Sociaal-cultureel werk
Sociaal werk = een handelingswetenschap en handelingspraktijk → pedagogische vertaling van
sociale problemen
Sociaal-cultureel werk = tegemoetkomen aan sociale problemen via de inzet op cultuur
→ diversiteit van praktijken waarin een sociaal en een cultureel streven samengaan
• Een sociaal streven = het streven naar menswaardigheid en sociale rechtvaardigheid; het
zoeken naar een afstemming tussen individuele aspiraties en maatschappelijke
verwachtingen en tussen de publieke opdracht om iedereen gelijk te behandelen enerzijds
en de vaststelling dat deze ‘gelijkheid’ wordt toegepast op feitelijk ongelijke situaties
anderzijds.
• Een cultureel streven = het overbrengen (passief) en vormgeven (actief) van symbolen en
denkbeelden; het zoeken naar betekenisvolle en gedeelde referentiepunten die aansluiten
bij verschillende leefwerelden en opvattingen
Les 1 & 2: Sociaal-cultureel werk en samenlevingsopbouw in historisch
perspectief
Deze sociaal-culturele praktijken “are deeply embedded in historical and cultural habits from which
we cannot detach ourselves at will” (Lorenz, 2007: 601).
→ Historisch onderzoek kan helpen “begrijpen hoe meningen, overtuigingen, standpunten bij
actuele vraagstukken tot stand [zijn ge]komen en hoe ze geworteld zijn in (meestal)
impliciete waarden en normen”
→ Ideeën over het verleden zijn een constructie van het heden
o Het heden beïnvloedt je idee over het verleden
1. Introductie: casestudie ‘het Rabot’
Doorheen de geschiedenis zijn drie belangrijke ‘ontwikkelingslijnen’ te onderscheiden:
• Sociale kwestie als ontstaansgrond
o Rabot als woon-werkmachine
• Sectoriale en categoriale uitbouw van sociaal-cultureel werk
o Rabot als een lappendeken ‘in de marge’
• De nood aan een nieuw engagement?
o Bruggen naar, in en van Rabot
Deze ontwikkelingslijnen zijn
• Gelaagd opgebouwd: sociaal-cultureel werk is een meerlagige praktijk en wetenschap
• Nauw gelinkt aan stedelijke ontwikkelingen
2. Sociale kwestie als ontstaansgrond
In de loop van de 19de eeuw:
• Vorming Belgische natiestaat (1830)
o Industriële revolutie in Wallonië en Gent (textiel)
1
, o Doorgedreven mechanisering + landbouwcrisis (1840) → trek naar de industriële
centra, de steden
Ontstaan sociale kwestie
• Erbarmelijke woon- en werkomstandigheden van arbeiders die toestromen in naam van de
textielindustrie
• Kloof tussen rijk en arm, tussen burgerij (als ‘emanciperende klasse’) en arbeiders (het
‘gemene volk’) groeit en wordt benadrukt → zowel sociaal als ruimtelijk
o Heel gesegregeerde samenleving: arbeiders worden weggeduwd in krotten van
gebouwen, wonen op heel kleine oppervlakten >< burgerij breidt hun woningen uit
• Te weinig plaats in de stad, dus uitbreiding en moerasdrooglegging rondom Gent
o Nieuwe “dorpjes” rond de stad voor de arbeiders = company town
▪ Vb. Rabot
o (Toekomstige) werkkrachten dichtbij
o Return on investment ('cold blooded philanthropy')
Verontwaardiging ten aanzien van de slechte woon- en werkomstandigheden én de schrik voor
sociale uitbarstingen, criminaliteit, ziekte, … = de sociale kwesties
→ Ontstaan van allerhande initiatieven om het ‘morele peil’ van het proletariaat op te krikken,
naast de materiële en filantropische hulpverlening en de christelijke caritas
o “De materiële ellende van de volksklasse ligt aan haar verbeesting”
→ Pedagogische vertaling van sociale kwestie:
o Opvoeding en onderwijs worden ingezet om de maatschappij te beschermen, sociale
problemen te voorkomen en niet-aangepast gedrag van arbeiders, paupers,
jongeren, landlopers, ... te corrigeren
Beginnende initiatieven
• Maatschappij tot ‘t Nut van ‘t Algemeen (1784, NL)
o Braafheid, oppassendheid, eerlijkheid, matigheid en zuinigheid bijbrengen aan het
volk
• Willemsfonds (1851)
o Gebrekkige taalbeheersing zorgt voor sociale achterstand → het volk onderwijzen in
taal en letterkunde
• Davidsfonds (1875)
o Een ‘goede werkman’ moet de bestaande machtsstructuren en sociale controle
bewaren → ‘Godsdienst, Taal en Vaderland’ verspreiden
→ Vnl. kleinburgerij in kader van de ‘Vlaamse emancipatie’
• Ligue de l’enseignement (1864)
o Inzet op onderwijs en voortrekker leerplichtonderwijs
o Volksopvoeding en volksverheffing om arbeiders bewust te maken van hun
maatschappelijke taak en verantwoordelijkheid, om hen te ‘verheffen’ waardoor het
algemeen welzijn kan toenemen
o Cf. volkshogescholen, University Extensions, volksuniversiteiten, ...
