English 3ASO in overeenstemming met vakfiche2019
Schriftelijk examen → Onderdelen:
Luisteren 33%
Lezen 33%
Schrijven 34%
A) Basiskennis (nodig voor schrijven)
Grammatica
➢ Tenses and their rules
Tensens SIMPLE PRESENT SIMPLE PAST SIMPLE FUTURE PRESENT CONTINOUS
Rules -habites -handeling ligt volledig in - spreken over iets in de -een handeling die
-truths and facts het verleden (e.c. she toekomst dat zeker zal gebeurt op het moment
(e.c. The earth goes drove me home yesterday) gebeuren dat je erover spreekt
around the sun) - opeenvolging van korte in -mening uitdrukken in de - een handeling die
-with non-action’ het verleden toekomst die niet behoorlijk lang duurt
verbs (zie verder) -gewoonte in het gebaseerd is op feiten
-with timetables verleden - definitieve plannen in
-voor verzoeken,
(certain hours/days/..) -afwisseling met de past de nabije toekomst
suggesties, beloftes
continus (in eenzelfde En weigeringen
-handelingen die vaak
zin) bv. Ik was aan het - na “to assume, to be
herhaald worden en
bellen tot mama afraid, to expect, to hope,
irritant zijn
binnenkwam. to know, to suppose, to
think,…”
, Tenses PAST CONTINUOUS FUTURE CONTINUOUS PRESENT PERFECT
Rules - handelingen die op een specifiek - handelingen die op - handelingen die in het verleden begonnen zijn,
moment in het verleden gebeuren. een bepaald moment in maar nog niet voorbij zijn
- handelingen die in het verleden de toekomst zal - handelingen die zich ‘ergens’ in een onbepaald
vaak herhaald werden en irritant gebeuren en vaag verleden hebben voorgedaan
waren -om mensen heel -met yet in de betekenis van ‘al’ of ‘nog niet’
- samen met de simple past in beleefd iets te vragen (not yet)
specifieke situaties -met ‘for’ en ‘since’
verhaal vertellen: simple past voor
echte handelingen, past
continuous voor beschrijvingen
Tenses PAST PERFECT FUTURE PERFECT PRESENT PERFECT CONTINUOUS
Rules een handeling die zich Voor uit te drukken dat een bepaalde - handelingen die in het verleden
voordeed voor een andere handeling zal gebeurd of afgerond zijn begonnen zijn, maar nog niet voorbij zijn
handeling in het verleden. tegen een bepaald punt in de -met ‘for’ en ‘since’
toekomst.
Tenses PAST PERFECT CONTINUOUS FUTURE PERFECT CONTINUOUS THE GOING TO FUTURE
Rules voor een handeling die zich -om uit te drukken dat een bepaalde -voor specifieke plannen, gemaakt voor
voordeed voor een andere handeling zal gebeurd zijn tegen een het moment dat je erover spreekt
handeling in het verleden, bepaald punt in de toekomst
om de duur van die -voor voorspellingen over de toekomst
handeling te benadrukken die steunen op feiten
SPECIAL CASES
2.1. NON-ACTION VERBS
Non-action verbs zijn speciale werkwoorden die normaal gezien alleen in de simple present
kunnen worden gebruikt. Als je die werkwoorden krijgt in een situatie die normaal om de
present contiuous vraagt, gebruik je dus toch de simple present. Een klein voorbeeld:
- to see kan niet in de continuous voorkomen in de betekenis “zien”
- to see kan echter ook betekenen “een relatie hebben met”. In dat geval kan het wel in
de continuous: I’m seeing Jane.
Deze werkwoorden kunnen dus ook niet voorkomen in de present perfect contiuous (gebruikt
present perfect), past continuous (gebruik simple past), future continuous (gebruik simple
future), past perfect continuous (gebruik past perfect) of future perfect continuous (gebruik
future perfect).
,The tenses:
SIMPLE PRESENT
A. REGULAR VERBS
(to work, to play, to go, to
stand,…)
Positive
Subject + base form
! third person singular (he, she, it):
- base form + s
- base form ending in s, ch, sh + es
- base form ending in consonant + y (to apply): change y into ie + s
for example: I work, he works, we work,..
Negative
Subject + ‘to do’ + not + base form
For example: I don’t work, he doesn’t work,…
Interrogative
‘to do’ + subject + base form
For example: do i work, does he work,..
