In deze samenvatting wordt ingegaan op de Participatiewet. In deze wet is de Wet werk en bijstand opgegaan. Verder komen de inkomenstoets, vermogenstoets, gezinsbijstand, individualiseringbeginsel, bijzondere bijstand en algemeen geaccepteerde arbeid aan bod. Eveneens wordt ingegaan op de voorwaard...
Leerdoelen sociaal zekerheidsrecht week 6; Sociale voorzieningen /
Werk en inkomen: - bijstand (Pwet)
Geugjes, H6; pag. 243 t/m 294
Inleiding
Behalve sociale verzekeringen (volksverzekeringen en werknemersverzekeringen) kent ons
socialezekerheidsstelsel ook sociale voorzieningen. De Participatiewet is met ingang van 1 januari
2015 in werking getreden. In deze wet is de Wet werk en bijstand opgegaan.
Leerdoelen
Leg de plaats van de Participatiewet binnen ons socialezekerheidsstelsel en de financiering
ervan uit;
Art. 20 lid 3 Gw: Nederlanders hier te lande (Territorialiteitsbeginsel), die niet in het bestaan kunnen
voorzien, hebben een bij de wet (uitgewerkt in participatiewet) te regelen recht op bijstand van
overheidswege.
Leg een aantal kernbegrippen binnen de Participatiewet zoals inkomenstoets,
vermogenstoets, gezinsbijstand, individualiseringbeginsel, bijzondere bijstand en
algemeen geaccepteerde arbeid uit en pas toe in een casus;
Inkomenstoets, vermogenstoets, gezinsbijstand, bijzondere bijstand en algemeen Zie volgende
leerdoelen
Individualiseringsbeginsel: Art. 35 Pwet: Bedoeld voor kosten die wegens bijzondere
omstandigheden in het individuele geval niet uit de algemene bijstand kunnen worden betaald:
Maatwerk! Bijz. bijstand kun je ook krijgen als je werkt en een minimumloon hebt. Vb. ongeluk Parijs.
Bellen, hoge kosten. Maar moest blijven werken want al niet veel geld, kon er dus niet heen. Kreeg
bijzondere bijstand om die telefoonkosten te betalen.
Bepaal in een eenvoudige casus of er recht bestaat op een bijstandsuitkering op grond van
de Participatiewet en bepaal de hoogte van dit recht;
Voorwaarden bijstand:
Art. 11 Pwet: Recht op bijstand:
- Lid 1: hier te lande woonachtige Nederlanders (en daarmee gelijkgestelde vreemdelingen, ook die
kunnen bijstand krijgen, lid 2)
- Lid 1: die onvoldoende middelen hebben om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien.
Middelen: Inkomen en vermogen waarover een alleenstaande of een gezin beschikt of redelijkerwijs
kan beschikken. Vermogen (art. 34 lid 3: vermogensgrens) Wanner je spaargeld vergokt, had je
het kunnen beschikken dus geen bijstand dan.
Noodzakelijke kosten: Onvermijdelijke algemene of bijzondere kosten. Niet noodzakelijke kosten in
ieder geval: voldoen aan alimentatieverplichtingen, betaling van een boete, geleden of toegebrachte
schade, kosten van medische behandelingen die worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde.
– Art. 13 Pw, waarvoor geen uitsluitingsgronden gelden. (Bijv. een uitreiziger, iemand die naar Syrië
gaat om daar te vechten). Lid 1: Uitsluiting van algemene én bijzondere bijstand. Lid 2: alleen
uitsluiting van algemene bijstand (dus wel bijzondere bijstand mogelijk).
- Art. 15 Pw: Geen voorliggende voorziening. Elke andere mogelijke bron waar jij geld vandaan kan
halen, die moet je eerst aanwennen. Dus eerst WW, dan de bijstand.
- Art. 16 Pwet. Geen recht toch bijstand? Kan op grond van zeer dringende redenen.
