Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Alle mogelijke examenvragen neurowetenschappen €10,49
Ajouter au panier

Examen

Alle mogelijke examenvragen neurowetenschappen

 208 vues  4 fois vendu

Alle mogelijke examenvragen gebundeld in één document. De meeste vragen van P. Calders werden volledig uitgewerkt, zowel de waar/niet (37 vb) waar als de korte (30 vb) en lange (11 vb) vragen. Bij alle meerkeuzevragen van zowel anatomie als psychologie wordt het juiste antwoord gegeven. In totaal...

[Montrer plus]
Dernier document publié: 4 année de cela

Aperçu 4 sur 22  pages

  • 16 août 2020
  • 23 août 2020
  • 22
  • 2019/2020
  • Examen
  • Inconnu
Tous les documents sur ce sujet (19)
avatar-seller
jr92
Examenvragen Neurowetenschappen
Hogere cesuur: .../… = 10/20
Voor elk van de 3 delen minimum 7/20

1. Neurofysiologie: 5 juist/fout vragen, 2 kleine open vragen en 1 grote open vraag
= 2 verschillende versies met andere vragen
Waar/niet waar:
1. Iets van functie basale ganglia: Fout

 Basale ganglia = nucleus caudatus, globus pallidus en putamen. De basale ganglia zijn betrokken
bij evenwicht, houding en oogbewegingen. Het is de plek in de hersenen waar automatismen zijn
opgeslaan. De basale ganglia zijn betrokken bij cognitie en emotie en spelen een belangrijke rol in
'beloning en bekrachtiging' van gedrag, 'respons op een stimulus', verslavend gedrag en
gewoontevorming.


2. Laterale inhibitie prikkels zorgt voor betere focus: waar
 laterale inhibietie verhoogt het contrast en de scherpte in de retina  het helpt ons om 2 prikkels van
elkaar te onderscheiden = komt voor op de plaats waar men zich niet op concentreert: de ooghoeken

3. Vater pacini adapteert snel waardoor snelle huidverschuivingen merkbaar: Fout
 Lichaampjes van pacini registreren drukveranderingen en adapteren snel, de lichaampjes van Ruffini zijn
gevoelig voor spanningsveranderingen doordat ze evenwijdig liggen aan het huidoppervlak

4. Cerebellum speelt rol in motorisch geheugen door interactie met sensorische cortex: Fout
 door interactie met secundaire motorische cortex: postrolandische zone

5. spasticiteit door golgi-pees: Fout
 uitrekkingsreflex pathologie: gamma-spasticiteit: verhoogde activiteit van gamma-vezels = verhoogde
spiertonus door spierspoeltjes. Verdwijnt na het doorsnijden van de achterste zenuwwortels. Er is een
afwisseling van de verhoogde tonus en lengte in oorspronkelijke situatie  1a MN activatie valt weg 
gamma-MN vuren af  contractie
<-> rigiditeit (ziekte van Parkinson) = overactiviteit alfa-MN (constante spanning)

6. bij lokalisatie van geluidsbron speelt colliculi superior cruciale rol: Fout
 Niet de superior, maar de inferior colliculus speelt een gruciale rol in de spectrale en spatiële analyse

7. Iets over nystagmus
 Nystagmus = aandoening van het evenwichtsorgaan: er wordt continu foute info doorgegeven waardoor de
ogen continu van L naar R bewegen (nystagmusreflex: bewegingen van oogbol in laatste geval gecoördineerd
door evenwichtsorgaan)

8. Iets over parallax
 bewegingsparallax = verschijnsel dat de schijnbare positie van een voorwerp ten opzichte van een ander
voorwerp of de achtergrond varieert als het vanuit verschillende posities bekeken wordt.

9. Thermoreceptoren adapteren: Waar
 Ze zijn fasisch actief bij plotselinge temperatuursverandering, er zijn warmte- en koudereceptoren die
ontladen en blokkeren. De huid met de thermoreceptoren past zich aan aan bij kouder of warmer weer door
dilatatie of constrictie.

10. Bij gelijkstroom: chronaxie: afh van frequentie, duur en intensiteit? Fout
 Chronaxie is enkel afhankelijk van de intensiteit (tijd die nodig is om de drempelwaarde te bereiken = 2x de
minimum intensiteit)

11. Na2+ in endolymfe zorgt voor AP-spierspoel registreert de lengte >< golgipees: spanning van de spier: fout

, K+ pompen in het membraan van Reissner zorgen ervoor dat er meer of minder K+ in terecht komt: K+
instroom = depolarisatie, minder K+ instroom = hyperpolarisatie

12. Ontsteking op de zenuw van auditieve baan, kan nystagmus optreden? Waar
 Het evenwichtsorgaan (labyrinth/cochlearis) ligt in het oor. De evenwichtsreceptoren liggen in de
overgangszone en dmv proprioceptie worden de standsveranderingen van het hoofd nagegaan. Nystagmus is
een aandoening van het evenwichtsorgaan waarbij de ogen constant bewegen.

