Een uitgebreide samenvatting van het vak Staatsrecht (tweede leerjaar). De boeken die ik hierbij heb gebruikt zijn beginselen van het Nederlandse Staatsrecht en Gemeenterecht in de praktijk. Deze samenvatting bestaat vooral uit uitleg van van de theorie, uitleg van begrippen en voorbeelden. De theo...
Bns: 1, 2, 4, 5, 6, 8, 14, 15 en 16. gip: 1, 2, 3, 4, 5 en 6
6 juin 2020
52
2019/2020
Resume
Sujets
staatsrecht
gemeenterecht
overheidsrecht ii
ovhr
ovhr2
staatsrecht hoofdfase
han
hogeschool van arnhem en nijmegen
beginselen van het nederlandse staatsrecht
gemeenterecht in de praktijk
Livre connecté
Titre de l’ouvrage:
Auteur(s):
Édition:
ISBN:
Édition:
Plus de résumés pour
Samenvatting boek & HC R_Inl.publ.r
Annotatie pastafarisme
Samenvatting Recht en Regulering
Tout pour ce livre (43)
École, étude et sujet
Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
HBO-Rechten
Staatsrecht (OVHR2)
Tous les documents sur ce sujet (18)
8
revues
Par: wijnenmarloes • 2 année de cela
Par: elinebekius • 3 année de cela
Par: LisaTiggeloven • 3 année de cela
Par: carmenloenenwijchen • 3 année de cela
Par: danielvanweelden • 3 année de cela
Par: erdemasena • 3 année de cela
Par: euct • 4 année de cela
Afficher plus de commentaires
Vendeur
S'abonner
MandyyH
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting staatsrecht
Week 1 – Beginselen van het Nederlands staatsrecht H1 (t/m §4:
‘betekenis van de historische ontwikkeling), H2 (t/m §2: ‘naar de
grondwetsherziening 1815, §3 t/m §7)
Bronnen van het staatsrecht
De bronnen van het staatsrecht zijn:
1. Statuut van het Koninkrijk – het Statuut regelt sinds 1854 de organisatie van het Koninkrijk
en de onderlinge verhoudingen en samenwerkingen tussen Nederland en de overzeese delen
van het Koninkrijk (de staatsrechtelijke band met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten)
2. Grondwet – de Grondwet regels de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat
en de staatsorganen en het verdeelt de staatsmacht.
3. Organieke wetten/besluiten/reglementen – als de Grondwet bepaalt dat iets nader
geregeld wordt in een wet in formele zin, dan noem je dit een organieke wet.
4. Gewoonte (ongeschreven staatsrecht) – dit zijn de ongeschreven regels. Het is een bepaald
gebruik waarvan men vindt dat het juridisch gezien zo hoort. Een voorbeeld van een
gewoonte is de vertrouwensregel.
5. Verdragen en Europese maatregelen – de regels in de verdagen die rechtstreeks van
toepassing zijn in Nederland, zijn bronnen van het staatsrecht. Dit geldt ook voor de
verordeningen en rechtstreeks werkende richtlijnen.
6. Jurisprudentie – als de rechter uitspraak doet over de reikwijdte van grondrechten, behoort
het tot het staatsrecht.
Functies van het staatsrecht
Het staatsrecht heeft drie functies: !belangrijk!
1. Constituerende functie – er wordt een ambt opgericht. Let op: in principe waar ze in de wet
voor het eerst worden genoemd, is er sprake van een constituerende functie.
Voorbeeld: Er mogen rechters zijn, daarbij is een ambtrechter opgericht.
2. Attribuerende functie – aan dat opgerichte ambt worden bevoegdheden toegekend. Het is
de functie van het staatsrecht waarin bevoegdheden worden toegekend. Let op: dit heeft
niks met attributie in de zin van de Awb te maken! Dat heeft namelijk te maken met
bestuursrecht. De attribuerende functie heeft te maken met het staatsrecht.
Voorbeeld: De rechter mag recht spreken.
