Een samenvatting van hoofdstuk 25 ordening van 10voorBiologie. Gaat over soort, populatie, planten, dieren, rudimentaire organen, homologe organen, analoge organen, prokaryoten, bacteriën, schimmels, virussen.
§25.1 SOORT EN POPULATIE
Soort → een groep organismen, waarvan de leden bij onderling voortplanten
vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. Het is een door de natuur
begrensde eenheid.
Populatie → alle individuen van dezelfde soort die in een ecosysteem een
voortplantingsgemeenschap vormen, behoren tot een populatie. Dit is een door
ecosysteem begrensde eenheid.
Binaire nomenclatuur → naam van organisme bestaat uit twee Latijnse namen:
de eerste met hoofdletter staat voor het geslacht (genus, de groep) en de
tweede met kleine letter staat voor de soort (species). Bedacht door Carl
Linnaeus. Bij ondersoort → drie namen. Ook soms een letter, die aangeeft wie
het organisme voor het eerst beschreven heeft.
§25.2 KLASSIEKE ORDENING
Taxon → groep met organismen die samen een onderscheidende eenheid
vormen (soort, geslacht, familie, orde en klasse).
§25.3 MODERNE SYSTEMATIEK
Evolutionaire verwantschap → wordt de fylogenetische systematiek of cladistiek
genoemd. Van elk dier of elke plant wordt geprobeerd een evolutionaire
stamboom te maken, zodat eventuele verwantschap of juist het ontbreken van
verwantschap aangetoond kan worden. De fylogenetische systematiek vindt
verwantschappen en afstamming van soorten. In de stamboom geef je aan hoe
soorten met elkaar verwant zijn.
Clade → een tak van een stamboom.
Cladogram → de stamboom.
Homologe organen → organen met een gemeenschappelijk bouwplan, maar
uiteenlopende vormen en functies.
Rudimentaire organen → organen die bij voorouders nog een functie hadden,
maar nu door de evolutie niet meer.
Divergentie → overeenkomstige organen zijn in het begin hetzelfde en zijn door
evolutie van vorm en functie zijn veranderd. Hierdoor ontstaan van homologe
organen.
Analoge organen → niet hetzelfde, maar lijken op elkaar door aanpassing van de
natuur en gelijke milieuomstandigheden.
Convergentie → proces waardoor analoge organen ontstaan.
§25.4 INDELING IN RIJKEN
Prokaryoten → eencelligen zonder celkern.
Eukaryoten → één- en meercelligen met celkern.
§25.5 PROKARYOTEN
Prokaryoten worden in twee groepen verdeeld: Archaebacteria (of Archaea) en Eubacteria.
Ze worden prokaryoten genoemd omdat ze geen celkern hebben en omdat ze de oudste
levensvormen op aarde zijn.
Archaebacteria → leeft in milieus met extreme abiotische omstandigheden
, diepzeebronnen (black smokers) en zwavel- en zouthoudende meren. Zijn later
ontstaan dan gewone bacteriën. Onderzoek naar extremofiele archaebacteria is
uitgebreid, door ontdekking van bijzondere enzymen bij temperaturen is die
ongewoon zijn. Hierdoor zijn ze voor veel verschillende toepassingen geschikt.
Eubacteria → worden vaak als ziekteverwekker gezien, maar de meesten zijn
onschuldig.
Opvallende eigenschappen bacteriën:
● Geen celkern, DNA los in cytoplasma
● Organellen ontbreken:
o Enzymen voor verschillende processen zitten vrij in cytoplasma of aan het
buitenmembraan.
o Bacteriesoorten eencellig, maar sommige soorten een begin van
meercelligheid door intensieve samenwerking en taakverdeling, als
omstandigheden minder gunstig worden.
o Veel soorten vertonen specifieke biochemische omzettingen. Zo kunnen veel
soorten antibiotica produceren: stoffen die andere soorten bacteriën doden.
Meeste bacteriën leven in symbiose met andere soorten of dode organismen. Deze noem je
heterotroof. Paar soorten leven parasitair en kunnen organismen ziek maken.
Twee groepen autotrofe bacteriën:
1. Foto-autotrofe bacteriën → maken hun lichaamseigen organische stoffen van
anorganische stoffen (koolstofdioxide en water) met behulp van lichtenergie.
Bacteriën die fotosynthese uitvoeren, heten cyanobacteriën. Zorgden ervoor dat
er steeds meer vrije zuurstof op aarde verscheen, eerst in de oceanen en later
ook in de atmosfeer → leven van aerobe levensvormen mogelijk. Voor de
anaerobe organismen, zoals veel archaeobacteriën, is zuurstof een zwaar vergif
→ leven op plekken waar geen zuurstof komt.
2. Chemo-autotrofe bacteriën → maken hun lichaamseigen organische stoffen
ook zelf uit koolstofdioxide, maar gebruiken chemische omzettingen als
energiebron.
Bacteriën vermeerderen zich ongeslachtelijk door deling, maar door ook erfelijk
materiaal uit te wisselen door conjugatie → twee cellen tegen elkaar en wisselen
een deel van hun DNA uit. Niet alleen door soortgenoten, maar ook tussen
bacteriën van verschillende soorten. Gevolg → soortgrenzen bij bacteriën nooit
erg scherp en snel kunnen aanpassen aan verandering.
§25.6 SCHIMMELS
Schimmels hebben een heel apart rijk. Ze zijn heterotroof, wat betekent dat ze
hun voedingsstoffen buiten het lichaam verteren en dan pas opnemen. Hun
celwand bestaat uit chitine.
Mycelium → lange vertakte schimmeldraden die een dicht netwerk vormen in de
schimmel. Twee haploïde hyfen (dezelfde soort) kunnen versmelten, maar de
kern niet. Daaruit groeit een nieuw mycelium → vruchtlichaam → dan versmelten
de kernen + ontstaan zygotes (leveren na meiose haploïde sporen) → hyfen.
Zygote → bevruchte eicel en enige diploïde fase in levenscyclus.
Schimmels → meercellig, behalve gisten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur isabella3. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.