Nina Reyn - SEW
Klassieke Sociologische Theorie
Inhoudstafel:
H0. Inleiding
H0.1. Algemene info cursus
H0.2. Inleidende leerstof:
H1. Saint-Simon en Comte – Sociologie als positieve wetenschap
H1.1. Waar is Comte?
H1.2. Saint-Simon (1760-1825)
H1.3. Comte (1798-1857)
H2: Karl Marx
H2.1. Inleiding Karl Marx
H2.1.1. Karl Marx ziet zichzelf niet als socioloog
H2.1.2. Wat doe je met Marx? Wat betekent hij?
H2.1.3. Leven van Marx
H2.2. Marx als journalist
H2.2.1. Parijse tijd
H2.2.2. Vriendschap met Friedrich Engels
H2.2.3. Brussel
H2.2.4. Opnieuw in Parijs
H2.3. Het Communistisch Manifest (1848)
H2.4. Wetenschappelijk socialisme
H2.5. Historisch materialisme:
H2.6. Emigré in Londen (1849-1883)
H2.7. Naar Das Kapital
H2.7.1. De Eerste Internationale
H2.7.2. These van Althusser: de late Marx is de echte
H2.7.3. Das Kapital
H2.8. Dovemansgesprek tussen Marx en ‘burgerlijke’ economen
H2.9. Kritiek op Marx’ voorspellingen: allemaal historisch weerlegd
H3. Durkheim
H3.1. Sociologie: vooral geassocieerd in tijd van Durkheim met positivisme en Comte
H3.2 Sociologische verbeelding van Emile Durkheim
H3.3. Leven van Durkheim: 2de helft 19de eeuw
H3.4. Het dubbele gelaat van de maatschappij: streng en verheffend
H3.5. Homo duplex
H3.6. Discussie over individualisme
H3.7. Dreyfus-affaire
H3.8. Laboratorium van Wilhelm Wundt
H3.9. Hoofdwerken:
H3.10. De la division du travail social
H3.11. Les règles de la méthode sociologique
H3.12. Le suicide
H3.13. Les Formes élémentaires de la vie religieuse
H4: Max Weber
1
, Nina Reyn - SEW
H4.1. Het tragisch verstehen van Max Weber
H4.2. Hermeneutiek: Schleiermacher
H4.3. Verstehen: het leven volgens Dilthey
H4.4. Moet je Caesar worden om Caesar te begrijpen?
H4.5. Weber en het ideaaltype als methode – een lastige kwestie
H4.6. Sociologie als wetenschap van sociaal handelen
H4.7. De sociologie als handelingswetenschap: vier handelingstypes
H4.8. De collectiviteit - bestaat die?
H4.9. Weber als ‘atoomfysicus van de sociologie’
H4.10. Weber over modernisering: rationalisering en onttovering
H4.11. Webers protestantismethese
H5: George Herbert Mead (1863 – 1931)
H5.1. Leven van Mead
H5.2. Een korte situering
H5.3. Mead en het probleem van ‘het nieuwe’ – de idee van evolutie
H5.4. Mead en het probleem van ‘het nieuwe’: determinisme of vrijheid? Beide!
H5.5. Socialiteit als het nieuwe
H5.6. Mind, self en society:
H5.7. Gebarencommunicatie
H5.8. Mind
H5.9. Wereld als symbolisch geconstrueerd ‘multiversum’
H5.10. Radicaal ‘sociaal’
H5.11. Sociale structuur
H5.11.1. Self
H5.11.2. Play & game
H5.11.3. Generalized other
H5.11.4. Maatschappij oefent morele kracht op leden:
H5.12. Basisideeën van symbolisch interactionisme
H5.12.1. Algemeen
H5.12.2. Mens- en maatschappijmodel van symbolisch interactionisme
H5.12.4. Wereld als sociale constructie
2
, Nina Reyn - SEW
H0. Inleiding
H0.1. Algemene info cursus
Boek over de grondleggers (founding fathers) van de sociologie: Comte, Marx, Durkheim en
Weber
De grondleggers hebben bepaalde theoriën ontwikkeld:
- Sociologie wil een wetenschap zijn die zich niet moet bezig houden met oude
teksten, maar is ook een traditie.
Hebben nog steeds invloed! Blijven relevant.
- Onderzoeken hen, beseffen dat we veel niet kunnen verklaren.
Bestemd voor de studerende lezer, met ruimte voor sociologische verbeelding
Leesopdracht = Leesverslag
Marx, Weber en Durkheim
Volg het sjabloon van BB. Verslag (SV), vraag auteur, bedenkingen/toepassingen.
Staat NIET op punten, maar je moet het wel maken/indienen. Zo niet, probleem!!
H0.2. Inleidende leerstof:
Wat is een theorie?