Grote initiatieven vanuit politiek
• Katholiek-conservatieve initiatieven
o Morele bevoogding, liefdadigheid en religieuze inprenting gericht op ‘iedereen zo
veel mogelijk op zijn plaats houden’
o Concreet: patronaten, congregaties, scholen, “afdelingen ter ontspanning die voor
doel hebben de banden der vriendschap tusschen de leden nauwer toe te halen”
• Liberaal-progressieve initiatieven
2
, o Zelfhulp, educatie en ontwikkeling van kennis om te emanciperen en ‘de tekorten
van het milieu van herkomst op te heffen en te compenseren’
o Concreet: scholen, bibliotheken, spaarkassen, turn-, muziek- en zanglessen, toneel,
voordracht, kleine reizen, sport, ...
→ Liberalen-progressieven en katholieken-conservatieven hebben dezelfde initiatieven, maar
het accent ligt anders → bij liberalen wel mogelijk om op te klimmen, maar dan moet je het
zelf in handen nemen
→ Dubbelkarakter van sociaal-cultureel werk (Michielse): conservatieven en progressieven
beogen integratie in de samenleving, maar stellen de samenlevingsorde zelf niet in vraag
o Individueel schuld model >< structureel probleem
o Beschavingsoffensief én beschavingsdefensief (Simon & Van Damme)
▪ Defensief: het gedrag van het gewone volk verheffen/aanpassen aan de
heersende normen van het burgerlijke ethos → structuur behouden
▪ Offensief: dominante positie van burgerij en bestaande sociale klassen willen
doorbreken, dus emanciperen
o Bouverne-De Bie (2008: 51) spreekt in dit verband van een utilitaire
burgerschapsopvatting: “de burger is diegene die bijdraagt tot het maatschappelijk
nut; hoe hoger de bijdrage [...], hoe sterker ook de burgerschapspositie”.
▪ Participatie is zowel een middel als een maatschappelijk doel: door te
participeren aan sociaal-culturele initiatieven konden de arbeiders leren
participeren
▪ Of nog: participatie aan het burgerlijke aanbod vormde een voorwaarde om
als burger erkend te worden en om te integreren in het vigerende
samenlevingsmodel
Socialistische initiatieven
• Gentse Broederlijke Wevers en Noodlijdende Broeders, werkmansmaatschappijen in Brussel,
Antwerpen, Luik, ... en wringende verenigingen die waakten over ‘materieel en geestelijk
welzijn’ (vb. Vooruit)
• “Wij willen de werklieden bewijzen dat zij, door hunne bijtreding aan den drievoudigen
socialistische strijd - politiek, samenwerking en vakvereeniging - den dag zullen verhaasten
dat er geluk en welstand voor de arbeidende klasse zal komen”
• Concreet: bibliotheken, scholen, toneel, café, coöperatieven, ...
o Maar ook: oprichting Belgische Werkliedenpartij (1885)
• Pakken wel het structureel probleem aan?