3. Regulerende functie – hierbij worden grenzen geteld aan de bevoegdheden die je hebt.
Voorbeeld: art. 114 GW; de rechter wil doodstraf opleggen, maar dat mag niet ex art. 114
GW.
Ezelsbruggetje: C A R
Voorbeelden functies van het staatsrecht:
> Art. 97 lid 1 GW Laatste regel van lid 1: ‘Er is een krijgsmacht, de krijgsmacht wordt
opgericht.’ Het wordt opgericht en krijgt ook een bevoegdheid (hele stuk voor de laatste
zin). Constituerende en attribuerende functie.
> Art. 50 GW De Staten-Generaal vertegenwoordigen het hele volk. Als de Staten-
Generaal er zijn, vertegenwoordigen ze het hele volk. In dit artikel wordt de Staten-Generaal
opgericht Constituerende functie.
> Art. 24 GW Hier had eigenlijk de zin ‘Er is een koning’ moeten staan. Constituerende
functie.
> Art. 46 lid 1 GW Hier staat voor het eerst ‘staatssecretaris’. Er is dus een staatssecretaris.
Constituerende functie.
> Art. 47 GW een koninklijk besluit kan worden gemaakt door een Koning en een of meer
ministers of staatssecretarissen Attribuerende functie.
1
,Staatsvormen en staat
Er zijn verschillende staatsvormen met hun eigen kenmerken:
> Eenheidsstaat – bij deze vorm ligt al het gezag bij een centrale autoriteit. Een voorbeeld van
een eenheidsstaat is Frankrijk.
> Bondsstaat (federatie) – iedere deelstaat heeft in principe veel bevoegdheden, maar er is
wel een gezamenlijke Grondwet. Een voorbeeld van een bondsstaat is de VS of Duitsland.
> Statenbond (confederatie) – dit is een samenwerking tussen meerdere landen/tussen
soevereine staten. Soeverein houdt in dat de staat een zelfbeschikkingsrecht heeft. Een
voorbeeld hiervan is dat vroeger Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond. Het
waren allemaal zelfstandige gewesten die op sommige terreinen samenwerkten.
Nederland is een staat. De vier kenmerken van een staat zijn:
1. Grondgebied – dit is het territorium van de staat;
2. Met daarop een gemeenschap van mensen – een groep mensen die van mening is een
binding met elkaar te hebben;
3. Waarover gezag wordt uitgeoefend – een staat heeft een hoger overheidsgezag, een
bestuur. Dit hogere gezag is gericht op het scheppen en handhaven van orde en recht;
4. Erkenning door vrijwel alle staten die er bestaan.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Eenheidsstaat houdt in dat er een eenheid is;
één bestuur dat alles regelt. Provincies, gemeenten en waterschappen vormen het openbaar bestuur
voor het decentrale grondgebied.
Nederland heeft één bestuur: het staatsbestuur oftewel het Rijk. Daarnaast zijn er ook
provinciebesturen en gemeentebesturen die zelfstandige bevoegdheden hebben (art. 124 lid 1 GW).
Als die bevoegdheden worden uitgeoefend, kan de overheid preventief en repressief toezicht
uitoefenen (art. 132 GW):
1. Preventief toezicht – dit is toezicht dat vooraf wordt uitgeoefend. Dit doen ze om te
voorkomen dat er problemen ontstaan door van te voren in te grijpen (art. 132 lid 3 GW).
2. Repressief toezicht – dit is toezicht dat achteraf wordt uitgeoefend. Het is een controle
achteraf door te kijken of een overheidsorgaan de wet- en regelgeving naleeft. Het
overheidsorgaan heeft hierbij de mogelijkheid om haar fouten te (laten) corrigeren en
besluiten te vernietigen of te schorsen.
Democratische rechtsstaat
Nederland is ook een democratische rechtsstaat. Doordat de bevolking kan stemmen, hebben zij
invloed op hoe het land moet worden bestuurd en door wie. Er zijn elke vier jaar verkiezingen voor
een nieuw parlement. Iedereen van 18 jaar of ouder mag in principe stemmen (art. 54 GW).
