Jongeren & MPY 2019-2020
Inleiding
DOEL 1: Begrip van adolescentiepsychologie is een voorwaarde voor een professionele
begeleiding van leerlingen Secundair Onderwijs.
De adolescentiepsychologie = een onderdeel van de ontwikkelingspsychologie + beschrijft/verklaart het
gedrag van adolescenten
Als je als leraar secundair onderwijs niet de veranderingen kent die gepaard gaan met de adolescentie, is het
moeilijk om hen professioneel te kunnen begeleiden.
De focus ligt in de lerarenopleiding dus op de adolescentiepsychologie.
Voorbeeld: Een jongen smijt een boek naar het bord waar de leraar les geeft. Indien je als leraar je enkel
blindstaart op het smijten van het boek, kan je de jongen op geen enkele goede manier begeleiden.
DOEL 2: De verschillende ontwikkelingsdomeinen opsommen
• Identiteitsontwikkeling: Wie ben ik?
• Sociale ontwikkeling: Vrienden, Facebook, sociale media
• Cognitieve ontwikkeling: zich in de plaats stellen van anderen, eigenwijs, onzeker
• Morele ontwikkeling: Onderscheid Goed - Fout
• Seksuele en lichamelijke ontwikkeling: Lichamelijke veranderingen
DOEL 3&4: Verbanden tussen de verschillende ontwikkelingsdomeinen met focus op de
identiteitsontwikkeling
• Identiteit – Cognitief
Indien je niet weet over jezelf wie je echt bent, zul je je onzeker voelen.
• Identiteit – Moreel
Als je met jezelf in de knoop ligt, zul je je rapper laten leiden door anderen. Zij zullen voor jou
bepalen wat goed of fout is en dat kan verkeerd aflopen.
• Identiteit – Seksueel/Lichamelijk
Bij lichamelijke veranderingen tijdens de adolescentie, zal
je jezelf moeten accepteren hoe je bent.
- Identiteit – Sociaal
Je kan niet verwachten van je vrienden dat ze weten wie je
echt bent als je zelf niet weet wie je werkelijk bent.
-1-
,Jongeren & MPY 2019-2020
DOEL 5: Ontwikkelingspsychologie als tak binnen de psychologie
De psychologie wil het menselijk gedrag beschrijven en verklaren.
Ontwikkelingspsychologie blikt terug op het ontwikkelingsproces van een mens, de aaneenschakeling van
veranderingen, het doorlopen van een reeks toestanden.
Verandering en vooruitgang = twee essentiële kenmerken van ontwikkeling.
Ontwikkeling laat zich als een getrapt proces beschrijven waarin elke volgende trede op een ‘hoger’ niveau
start en meer op het eindresultaat lijkt dan de trede die eraan voorafging.
De ontwikkelingspsychologie houdt zich met 2 fundamentele kwesties bezig:
- Welke psychologische toestanden doorloepn individuen tijdens hun ontwikkeling?
- Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene toestand naar de andere?
Definitie uit het boek:
Ontwikkeling wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van
differentiatie en functioneren leiden.
DOEL 6: Rijping en leren als twee voorwaarden om tot ontwikkeling te komen.
Proces:
Rijping
Impliceert verandering en vooruitgang op 2 niveaus:
- Van eenvoudig naar complex (= differentiatie)
vb. Eerste woordjes
- Van klein naar groot (= groei)
Leren
Verwerven van kennis en vaardigheden op basis van ervaring. Die ervaring doen we op door actief in
contact te treden met de omgeving. We leren ons op alle mogelijke manieren aan te passen aan de eisen
van de omgeving + verhogen daarmee onze comptentie (= ons vermogen om grip op de omgeving te
krijgen).
Beide processen zijn nodig om resultaat te krijgen. Iemand kan rijp zijn maar er geen stimulans voor hebben
gekregen, dan gebeurt niets. => !!! Steeds hoger niveau van functioneren = Volwassenheid !!!
-2-
,Jongeren & MPY 2019-2020
DOEL 7: Begrippen
Levensloop = levensloop van mensen bestaat uit een aantal fasen, die een vaste volgorde hebben + een
bepaalde onderlinge samenhang vertonen.