Art. 19 Pw: Je komt in aanmerking voor de Pwet indien je aan die voorwaarden voldaan hebt. “De
alleenstaande of het gezin heeft recht indien inkomen lager is dan bijstandsnorm en er geen
, vermogen is”. Alleenstaande en gezin dus belangrijke begrippen om te weten of je recht hebt op
bijstand.
In art. 4 Pw, staan de definities:
Art. 4 lid 1 sub c: gezin: Gehuwde samen met of zonder ten laste komen kinderen of alleenstaande
ouder met ten laste komende kind:
Wanneer gehuwd en wanner ten laste komende kinderen?
Art. 4 lid 1 sub e: ten laste komende kind: Wanneer je een kind hebt die jonger is dan 18 en waarvoor
je kinderbijslag krijgt.
Art. 3 lid 2 sub a: Als gehuwd wordt gelijkgesteld met ongehuwde die gezamenlijke huishouding
voeren. Dus wanneer je niet getrouwd bent, maar je woont wel samen dan wordt je volgens de Pwet
gezien als gehuwd en heb je recht op bijstand volgens art. 19 Pwet, want je bent een gezin.
Art. 19 is de toegang tot de bijstandswet. Hier staat gezin. Het kind hoort bij het gezin, omdat je
anders het vermogen aan het kind kan geven, als kind niet mee telt. Het vermogen en inkomen van
kind telt dus mee. Dus: art. 11, 13, 15 en 19 ! Deze bekijken en even in art. 4 kijken waarmee je te
maken hebt: alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin.
Hoogte bijstand:
Je hebt 3 normen:
1. Art. 20 lid 1 Pwet: Jonger dan 21 zonder ten laste komende kinderen. // Art. 20 lid 2 Pwet: Jonger
dan 21 zonder ten laste komende kinderen De normen verschillen, ligt er aan of je alleenstaand of
gehuwd bent, zie artikel.
2. Art. 21 Pwet: 21 jaar of ouder, jonger dan pensioengerechtigde leeftijd. Normen verschillen, ligt
er aan of je alleenstaand, gehuwd, ouder bent, zie artikel. (70% of 100%)
3. Art. 22 Pwet: Pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Normen verschillen, ligt er aan of je
alleenstaand, gehuwd, ouder bent, zie artikel.
De normen van art. 21 en 22 kunnen veranderen, wanneer sprake is van kostendelers. Art. 22a Pwet.
Wat wordt verstaan onder kostendelers? Art. 19a Pwet.
Formule van art. 22a Pwet:
40% + A x 30% x B
A
A = aantal mensen die hoofdverblijf hebben
B = rekennorm (afhankelijk van categorie normen die geldt).
- Studerende kinderen tellen niet mee: Wanneer kind stopt met studie; moet je dat melden. Want
dan heb je 3 mensen in huis, kostendelersnorm is van toepassing.
- Mensen die inwonen/ met elkaar wonen als onderhuurder of kostganger (commerciële relatie)
tellen niet mee. Commerciële relatie: contract hebben (huren)
- Personen < 21 jaar tellen niet mee
Voorbeeld vraag. Bart en Kim, beiden 47 jaar oud, hebben een relatie en wonen samen in een
huurflat in Breda. Ze doen altijd alles samen en voeden ook samen hun twaalfjarige zoon Sven op.
Ze beschikken niet over inkomen of vermogen. De 85-jarige moeder van Bart woont bij het stel in.
Eveneens inwonend is de 19-jarige Marianne, dochter uit een eerdere relatie van Kim. Zij studeert
HBO-Rechten aan de Juridische Hogeschool. Op welke uitkering hebben Bart en Kim recht? Hoe
hoog is die uitkering?
De bijstand, want art. 11 Pwet: Wonen in NL en ze hebben onvoldoende middelen (inkomen en
vermogen) om in basisbestaan te voorzien. Er zijn geen uitsluitingsgronden van toepassing van art.
Pwet. Geen andere voorliggende voorziening o.g.v. art. 15 Pwet. Hier is sprake van een gezin, want
Bart en Kim wonen samen en worden o.g.v. art. 3 lid 2 sub a gezien als gehuwden en hebben samen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur joyce_vd_brink. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.