Omdat Nederland dus een democratische rechtsstaat is, moet er worden voldaan aan een aantal
voorwaarden:
> Het legaliteitsbeginsel - Ieder overheidsoptreden dient te berusten op een daaraan
voorafgegane algemene regel. Dat die regel gemaakt mag worden, moet staan in de
Grondwet of in een wet in formele zin.
> Spreiding van de overheidsmachten (machtenscheiding) – dit is ook wel de triasleer. De
scheiding van de machten is in Nederland als volgt:
1. Wetgevende macht – parlement en de regering.
2. Uitvoerende macht – regering.
3. Rechterlijke macht – rechters en het OM.
In Nederland wordt het systeem van check-and-balances gebruikt. Dit is een systeem waar
een zekere machtsevenwicht heerst.
> Onafhankelijke en onpartijdige rechters – de rechters moeten onafhankelijk zijn. Dit blijkt
onder andere uit dat ze voor het leven zijn benoemd.
2
, > Waarborg van de grondrechten – de eerbiedigheid van de grondrechten.
> Beginsel van democratie – de regels die tot stand zijn gekomen, zijn democratisch tot stand
gekomen.
Het legaliteitsbeginsel
Het staatsrechtelijke legaliteitsbeginsel is niet gecodificeerd. Art. 16 GW is het strafrechtelijke
legaliteitsbeginsel. Onder het staatsrechtelijke legaliteitsbeginsel wordt verstaan:
> Ieder overheidsoptreden dient te berusten op een daaraan voorafgegane algemene regel.
Dat die regel gemaakt mag worden, moet staan in de Grondwet of in een wet in formele zin.
De strijdigheid van het legaliteitsbeginsel levert onverbindendheid van de regel op.
> De grondwet kan alleen gewijzigd worden (art. 137-142 GW).
> Een wet in formele zin kan worden gemaakt op basis van art. 81 GW.
> Een algemene maatregel van bestuur kan worden gemaakt op basis van art. 89 lid 1 GW. Dit
is een regeringsbesluit; een besluit van de hele regering. De Eerste en Tweede Kamer zijn
hier niet bij betrokken.
> Een ministeriële regeling kan worden gemaakt op basis van art. 89 lid 4 GW. Hier zie je alleen
niet letterlijk het woord ‘ministeriële regeling’ staan.
> Art. 89 lid 4 GW geeft aan ‘andere vanwege het Rijk vastgestelde algemeen verbindende
voorschriften’. Dit zijn dus andere algemeen verbindende voorschriften (geen wet, geen
AMvB), wat alleen maar een ministeriële regeling is. Er kan echter wel iets bij worden
gemaakt. Als bijv. een staatssecretaris zegt dat hij een ‘staatssecretariële regeling’ wil, dan
zou het kunnen op grond van art. 89 lid 4 GW.
> Een provinciale verordening kan worden gemaakt op basis van art. 127 GW.
> Een gemeentelijke verordening kan worden gemaakt op basis van art. 127 GW.
> Op gelijk niveau van de gemeente staan de Waterschapsverordeningen (een keur). Die
kunnen worden gemaakt op grond van art. 133 lid 2 GW.
Spreiding van de machten
Hiervoor zijn verschillende benamingen, onder andere: de leer van Montesquieu; de trias politica; de
scheiding der machten. Dit systeem is ontworpen door Montesquieu en wordt voornamelijk de Trias
Politica genoemd. Het houdt in dat het land bestuurd wordt door drie gescheiden machten: de
wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht.
> De wetgevende macht – bestaat uit het parlement en de regering. De meeste
wetsvoorstellen komen van de regering. Het parlement moet vervolgens instemmen met het
wetsvoorstel, omdat het anders geen wet kan worden.
> De uitvoerende macht – bestaat uit de regering. De regering geeft leiding aan ministeries en
hun ambtenaren, die zich bezighouden met de uitvoering van wetten. De uitvoerende macht
mag alleen zaken uitvoeren die in de wet staat. Het parlement controleert de regering.