13. Stelling over de gekruiste strekreflex en een lage drempelpotentiaal: fout
 gekruiste strekreflex = schadelijke prikkel bij de terugtrekkingreflex: contralateraal lidmaat doet
omgekeerde beweging  hoge drempelwaarde, maar intensiteit is ook heel hoog = overschreden

14. Spiertonus afhankelijk van alfa-motorneuronen: waar
 Tonus = houding van het lichaam berust op bezenuwing (RM, hersenstam en -schors, kleine hersenen) van
de skeletspiervezels/spierspoeltjes: alfa-motorneuronen. De alfa-vezels 2x meer dan de gamma-vezels.
<-> intrafusale vezels: gamma-motorneuronen = contractie op indirecte wijze van extrafusale spiervezels

15. Willekeurige beweging altijd alleen motorische cortex: Waar
 De beweging moet altijd via de MC in gang gezet worden, de aansturing kan wel van ergens anders komen

16. Iets met decerebatiestijfheid, invloed van formatio-reticularis: Waar
 Posturale tonus: stijfheid van het lichaam als hersenen stoppen met werken (dit verdwijnt terug na
doorsnijden tussen HS en RM), FR = hersenstam: vezels nemen synaps met RM

17. Centrum van brocca innerveert rechtstreeks de mond en keel: Fout
 Motorische spraakcentrum in de frontale kwab, maar betreft de vorming van een gedachte die moet
worden uitgesproken, het vinden van het juiste geheugen en de programmering van de spieren om de juiste
klinkers en medeklinkers in de juiste volgorde te vormen

18. Speelt de lengte van afferente en efferente zenuwen een rol in de reflextijd: Neen/fout
 Niet de lengte van de zenuwen speelt een rol in de voortgeleidingssnelheid, maar het aantal synapsen die
betrokken zijn. Hoe meer synapsen aanwezig = hoe langer de prikkeloverdracht duurt. Ook speelt het een rol
of de zenuwen gemyeliniseerd of niet gemyelinseerd zijn, gemyeliniseerd = snellere overdracht (van ene knoop
van Ranvier naar de andere), niet gemyeliniseerd = elke vierkante micrometer dient gedepolariseerd te
worden.



19. Scherpstellen van geluid, ruisreductie
 geluid = de inner-haircells (dik) = info naar het CZS brengen, ruis = outer-haircells (dun) = ruisinfo reduceren
door minder APn door te geven

20. Bij scherpe geluidsgolf wordt de basale membraan langs lateraal beïnvloedt: Fout
 scherpe geluidsholf = hoge frequenties = wordt langs ventraal beïnvloedt (ovaal venster): effect op scala
media en dus ook op de haarcellen (worden in beweging gebracht)
⟷ lage frequenties = dicht tegen helicotrema/lateraal

21. Spierspoel registreert de lengte van de spier ><golgipees: spanning van de spier: Waar
 uitrekking spierspoel door de uitrekking van de spier (contractie van het αneuron): golgi-peeslichaampje =
uitrekking van de pees

22. Het cerebellum speelt een rol in het aanleren van nieuwe taken op het cognitieve vlak: Waar
het cognitieve vlak is verantwoordelijk voor kennis en vaardigheden

23. Bij habituatie worden de synapsen gevoeliger voor prikkels: Fout
 Habituatie = homosynaptische modulatie = laagfrequente inhibitie = ze worden minder gevoelig voor steeds
dezelfde prikkels

,24. Sprouting is een functionele aanpassing in de synaps en kadert in de plasticiteit van de hersenen: Fout
 sprouting is een structurele/anatomische aanpassing binnen de plasticiteit van de hersenen (aanmaak van
nieuwe eindvoetjes door langdurige en herhaalde prikkeling van een neuron = stimulatieveld wordt groter =
uitbreiding zone in de cortex): modulatie van synapsen

25. De taal is hemisfeerspecifiek (voorkomend in 1 hemisfeer) georganiseerd: waar
 begrijpen en produceren van taal: dominante hemisfeer (meestal links): centrum van Wernicke en centrum
van Broca worden verbonden met elkaar via fasciculus arcuatus


26. Het lichaampje van vater Pacini zorgt voor drukreceptie: waar
 De uiteinden zijn schilvormige lamellen die drukveranderingen registeren en adapteren snel

27. Het volledige bewegingsplan van een willekeurige beweging wodt enkel door de motorische cortex
beheert: Fout
 Ook door de sensorische cortex, basale ganglia …

28. Beweging van een voorwerp wordt voor het eerst waargenomen in de secundaire visuele cortex: Fout
 Retina – thalamus – primaire visuele cortex – secundaire visuele cortex : als het laatste

29. Formatio reticularis heeft invloed op motorisch leren: fout
 motorisch geheugen

30. Prikkeling sensorimotorische cortex: gebied hand zorgt dat je indruk krijgt van aanraking hand: fout
 contralaterale voet (somatotopische organisatie)

31. Localiseren van geluid met mediale lemnicus: fout
 laterale lemniscus is een kanaal van axonen in de hersenstam die auditieve info draagt, de mediale
lemniscus is voor tast- en vibratiezin, proprioceptie.