→ Katholieke reactie: arbeidersmassa ‘heroveren’
o Volksbond (1891): “zedelijke en stoffelijke verheffing van de werkersstand”
o Verenigt studiekringen, Davidsfondsafdelingen, muziek- en toneelgezelschappen, ....
o Richt ziekenkassen, spaarkassen, vakbonden en een uitgebreid netwerk van sociaal-
culturele verenigingen en parochiale volkshuizen op
▪ Vorming, ontspanning én dienstverlening (ipv hulpverlening)
→ Liberale reactie: arbeidersmassa ‘heroveren’
o Liberale Werkersverdediging: “eene vereniging van werklieden, die zich noch rond
het roode vaandel der socialisten, noch rond den gewijden standaard der papen
scharen”
o Vrije tijd als ‘probleem’ n.a.v. invoering leerplicht en 8-uren dag en 48-uren week:
verschillende initiatieven (1) gezinsleven van de arbeiders te verbeteren (o.a.
volkstuintjes); (2) sportactiviteiten; (3) initiatieven met het oog op onderwijs en
opvoeding van arbeiders
▪ Vorming, ontspanning én dienstverlening (ipv hulpverlening)
3
, o Eerste overheidsinitiatief o.l.v. Jules Destrée (minister van Wetenschappen en
Kunsten)
▪ Liberté subsidiée: de staat subsidieert, maar mengt zich niet in het werk zelf
Eind 19de eeuw- begin 20ste eeuw: verzuiling
• Uitbouw verzuild sociaal-cultureel werk: “iedereen zijn vertier in eigen milieu”
• Gelijklopende initiatieven maar verschillende agenda’s:
o Cultuurspreiding (katholieken)
o Culturele emancipatie (liberalen)
o Volksstrijd (socialisten)
• Iedere zuil ijvert voor zijn achterban→ rol van de overheid is beperkt
• Een gemeenschapsgevoel groeit: ‘van de wieg tot het graf’
Maar:
• Gesegregeerd: ideologisch, ruimtelijk en sociaal (categoriaal: enkel gericht naar arbeiders)
• Participatie wordt dé norm → meedoen aan het voorgestelde aanbod
o Non-participatie wordt hét probleem, en niet langer het probleem an sich
o De vraag “waarom zou je participeren, wat is het nut, welke rol heeft het aanbod
hierin?” wordt niet gesteld
• Pacificerend: sociaal-cultureel werk als drager van de politieke organisatie
o Sociaal- cultureel werkers bevorderen de gemeenschapszin binnen de zuilen
▪ Ze vingen de immateriële behoeften van de verdeelde massa op en
beïnvloedden zo de politieke evolutie
o Verheffen of het vormen van mensen verdween → ontmoeting en gezelschap kon
een veel groter publiek bereiken
3. Sectoriale en categoriale uitbouw van sociaal-cultureel werk
Sociaal Pact (1944)
• Overeenkomst tussen werkgevers, vakbonden en overheid om “de stoffelijke en moreele
welvaart van de arbeiders te verhoogen en tusschen hen en de werkgevers vreedzame, op
rechtvaardigheid berustende betrekkingen aanknopen”, “den weg te openen voor een
nieuwen maatschappelijke vooruitgang, gevolg van een economische ontwikkeling van een
weder tot vrede gebrachte wereld, zoowel als een rechtvaardige verdeeling der voordeelen
van een stijgende productie” (Ontwerp van Overeenkomst tot Sociale Solidariteit)
→ Uitbouw verzorgingsstaat en sociale zekerheid
Wet De Taeye (1948) als antwoord op de naoorlogse woonnood
• Een systeem van premies en goedkope leningen om een eigen woning te verwerven
• Maar (aanvankelijk) geen ruimtelijke planning
o Suburbanisatie en stadsvlucht
▪ Vanaf het mogelijk was, vluchtte iedereen uit de stad (werd vooral gezien als
vuil en vies) → zeker jongeren en rijken
Migratiegolven: gastarbeiders
• Jaren 1950 (vnl. Italianen & Polen)
• Jaren 1960-1970 (vnl. Algerije, Turkije, Marokko, ...)
Cultureel aspect
• Jaren 1950-1960: hoogtepunt en stabilisering van de verzuiling
4