Fase = een tijd waarin mensen voorspelbare overeenkomsten in lichamelijke+ geestelijke ontwikkeling
vertonen. In iedere fase heeft het menselijke functioneren een eigen kwaliteit.
Vb. een baby brengt de grootste deel van zijn tijd slapend door en is afhankelijk van zijn omgeving.
Periode : Een periode is een deel van een fase.
Adolescentie = Heeft in de loop van tijd veel verschillende betekenissen gehad. Het is de fase tussen de
kindertijd en de volwassenheid in de levensloop van de mens.
Pubertijd = Beginperiode van de adolescentiefase.
DOEL 8: De verschillende ontwikkelingsfases in chronologische volgorde
• DE BABY: 0 – 1 JAAR
* baby/zuigeling = zolang het kind nog niet loopt.
* eerste levensjaar = groei- en ontwikkelingstempo heel hoog.
* motorisch gebied vorderingen spectaculair.
* Eén van de belangrijkste ontwikkelingen in het eerste levensjaar = het ontstaan van de eerste
gehechtheidsrelatie.
• DE PEUTER: 1 – 4 JAAR
* Ondernemend en zelfbewust.
* Toename van verkenningsmogelijkheden en leerervaringen.
* Spraak/taalontwikkeling = basis voor snel toenemende sociale + communicatieve vaardigheden.
* Egocentrisme: Denken en handelen vanuit eigen belevingswereld (vb. pijn) + kunnen zich nog
niet in anderen verplaatsen
• DE KLEUTER: 4 – 6 JAAR
* Op andere kinderen gericht + buitenspelen aantrekkelijker (maar nog onder toezicht van
opvoederes)
* rijke fantasie
* accent: spelen à leren
• HET LAGERE SCHOOLKIND: 6 – 12 JAAR
* Onderwijs + cognitieve ontwikkeling = centraal
* Naast school ook contact via sport- en hobbyactiviteiten met andere kinderen
• DE ADOLESCENT: 12 – 18 JAAR
*Begin adoliscentie ingeluid door pubertijd
*lichamelijke veranderingen door puberteit
* Begin seksuele belangstelling
* identiteitsontwikkeling
• DE JONGVOLWASSENE: 18 – 22 JAAR (LATE ADOLESCENTIE)
* Aangaan van verplichtingen
* Maatschappelijke positie
* Persoonlijke relaties
-3-
,Jongeren & MPY 2019-2020
• VOLWASSENE: >22 JAAR
* groeiende zelfstandigheid
Kenmerken ontwikkelingsfase: - geen strikte leeftijdsgrenzen
- elk kind maakt een unieke ontwikkeling door
- verschillende fasen volgen elkaar op
Kinderen = leeftijdsgroep 0 – 12 jaar
Jeugdigen/jongeren = leeftijdsgroep 12 – 18 jaar
DOEL 9: Twee deelperiodes met hun kenmerken in de adolescentiefase
1. VROEGE ADOLESCENTIE (PUBERTEIT) 12J – 15J
* Lichamelijke/seksuele ontwikkeling = puberteit
* losmakingproces tussen adolescent en ouders
* Belang vrienden
2. MIDDEN ADOLESCENTIE 15J – 18J
* experimenteren
* Belang vrienden
DOEL 10: De puberteitsperiode binnen de ruime adolescentiefase
Het begin van de adolescentie = ingeluid door de puberteit, waarmee de periode van geslachtsrijping
bedoeld wordt.
Puberteit slaat eigenlijk enkel op lichamelijke veranderingen
Adolescentie slaat op leeftijdsgroep puberteit valt binnen de vroege adolescentie 12-15 jaar
DOEL 11: Het verband tussen leeftijd en gedrag
Wat mensen denken, doen en voelen is niet toevallig maar komt onder andere voort uit behoeften. Daarbij
ligt de relatie met leeftijd voor de hand.
à Een baby heeft andere behoeften dan een volwassene.
Uiteraard hebben ze ook overeenkomstige behoeften, bijvoorbeeld de behoefte aan eten en drinken.