Theorie = aanschouwen heeft meerdere betekenissen:
- Theorie en model
Theorie: Algemene verklaring van welomschreven verzameling, feiten of
gebeurtenissen, zo mogelijk bevestigd door consistente dataverzameling of
experimenten.
Algemene verklaring, gaat in principe over een verzameling van feiten of
gebeurtenissen (dus niet 1 individueel/uniek getal). Algemene
wetmatigheden. Doet voorspellingen.
In principe is er reeds een theorie, ook al zijn er nog geen experimenten
gedaan of waarnemingen gebeurt die dit weerleggen/bevestigen.
Inductie Deductie
Model: Visuele, verbale of wiskundige representatie van een
wetenschappelijk idee of theorie.
Model = visuele voorstelling van de theorie.
Kan dus niet waar/onwaar zijn, maar de theorie er achter wel!
- Theorie en paradigma
Theorie: kijk hierboven
Theorie: het geheel van verklarende uitspraken dat ontsproten zijn aan
het paradigma.
Paradigma: Betekent letterlijk ‘voorbeeld’.
Didactische zin: als je enkele voorbeelden leert, kun je die uiteindelijk
toepassen op allerlei casussen.
Indien basisvormen geleerd alles vervoegen
Paradigma omsluit een hele verzameling
Een sociologisch paradigma is een basisvoorbeeld dat sociale fenomenen
helpt te begrijpen en verklaren.
Bekende sociologische paradigma’s: ruil, conflict, samenwerking,
‘betekenis’.
Paradigma is uitgangspunt waaruit je rest begrijpt en verklaart
Bv. alle mensen ruilen constant maar je kan even goed denken
dat mensen altijd strijden naar macht, conflict, machtsmisbruik
(conflicttheoreticus ziet andere dingen dan conflicttheoreticus)
Goede socioloog in staat om te vertrekken vanuit versch
paradigma’s
3
, Nina Reyn - SEW
Paradigma volgens T. Kuhn (=wetenschapsfilosoof)
Begrip pas in sociologie rond 1960 door boek van Thomas Kuhn
Kuhn strijdt tegen idee v/h dominante denken over kennis
Men denkt: ‘Kennis groeit zoals boom’ steeds meer weten
Kuhn: niet zo simpel, niet steeds accumulatie van nieuwe, betere
kennis MAAR soms momenten van revolutie met momenten van
nieuwe bomen planten en oude vernietigen
Verschillende casussen opgesteld waaruit model: terugkerend patroon in
geschiedenis interessanter om te kijken naar periodes van revolutie
Faze 1: Normale wetenschap als oplossen van puzzels
o Iedereen hanteert zelfde paradigma, uitgangspunten,
basismetaforen
o Puzzel: eerst hoeken, dan randen en steeds binnen kader
blijven
o Men dacht: fundamenten liggen vast en gaat nooit
veranderen
Faze 2: Anomalieën en wetenschappelijke ontdekkingen
o Maar sommige puzzelstukjes passen nergens en deze
stukjes nemen toe kader afbreken, out of box denken
Faze 3: Crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
o Crisis want kader is weg
o Wetenschap splitst in twee in twee generaties: nieuwe
generatie volgt nieuwe inzichten zowel politiek als
wetenschappelijk dus echte revolutie
o Discontinuïteit
Faze 4: Nieuwe fase van ‘normale wetenschap’
o Oude generatie is weg en nieuwe generatie gelooft in
nieuwe paradigma, men kan voort (paradigma is heel
belangrijk!)
o Bv. evolutietheorie ooit heel heftig
Probleem in sociologie: altijd crisiswetenschap, altijd verschillende
paradigma’s dat botsen (want samenleving verandert constant)
Geen normale fase gekend, vaak fundamentele
meningsverschillen
Jaren 40-50: leek dat er wel normale fase was sociologie is
functionalistisch denken
o Illusie even bestaan want altijd andere soorten
sociologen
Laatste 30 jaar: men denkt dat sociologie zich moet bezig
houden met verzamelen van data
In de realiteit zijn er ZEER veel soorten/verschillende paradigma’s die
gelijktijdig bestaan. Niet echt een revolutie. Dit maakt de sociale
wetenschap moeilijker, doordat er zo veel theorieën tegelijk zijn.
Multiparadigmatische realiteit.
- Theorie, stroming, traditie
Sociologische traditie: als giftig gezien
Traditie = overdragen van erfgoed v/d ene generatie op de andere
Gepaard met gedachtenloosheid (Weber), overnemen zonder dat je
weet dat je het overneemt geen denken
Raar om sociologie zo te bekijken maar zij houden zich nog steeds bezig
met grondleggers i.t.t. bv. biologie, chemie (houden zich bezig met nu)
4