Taalwetenschap
0.2.1. telling van talen
Er bestaan ongeveer 6500 tot 7000 talen, maar een precies cijfer is erg moeilijk want:
- Sommige gebieden zijn niet voldoende linguïstisch geëxploreerd (hoeveelheid is onduidelijk)
- Men is niet zeker of het gaat over een taal of een dialect; men gaat uit van het principe van
wederzijdse verstaanbaarheid (maar dit geeft problemen):
o Dialecten van een taal zijn niet altijd verstaanbaar voor de sprekers van die taal
o Soms verstaan sprekers van verschillende talen elkaar, ook al spreken ze elk hun
moedertaal (BV Nederlands en Duits -> dialectcontinuüm)
o Politieke overwegingen: vaak in 1 land 1 taal namelijk de officiële taal. Maar vaak
bestaan er dus in een land dialecten en zelfs verschillende talen die omwille van de
taalpolitiek niet onderzocht worden.
- Kleinere talen staan door globalisering onder druk en zullen snel uitsterven. De verregaande
variatie tussen menselijke talen is een fundamenteel kenmerk van een natuurlijke taal.
0.2.2 natuurlijke en kunstmatige talen
Natuurlijke talen:
- Wordt in een gemeenschap gebruikt voor algemene communicatiedoeleinden
- Ze heeft een lange traditie: ze is niet bewust door mensen gecreëerd. Het precieze
ontstaansmoment is moeilijk te bepalen
- Ze wordt door kinderen spontaan aangeleerd en verworven
Kunstmatige talen:
- Kunsttalen
o Op een bepaald moment bewust ontworpen door de mensen om de natuurlijke te
vervangen.
BV Esperanto:
Bedoeling: een taal die door alle mensen begrepen kon worden
BV Klingon
Star Track: voor de film, was niet de bedoeling om voor
communicatie gebruikt te worden (nu doen fans dat wel).
- Wetenschappelijke talen
o Bedoeling was om de behandeling van wetenschappelijke vraagstukken te
vergemakkelijken
0.2.3 Gebarentalen
Het wordt als een natuurlijke en evenwaardige taal gezien want:
- Structurele kenmerken:
o Ze is niet-iconisch: er is geen gelijkenis tussen hun vorm en waarnaar ze verwijzen
o Ze hebben een regelsysteem (grammatica), er is een bepaalde tekenorde, er word
ook intonatie gebruikt
o Er bestaan ‘dialecten’ namelijk regionale varianten (ook dialectcontinuüm)
- Dove kinderen neme deze taal ‘automatisch’ op zoals gewone kinderen spraak opnemen en
er zijn vergelijkbare stadia in de taalverwerving met horende kinderen
, - Vaak ontwikkelen dove kinderen een eigen taal wanneer hun ouders wel horend zijn (Goldin-
Meadow noemt dit Homesign). Een ander voorbeeld is de Bedoeïen gebarentaal.
0.3 reconstructie van taalfamilies
Bepaalde talen lijken op elkaar en hebben vermoedelijk 1 gezamenlijke voorouder namelijk het Indo-
Europees.
- Gelijkenissen tussen talen op vlak van lexicon
o Vb 1 Yule en Van Bree
o Vb 2 Pareltsvaig
- Einde 18de eeuw verband met Sanskriet
o Vb 1 Yule en Van Bree
- Gelijkenissen tussen talen op vlak van grammaticale structuren
o Vb 1 Franz Bopp
Men heeft deze taal proberen te reconstrueren door middel van comparatief onderzoek
(reconstructiemethode op basis van basiswoordenschat) = historisch-comparatieve taalkunde. Men
ging na weke klanken er voorkwamen in de moedertaal en bekeek dan de omgekeerde
klankenevolutie, moeilijker uit te spreken klanken vielen namelijk weg = lenition. Maar om naar het
Indo-Europees te gaan zijn er wat tussenstappen nodig, de andere grote voorouders zijn het Proto-
Germaans en het Proto-Romaans. Men definieert dit als taalfamilies. Het blijft wel HYPOTHETISCH.
, Waar en wanneer werd het Indo-Europees dan gesproken? -> 6000 jaar geleden op de Pontisch-
Kaspische steppe
Er is een verregaande diversiteit tussen de talen: soms ontstaan er isolaten (talen die geïsoleerd
geraken en op zichzelf verder ontwikkelen). De splitsing van moedertaal in dochtertalen is dus niet
vast te leggen op 1 bepaald tijdstip, het gaat over stadia waarin de moedertaal geleidelijk overgaat.
0.4 ontstaan en evolutie van een taal
Er zijn niet altijd tastbare sporen, een taal wordt eerst ges en dan later pas neergeschreven. De
eerste sporen die we huidig hebben zijn gebaseerd op die 6000 jaar geleden.
Maar waarom hebben chimpansees en bonobo’s (onze ‘familie’) deze evolutie dan niet gedaan?
Tomasello:
- Mensapen hebben in grote lijnen dezelfde capaciteiten als de mens om de fysieke wereld te
begrijpen op basis van perceptuele gegevens. Zij kunnen in hun geen cognitief model
opstellen en de relevantie herkennen. Ook kunnen ze een oorzaak-gevolg verband leggen en
een simulatie van een toekomstige actie maken op basis van dat algemeen cognitief model.
- Ze beschikken ook over sociale cognitie en kunnen intenties toedichten -> theorie of mind
- Mensapen hebben een flexibel arsenaal van signalen (gebaren)
o Intention-movements: geritualiseerde versie van een oorspronkelijke actie
o Aandachtstrekkers
De flexibiliteit van deze gebaren komt tot uiting in het feit dat ze soms
hetzelfde gebaar gebruiken men andere context, waardoor het gebaar een
andere betekenis krijgt -> contextgevoelig
Dit is ook zeer belangrijk voor de menselijke taal!
- BV blauwapen
o Zij hebben verschillende alarmkreten om een ander soort gevaar aan te duiden. Ze
zijn referentieel want de signalen verwijzen naar de elementen die ze voorstellen
o Maar is dit wel echt communicatie? Het is eerder een instinctieve manier van
reageren -> automatisme
- Gesture-first hypothese: sommige onderzoekers denken dat er eerst gebaren zijn en dat taal
volgde
o Gesproken taal wordt begeleid door gebaren?
o Tomasello: mensapen gebruiken gebaren enkel om iets voor zichzelf te krijgen
(imperatieve gebaren) en niet om iets mee te delen (informatieve gebaren)
- Mensen gaan er van uit dat sprekers coöperatief zijn: informatieve intentie (Grice: principe
van coöperatie). De wijze waarop mensen iets zeggen kan aangepast worden zodat wij het
kunnen interpreteren = recipient design. Wij beschikken over bepaalde intenties en delen
een common knowledge.
- Wat ons dus onderscheid is die gedeelde intentionaliteit
o Gilbert: een gemeenschappelijk doel zorgt voor een gemeenschappelijke intentie
o De collaboratieve activiteit veronderstelt niet enkel een gezamenlijk doel maar ook
een rolverdeling waarin men de rol van de ander verstaat
- Joint attention, intention-reading en cultural learning bij kinderen
o Ze imiteren hoe volwassenen met objecten omgaan en delen een aandachtsfocus,
die activiteit creëert een common ground. Zo leren de kinderen triadische relaties
om de interactie tussen mensen en objecten te coördineren.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur student060899. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.