32. RAS activeert alleen sensorische en motorische cortex om reactiever te zijn: fout
 ook locus coeruleus (stress = toename activiteit en waakzaamheid) en uit periferie geprikkeld + activiteit
van RAS vermindert ook soms bij bv. Een postprandiale dip (hypothalamus)  vanuit het limbisch systeem kan
het RAS geprikkeld worden, om zowel gestimuleerd als geïnhibeerd te worden

33. Oriënteren van geluid: laterale geniculate nucleus is hierbij belangrijk: fout

 de mediale nucleus geniculate is belangrijk bij het oriënteren van geluid


34. Nucleus ruber heeft een invloed bij motorisch leren: waar

 De nucleus ruber uit de hersenstam is een belangrijke verbindingskern met het cerebellum. De
hersenstam speelt een belangrijke rol in de motoriek


35. Prikkeling in juiste zone van secundaire motorische cortex bijgevolg een lichte contractie in hand

 Homunculus motoriscus = somatotopische organisatie
- Omgekeerd
- Proportioneel
- Contralateraal

36. RAS activeert motorisch en sensorisch en ook bv. basale ganglia: waar

, 


37. Bloeding ergens in somatosensorische cortex geeft problemen bij het leren: fout

 Schade aan de somatosensorische cortex geeft problemen met de verwerking van tast,
temperatuur en pijn.
Geheugen = schade aan temporaalkwab, amygdala of hippocampus.


Kleine vragen: 2 kleine vragen die je kort en bondig dient te bespreken
1. Bespreek Periaquaductal grey (PAG)
Periaquaductal grey = pijnpoortsysteem
- Hoge drempelwaarde: wordt enkel geprikkeld indien er een hoge intensiteit is  PAG  vezels
naar het segment  drempelwaarde wordt overschreden = negatieve feedback die ervoor zorgt
dat je minder pijn ervaart (inhiberende baan)
- Prikkels van de A β vezels = inhibitie van A γ en C vezels  sluiten poort zodat pijnprikkels niet
meer kunnen passeren
- Drempelwaarde kan worden beïnvloedt door inspanning: hoe hoger de intensiteit = hoe lager de
drempelwaarde = hoe beter PAG werkt
Pijnreductie: pijnreceptoren  substantia gellatinosa  synaps  thalamus  cortex
2. Glycine geïnhibeerd, wat is het effect op de motorische output?
(Zie vraag 3)


3. Interneuronen met neurotransmitter glycine hebben invloed op synapsen. Als je strychnine toevoegt, dan
worden de glycinereceptoren geblokkeerd. Bespreek de invloed op de motoriek. -> Homo- en
heterosynaptische modulaties + de motoriek verminderd uiteraard
Glycine = aminozuur die zorgt voor hyperactiviteit en de biosynthese in creatine ( nodig om spiermassa aan te
maken)  inhibitie = atrofie: motorische input verloopt trager
Homosynaptische modulatie (verandering aan eindvoetjes)
- Posttetanische potentiatie
- Laagfrequente inhibitie: habituatie
Heterosynaptische modulatie (3e neuron)
- Presynaptische potentiatie
- Presynaptische inhibitie

4. pijnregulatie
(zie grote vraag 9)

5. vestibulo-occullaire reflex
= reflexmatige oogbeweging die het beeld op de retina stabiliseert als het hoofd beweegt. De ogen draaien
naar rechts als het hoofd naar links beweegt en omgekeerd. Zo kan men het beeld fixeren terwijl het lichaam
beweegt. Dit is een functie van de oogbolbewegingen.
De reflex werkt tussen de oogspieren en het vestibulair systeem (evenwichtsorgaan dat in de oren zit). De N.
occulomotoricus (III), N. trochlearis (IV) en N. abducens (VI) zorgen voor de bezenuwing van de oogbolspieren:
4 rechte (1 ventraal, 1 dorsaal en 2 lateraal (nasaal en temporaal)) en 2 schuine.
Als het hoofd naar rechts beweegt = ogen naar links:
- Linker oog: nasale spieren relaxeren en temporale spieren contraheren
- Rechter oog: nasale spieren contraheren en temporale spieren relaxeren
 reciprook: prikkeling van agonist gaat gepaard met inhibitie van de antagonist
 conjugatie: prikkeling van nasale oogbolspieren gaan samen met prikkeling van de temporale spieren in het
andere oog
De snelheid van de bewging bepaalt de amplitude van de actiepotentialen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jr92. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

51036 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 15 ans

Commencez à vendre!
€10,49  4x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté