GRONDSLAGEN VAN DE BELEIDSINFORMATICA
HIR & TEW 1e Bachelor
HOOFDSTUK 1: POSITIONERING VAN ICT
Informatica: de leer van de methoden en technieken voor het ontwikkelen, opzetten en
gebruiken van informatiesystemen.
Informatiesysteem: een systeem (= een geheel van samenwerkende componenten) dat
gegevens (= data) verwerkt tot bruikbare informatie. Die informatie is belangrijk voor het
nemen van beleidsbeslissingen.
Opdat informatiesystemen bruikbare informatie zouden kunnen vrijgeven, zijn er enkele
belangrijke inputs nodig. Deze zijn in willekeurige volgorde:
- Data (gegevens)
- Mensen (om de informatiesystemen te ontwikkelen, op te zetten en te gebruiken)
- Hardware (om data te verzamelen én te verwerken)
- Software (om de gebruikerservaring én de werking van het systeem te faciliteren)
- Telecommunicatie (om de bruikbare informatie te communiceren)
1. DATA (gegevens)
Gegevens of data = verzameling van ruwe & georganiseerde feiten met betrekking
tot personen, aankopen, gebeurtenissen,...
voorbeeld: namen, adressen… (an sich geen betekenis)
Gegevensbronnen = een opgeslagen set van gegevens, wordt op verschillende
methoden verzameld.
voorbeeld van verzamelmethoden: QR-code, streepjescode,...
Gegevensvormen = manier waarop de gegevens worden opgeslagen en
weergegeven.
voorbeeld: numeriek, grafisch,...
GEGEVENS → informatiesystemen → INFORMATIE
Gegevens worden door informatiesystemen verwerkt tot informatie, die dan bestaat
uit verschillende gegevens die nu een context hebben en begrijpelijk zijn.
Voorbeeld: streepjescode op producten in supermarkt
>> streepjescode = DATA (betekenisloos nummer en georganiseerde code)
INPUT →
>> kassasysteem = informatiesysteem die de data verwerkt
OUTPUT →
>> kassa-ticket = INFORMATIE (productnaam, prijs,...)
+ klantenkaart om gegevens van klant te verzamelen
+ productanalyse om de indeling van de winkel te optimaliseren
,In dit voorbeeld zien we dat de data niet alleen verwerkt kan worden, maar ook
gecommuniceerd en opgeslagen kan worden met andere informatiesystemen om verder
te analyseren. Het is daarom dat we ook spreken van ICT (Informatie- en
communicatietechnologie).
Informatie wordt dus gecreëerd en gecommuniceerd door middel van informatiesystemen.
Hierbij speelt zich gegevensverwerking af.
Er zijn verder ook enkele eigenschappen die kwalitatieve gegevens bezitten:
- accuraat en vrij van fouten
- volledig (zelfs al zijn de gegevens accuraat)
- relevant voor de te nemen beslissingen
- tijdig (als de beslissingsomgeving dynamisch is)
- verifieerbaar (vooral bij oude data)
Door de komst van informatiesystemen zijn we van een productie-economie
overgeschakeld naar een kenniseconomie waar de rol van de natuur vermindert en de rol
van informatie belangrijker wordt.
Zoals op deze afbeelding te zien is, kunnen we het
gegevensverwerkingsproces vergelijken het fysieke
verwerkingsproces.
DATA (ruwe grondstof) wordt verwerkt tot
INFORMATIE (afgewerkt product).
Tussenstadia kunnen zijn: opslag (storage) en
transport (communicatie).
We verbruiken de informatie en vergaren zo KENNIS.
Hierdoor spreken we ook van een kenniseconomie
want zonder informatie kan een bedrijf niet duurzaam
blijven bestaan.
,2. HARDWARE
Digitale computer: programmagestuurde machine, uitgerust met een intern
geheugen en CPU (= processor), voor het zelfstandig (onder programmabesturing)
verwerken van taken:
- input (verschillende invoerapparaten zoals muis, toetsenbord,...)
- processing (CPU met ALU en Control Unit)
- storage (intern en extern geheugen)
- communication (met andere informatiesystemen)
- output (verschillende uitvoerapparaten zoals scherm, printer,...)
Intern geheugen: essentieel deel van de digitale computer dat dient voor de tijdelijk
opslag van gegevens en (verwerkings)programma's.
CPU: essentieel deel van de digitale computer dat dient voor de eigenlijke
verwerking van gegevens. De CPU bestaat verder uit:
- CU, Control Unit: essentiële stuur- en controlefunctie die gegevens uit het
intern geheugen haalt en programma's aanstuurt en bestuurt.
- ALU, Arithmetic Logic Unit: verantwoordelijk voor het uitvoeren van
rekenkundige en logische bewerkingen
3. SOFTWARE
Application Software: programma's waarmee de eindgebruiker werkt en problemen
mee kan oplossen. Voorbeelden zijn Excel, Word, boekhoudprogramma's etc. Ook
hier maken we een onderscheid tussen generieke applicaties en specifieke
toepassingen.
System Software: vormt een brug tussen hardware en application software.
Voorbeelden zijn operating systems, compilers etc.
4. TELECOMMUNICATIE
Tegenwoordig communiceren informatiesystemen met elkaar zodat gegevens intern
op verschillende niveaus kunnen gebruikt worden, en extern gedeeld kunnen worden
met derden.
5. MENSEN
Beleidsinformatica: de studie van informatie zoals die ingezet en beheerd moet
worden in een bedrijfscontext.
Quick-and-dirty: een manier van probleemoplossen die niet duurzaam is wegens een
inefficiënt en chaotische IT-afdeling. Men probeert de ICT-afdelingen steeds meer
toegankelijker te maken omdat ICT nu eenmaal onmisbaar is geworden voor elk
duurzaam bedrijf dat informatie nodig heeft.
BUSINESS VALUE VAN ICT EN INFORMATIESYSTEMEN
1) Automatiseren
een taak sneller/nauwkeuriger/goedkoper… vervullen
2) Organisational learning
meer leren over het bedrijf, productie, klanten,... om de onderneming te
optimaliseren en financieel of competitief voordeel te bereiken
3) Ondersteuning van de strategie → vooral dit genereert inkomsten
,HOOFDSTUK 2: BINAIRE GEGEVENSCODES
BINAIRE GETALLEN: BITS EN BYTES
Een computer werkt op basis van stroomstoten (pulsen):
- gegenereerd door een computerklok
- slechts 2 toestanden: EEN stroomstoot (1) of GEEN stroomstoot (0)
⇒ binaire talstelsel is hiervoor ideaal voor digitale systemen (= computers)
⇒ bit = binary digit en staat dus voor elke 0 of 1 in een computer
Gegevens zijn gecodeerde voorstellingen van verschijnselen uit de werkelijkheid. Ze zijn
aangepast aan de verwerkings- en opslagmogelijkheden van de computer.
❏ booleaanse gegevens: gegevens te maken met aan- of afwezigheid van elementen
❏ numerieke gegevens: gegevens die alleen door getallen worden voorgesteld
❏ alfanumerieke gegevens: gegevens die door letters en getallen worden voorgesteld
❏ grafische gegevens: gegevens die visueel worden voorgesteld
❏ geluid: gegevens die met bepaalde klanken worden voorgesteld
❏ specifieke computergegevens: machine-instructies
⇒ We zien dat al deze soorten gegevens omgezet moeten worden naar een digitale
voorstelling (= binair gegevensstelsel)
Positioneel talstelsel: de waarde van het symbool verandert naargelang de plaats waar het
symbool zich bevindt ⇒ ook het binair talstelsel is positioneel
5 (eenheid), 56 (tiental), 576 (honderdtal),...
Basisgetal of radix: geeft het aantal symbolen in het talstelsel aan. Zo heeft het decimaal
stelsel 10 symbolen (0, 1, 2,...) en binair talstelsel 2 symbolen (0, 1). Het geeft ook het
grondtal aan.