Ook in de manier waarop ze die behoefte bevredigen zitten overeenkomsten en verschillen.
De relatie tussen leeftijd en gedrag blijkt dus uit twee zaken
à ze behelst zowel de onderwerpen waar mensen zich mee bezighouden als de manier waarop ze
daarmee bezig zijn.
Voorbeelden: taal verschilt tussen jongeren en ouderen, onderwerpen verschillen zeker en vast. Bij jongeren
meestal over iets heel indrukwekkends, over wat er op tv te zien is, bij ouderen over de maatschappij, wat er
gebeurt met de wereld.
-4-
, Jongeren & MPY 2019-2020
DOEL 12: De leeftijdskenmerken die voor ‘het gemiddelde’ niet opgaan, gaan niet op voor
iedereen.
Dertienjarige staan aan het begin van een leeftijdsfase waarin opvallende veranderingen plaatsvinden.
Iedere persoon veranderd tijdens die fase in allerlei opzichten. Lichamelijk, sociaal en emotioneel.
Niet alle veranderingen vinden echter bij iedereen op dezelfde leeftijd plaats. Denk maar aan de rijpe en de
laatbloeiers.
vb. Sommigen doorlopen een fase zonder tegenkantingen, anderen kunnen een fase doorlopen met veel
conflicten. Bij de laatste geldt de vastgelegde leeftijdskenmerken niet.
DOEL 13: De leeftijdsgrenzen die voorkomen in de literatuur zijn slechts richtinggevend en
moeten soepel gehanteerd worden.
Het is moeilijk om te spreken van een leeftijdsgebonden gedrag.
De beschrijvingen die we in de literatuur opgenomen hebben over de ‘dertienjarige jongen ‘ en de ‘meisjes
van dertien’ zijn dan ook gemiddelde dertienjarige toepassingen. Ze gelden niet voor alle dertienjarige.
vb. Iemand kan lichamelijk gezien vroeg rijp zijn maar in emotioneel opzicht nog tamelijk kinderlijk zijn.
DOEL 14: De adolescentiefase binnen een historisch perspectief plaatsen
OUDHEID De discussie gebeurt op basis van tekstbronnen.
Wetenschappelijk discussie; nu geneigd tot JA
MIDDELEEUWEN Tot 1750: geen ‘aparte jeugdfase’
Kinderen tot 6 jaar werden verzorgd. Nadien gingen ze werken en droegen ze
dezelfde kleren als volwassenen. Ze kregen verantwoordelijkheid.
Geen jeugd, maar voor discussie vatbaar.
VERLICHTING Mentaliteitsverandering na 1750
“De ontdekking van het kind” (Ariès, 1973)
Twee verlichte filosofen: Locke en Rousseau
HEDEN Nu willen steeds meer volwassenen jeugdig blijven/zijn.
DOEL 15: ‘Jeugd’ is een sociale (culturele) constructie (= d.w.z. ‘gemaakt’ door de mens, niet
universeel en van alle tijden)
De puberteit (= puur lichamelijke veranderingen tijdens de adolescentiefase) is van alle tijden maar de
adolescentiefase met al zijn kenmerken (bv. experimenteren of bv. ook de lengte van de adolescentiefase,
...) is grotendeels cultureel bepaald + hangt dus af van de MPY waar een jongere in opgroeit.
vb. In landen waar nog geen leerplicht is en jongeren vanaf hun 14 jaar mee moeten gaan werken, zal de
adolescentiefase anders beleefd worden.
DOEL 16: De invloed van cultuur op de aard en de duur van de adolescentiefase.
Ongeveer 17e – 18e E maar op veel plaatsen nog lang daarna - was de belangstelling voor kinderen als
aparte groep met specifieke behoeften en mogelijkheden nagenoeg nihil.
Men groeide op te midden van alle mogelijke leeftijdscategorieën en maakte al op jonge leeftijd kennis met
alle facetten van het leven: werk, ziekte, dood, seksualiteit, geboorte.
Als er al sprake was van onderwijs was dit nauwelijks leeftijdsgebonden.
-5-