> De rechterlijke macht – bestaat uit alle rechters en rechtbanken. Rechters spreken recht op
basis van wetten, verdragen, gewoonten en jurisprudentie. De politie/het OM is het apparaat
wat de burgers direct controleert of er een wet overtreden wordt, de rechter bepaalt
uiteindelijk of de burger in kwestie ook strafbaar is.
Normen hiërarchie
Voor alle regelingen in Nederland geldt dat een lagere regelgeving niet in strijd mag zijn met de
hogere regelgeving. Hierna volgt de hiërarchie van de regelgeving met welk orgaan bevoegd is die
regels uit te vaardigen:
Regel Orgaan
Verdrag Staat der Nederlanden
3
, EU-verordening, EU-richtlijn Europees parlement/Raad/Commissie
Statuut van het Koninkrijk
Grondwet Wetgever in formele zin
Wet in formele zin Wetgever in formele zin
Algemene Maatregel van Bestuur Regering
Ministeriële regeling Minister
Verordening van zelfstandig bestuursorgaan Zelfstandig bestuursorgaan
Provinciale verordening Provinciale Staten
Gemeentelijke Gemeenteraad/Waterschapsbestuur
verordening/Waterschapsverordening
Art. 5 lid Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat het Statuut boven de Nederlandse Grondwet staat.
Attributie, delegatie en subdelegatie
Attributie
Attributie is het rechtstreeks toekennen van een nieuwe regelgevende bevoegdheid wat is
opgenomen in de Grondwet. De Grondwet attribueert tot regelgeving, wat vaak aan de formele
wetgever is. Dit kan hij in specifieke bepalingen (bijv. art. 2 GW) of juist in een algemene bepaling
(bijv. art. 81 GW).
Bij attributie moet het orgaan waar de bevoegdheid aan is gegeven de bevoegdheid zelf uitvoeren. Er
mag niet nog een keer doorgegeven worden (het mag dus niet gedelegeerd worden).
Delegatie
De formele wetgever kan bepaalde wetgevingstaken overdragen aan lagere overheden zoals de
regering, minister of andere decentrale overheidsorganen. Het is de Grondwet die bepaalt of
delegatie is toegestaan. Er wordt dus een bestaande bevoegdheid overgedragen door een orgaan,
die krachtens attributie zijn bevoegdheid heeft gekregen. Het orgaan dat middels delegatie de
bevoegdheid heeft gekregen, moet dit onder eigen verantwoordelijkheid uitoefenen.
Sub-delegatie
Het overheidsorgaan kan de bevoegdheid tot regelgeving die een hoger orgaan aan hem heeft
gedelegeerd soms weer overdragen aan een lager overheidsorgaan. De bevoegdheden en de
verantwoordelijkheden gaan dan ook mee. Sub-delegatie kan je vaak herkennen aan ‘bij of krachtens
de Algemene Maatregel van (Rijks)Bestuur)’.
In de Grondwet staat Wat gebeurt er + wat is toegestaan Terminologie andere regelgeving
Bij wet - Attributie door de Bij AMvB
Grondwetgever aan de Bij ministeriële regeling
wetgever in formele zin. Bij provinciale verordening
- Delegatie is niet toegestaan. Bij gemeentelijke verordening
- Hierbij wordt er delegatie door de
wetgever in formele zin aan de
regering/minister/provinciale
staten/gemeenteraad gegeven.
- Sub-delegatie is NIET toegestaan!
Bij of krachtens de - Attributie door de Bij of krachtens AMvB
wet Grondwetgever aan de Bij of krachtens ministeriële regeling
wetgever in formele zin. Bij of krachtens provinciale verordening
- Delegatie is wel toegestaan. Bij of krachtens gemeentelijke verordening
- Hierbij wordt er delegatie door de
wetgever in formele zin aan de
regering/minister/provinciale
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur MandyyH. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,04. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.