Waarde van de positie: (radix)positienummer
Waarde van het symbool in een positie: symbool x waarde van de positie
Waarde van een getal: som van de gewogen waarden van de symbolen
Toegepast op binaire gegevens:
100decimaal = 1x102 + 0x101 + 0x100
100binair = 1x22 + 0x21 + 0x20 = 4
101110101.111 =
1x2^8 = 256
0x2^7 = 0
1x2^6 = 64
1x2^5 = 32
1x2^4 = 16
0x2^3 = 0
1x2^2 = 4
0x2^1 = 0
1x2^0 = 1
1x2^-1 = 0.5
1x2^-2 = 0.25
1x2^-3 = 0.125
--------------------- +
= 373.875 in decimale getallen
,Bits = - symbolen van het binair talstelsel, 0 en 1.
- kleinste gegevenseenheid binnen een computer
- 8 bits vormen een byte (met 256 combinaties van 0 en 1)
- zeer beperkte opslagcapaciteit, daarom vaak meervouden van bits en bytes
(kilobyte = 2^10 bytes = 10^3 bytes, megabyte = 2^20 bytes = 10^6 bytes = ...)
BEWERKINGEN IN HET BINAIRE TALSTELSEL
OPTELLEN:
Voorbeelden: 10011 (19)
11111 (31)
-------- +
110010 (50)
AFTREKKEN:
0 - 0 = 0
1 - 1 = 0
1 - 0 = 1
0 - 1 = 1 met een overdracht van 1 op de hogere positie van de aftrekker
Computers herleiden de aftrekking vaak tot een optelling, door bij het aftrektal het
tweecomplement van de aftrekker op te tellen.
0 → 1 en 1 → 0 en dan 1 optellen bij tussenresultaat
Voorbeelden: 100 → 011 (tussenresultaat) → 100 (tweecomplement)
1001 → 0110 → 0111
1111 → 0000 → 0001
1010 → 0101 → 0110
10110 → 01001 → 01010
00000 → 11111 → (1)00000 (bijkomende positie wordt weggelaten)
Voorbeelden: 110010 00110010
11111 = 11100001 (beide naar 8-bit omzetten)
--------- - ------------- +
10011 (1)00010011
00010111 = 00010111
00101111 11010001
------------- - ------------ +
11101000 (= tekenbit, omkeren en 1 bijtellen)
= -00011000
, VERMENIGVULDIGEN:
Zoals bij decimale getallen: verschuiven en optellen
Voorbeelden: 111
101
----- x
00111
00000
11100
----------- x
100011
DELEN:
Het uitvoeren van een deling komt neer op verschuiven en optellen
Voorbeelden: 11001 |110
110 100
00001
00000
001 (=rest)
VOORSTELLING VAN BOOLEAANSE GEGEVENS
Booleaanse gegevens (PandA-gegevens) hebben te maken met de aanwezigheid
(presence) of afwezigheid (absence) van bepaalde fenomenen.
⇒ true/false, 0/1, present/absent, on/off,...
⇒ vormen de basis van ICT-verwerking omdat ze de basis vormen voor de opbouw
van digitale voorstellingen en opslag daarvan (harde schijven, cd's,...)
Hexadecimaal talstelsel: belangrijk telsysteem met grondwaarde 16.
Omdat gegevens vaak gegroepeerd worden in sets van 4 bits, kunnen hexadecimale
getallen die groepen in 1 karakter voorstellen ⇒ A = 1010 = PAPA bijvoorbeeld
VOORSTELLING VAN NUMERIEKE GEGEVENS
Bij numerieke gegevens worden gehele getallen in zuivere binaire vorm voorgesteld. Reële
getallen worden voorgesteld net een drijvende-komma voorstelling en met verschillende
graden van precisie.
Tekenbit: 0 = positief, 1 = negatief
⇒ grootste positieve getal: 0111111111111111 = 215 - 1 = 32767
⇒ kleinste negatieve getal: 1000000000000000 = [-(215 - 1) - 1] = -215 = 32768
(want een negatief getal wordt voorgesteld door het tweecomplement)
Drijvende-komma voorstelling: wetenschappelijke voorstelling van niet-gehele getallen.
m x re met m (=mantisse), r (=radix) en e (=exponent)
⇒ meeste computersystemen gebruiken 32 (=enkele precisie) of 64 (=dubbele precisie) als
radix, maar sommige oudere systemen gebruiken 2.
⇒ het gebruik van 64 bits ipv 32 bits heeft enkel invloed op de mantisse, dus de precisie,
niet de maximale waarde van de exponent