Je mag ‘Ik oordeel niet, ik geloof niet, ik heb geen
alleen spreken over kennis overtuiging/mening, want ik heb geen bewijs’.
als je volledige bewijzen hebt Je mist van alles als je zo door het leven wilt
daarvoor. gaan.
*“Do you like me or not? – for example. Whether you do or not depends, in countless
instances, on whether I meet you half-way, am willing to assume that you must like me,
and show you trust and expectation. The previous faith on my part in your liking’s
existence is in such cases what makes your liking come. (James 1979)
Kennis om de kennis
- Van roddel en sensatiezucht tot welgemeende wetenschappelijke interesse in
hoe de dingen in elkaar zitten, ook al heeft die kennis niet meteen praktisch
nut
- Kennis in de wetenschap: we willen gewoon weten (bv. fysici, wiskundigen,
wetenschappers)
- Fundamenteel onderzoek: niet geleid door praktische/nuttige doelstelling,
maar gewoon kennen om te kennen, kennisgrens verleggen en iets begrijpen.
Misschien komt daar iets nuttigs uit op lange termijn. Het legt wel de basis
voor al wat werkelijk nieuw zal zijn in de toekomst.
o Men wilt niet te veel investeren in fundamenteel onderzoek want het
levert niets op
Het mythische denken: de mythe als verklaring
De mythe biedt een verhalende, niet-argumentatieve verklaring van de
werkelijkheid en de plaats van de mens daarin. Vaak zijn goden en allerlei
bovennatuurlijke wezens en krachten de hoofdrolspelers. Anders dan de
wetenschap pretendeert de mythe niet alleen te verklaren, ze schrijft ook voor
hoe dingen moeten zijn.
- Kennis om de kennis heeft niet altijd bestaan
- Bakermat v/d geschiedenis v/d westerse wereld: Griekenland
- Mythos: de mythe Logos: de rede, het verstand
o Mythe = verhaal dat verder genuanceerd kan worden, waar men naar
verklaringen probeert te zoeken, bv. schepping v/d aarde met Adam & Eva
(< Bijbel): verklaring over ontstaan mens (waarom er mannen & vrouwen
zijn) + hoe mannen en vrouwen zich tegen elkaar moeten verhouden +
wat mens moet doen in de schepping + waarom het is zoals het is, bv.
waarom er zeeën etc. zijn + zeggen wat er gedaan moet worden (mens is
‘rentehouder/-meester’ over de wereld)
Man & vrouw komen voort uit soort zonde/overschrijden v/ grenzen: ze
eten een verboden vrucht v/d boom v/d kennis v. goed & kwaad
Oude manieren om werkelijkheid te verklaren, maar er zit ook een
soort ethiek/moraal in: mythe is een soort wetboek dat zegt hoe we de
dingen moeten doen
De moderne mens heeft mythos & logos uit elkaar kunnen halen
- Voor 1600 (premoderne context): wetenschap verbonden met godsdienstige,
politieke… contexten; feit & waarde veel meer vervlochten Vanaf moderne
4