SIMPLE PAST
A. REGULAR VERBS (to work, to play, to thank, to
die, to rake, to open, …)
negative
subject + did not + base form of the verb (DO NOT
add ed)
I didn’t work, he didn’t work,..
positive
Subject + base form of the verb + ed
For example I worked, he worked,..
interrogative did + subject + base form of the verb (DO
NOT add ed)
For example:
did I work? Did he work?,…
, IRREGULAR VERBS
positive
subject + irregular past form of the verb (→ list irregular verbs)
for example: I ate/went/…
negative
subject + did not + base form of the verb (NOT the irregular form)
for example:
I didn’t eat/go/…
interrogative
did + subject + base form of the verb (NOT the irregular form)
for example:
did I eat? Did I go?,…
SIMPLE FUTURE
positive negative interrogative
subject + will + base form of the subject + will not (won’t) + will + subject + base form of the verb
verb base form of the verb
For example I will go I will not work Will I work?
You will go You will not work Will you work?
He will go He will not work Will he work?
…. …..
PRESENT CONTINUOUS
positive negative interrogative
subject + simple present of ‘to subject + simple present of ‘to be’ + not + simple present of ‘to be’ +
be’ + ing-form of the verb (base ing-form of the verb (base form + ing) subject + ing-form of the verb
form + ing) (base form + ing)
For example I am working I’m not working Am i working?
You are working You’re not working Are you working?
They are working We’re not working Are they working?
PAST CONTINUOUS
positive negative interrogative
subject + simple past of ‘to subject + simple past of ‘to be’ + not + simple past of ‘to be’ + subject + ing-
be’ + ing-form of the verb ing-form of the verb form of the verb
For I was working I wasn’t working Was i working?
example You were working You weren’t working Were you working?
, FUTURE CONTINUOUS
positive negative interrogative
subject + will be + ing-form subject + will not (won’t) be + ing- will + subject + be + ing-form of the verb
of the verb form of the verb
For I’ll be working I’ll not be working Will i be working?
example You’ll be working You’ll not be working Will you be working?
…. …. …..
PRESENT PERFECT
A. REGULAR VERBS
Positive negative interrogative
subject + simple present of ‘to subject + simple present of ‘to simple present of ‘to have’ +
have’ + past participle (base form have’ + not + past participle subject + past participle (base form
of the verb + -ed) (base form of the verb + -ed) of the verb + -ed)
➔ for example: I’ve worked, ➔ for example: I haven’t ➔ for example: have I
they’ve worked,… worked, he hasn’t worked? Has she
work,… worked?,…
B. IRREGULAR VERBS
positive negative interrogative
subject + simple present of subject + simple present of simple present of ‘to have’
‘to have’ + irregular past ‘to have’ + not + irregular + subject + irregular past
participle → for example: I’ve past participle → for participle → for example:
eaten/stood/bought/…. → example: I’ve not have I eaten? Have I
analoog voor (you, he, eaten/stood/bought,… → stood?,…
they,..) analoog voor de rest
PAST PERFECT
A. REGULAR VERBS
positive
subject + had + past participle → for example: I had worked, he had worked, we had worked,…
negative subject + had not + past participle → for
example: I hadn’t work, he hadn’t work,..
interrogative had + subject + past participle→ for
example: had I worked?,…
B. IRREGULAR VERBS
positive
subject + had + irregular past participle → for example: I had eaten
, negative
subject + had not + irregular past participle → for example: I hadn’t eaten
interrogative
Had + subject + irregular past participle → for example: had I eaten?
FUTURE PERFECT
A. REGULAR VERBS
positive
subject + will have + past participle → for example: I’ll have worked
negative
subject + will not (won’t) have + past participle → for example: I will not have worked
interrogative will + subject + have + past participle→ for
example: will I have worked?
B. IRREGULAR VERBS
positive
subject + will have + irregular past participle → for example: I’ll have eaten, he will have
eaten,..
negative
subject + will not have + irregular past participle → for example: I will not have eaten, he will
not have eaten,..
interrogative
Will + subject + have + irregular past participle → for example: will I have eaten? Will he have
eaten?,…
PRESENT PERFECT CONTINUOUS
positive
subject + simple present of ‘to have’ + been + ing-form of the verb → for example: I’ve been
working, he has been working,…
negative
subject + simple present of ‘to have’ + not + been + ing-form of the verb → for example: I’ve
not been working, he hasn’t been working,…
interrogative
simple present of ‘to have’ + subject + been + ing-form of the verb → for example: have I been
working? Has he been working?,…