Dit is een samenvatting van het boek 'de diagnostische cyclus, een praktijkleer' geschreven door De Bruyn, Ruijssenaars, Pameijer en Van Aarle. Het is het boek wat gebruikt wordt bij het vak psychodiagnostiek wat gegeven wordt aan de universiteit van Tilburg bij het het psychodiagnostiek in het der...
Samenvatting: ‘de diagnostische cyclus, een praktijkleer’
Deel 1 referentiekader
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten
2.1 Wetenschappelijke diagnostiek
Wetenschappelijke diagnostiek = wanneer we de algemene menselijke grondstructuur van het
probleemoplossend omgaan met persoonlijkheids- en gedragsproblemen ondersteunen met
wetenschappelijk-empirische kennis. Het specifieke van de empirische benadering is dat andere
onderzoekers het onderzoek op dezelfde wijze kunnen uitvoeren.
Diagnostiek kan niet altijd voldoen aan alle eisen die aan het wetenschappelijk handelen worden
gesteld. In de professionele diagnostiek is de algemene wetenschappelijke eis transparantie van
argumentatie en procedure.
De diagnosticus is wetenschappelijker als hij:
1. Werkt met theorieën en de verschillende theorieniveaus duidelijker met elkaar in verband
brengt
2. Duidelijk kan laten zien in welke gevallen hij wel en in welke gevallen hij niet voor een bepaalde
theorie kiest
3. Duidelijk de denkstappen vastlegt die hebben geleid tot het advies
4. Onderzoek doet naar de waarde van theorieën voor de problemen waar ze betrekking op
hebben en het effect van de ingrepen
5. De resultaten van het eigen werkt uitwisselt met een collega
2.2 Verschillende foutenbronnen
Vanaf het eerste gesprek met de cliënt begint voor de diagnosticus een moeilijk proces van het
verzamelen, interpreteren en afwegen van informatie met het doel dat er iets gedaan kan worden
aan de klacht van de cliënt. Er zijn zelden kant-en-klare oplossingen.
Veel oordelen en beslissingen die gemaakt worden zijn onzeker. Onderzoek naar de kwaliteit van
menselijk oordelen en beslissen in onzekerheid levert waardevolle informatie op. Kennis over hoe
oordelen en beslissingen totstandkomen, kan benut worden om de eigen praktijk te optimaliseren.
Een deel van het werk van een diagnosticus bestaat uit het schatten, afwegen en herzien van
kansen. Hier het juiste in doen is lastig en hier zijn verschillende oorzaken voor.
- Eén van deze oorzaken is beschikbaarheidsheuristiek = mensen hebben de neiging om de
kans op het optreden van een verschijnsel/probleem hoger in te schatten wanneer zij meer
voorbeelden van dit verschijnsel kunnen bedenken.
- Daarnaast blijken mensen de neiging te hebben om vooral informatie op te zoeken die hun
eigen opvatting ondersteunt.
Het is belangrijk om onderzoek te doen naar de kwaliteit van het eigen diagnostische oordeel,
deze te evalueren en waar nodig te verbeteren. We moeten leren van onze eigen fouten.
2.3 Besliskundige ondersteuning
Beslissingsprobleem = een keuzeprobleem waarbij verschillende opties verschillende
consequenties kunnen hebben met betrekking tot het doel. Een bepaalde optie heeft bepaalde
positieve als negatieve gevolgen.
De descriptieve beslissingstheorie houdt zich bezig met het verklaren van het
beslissingsgedrag. De normatieve beslissingstheorie gaat verder dan het beschrijven en
verklaren, het schrijft ook voor hoe de beslisser formeel te werk moet gaan op basis van een
aantal rationele bewezen stellingen.
2.4 Prescriptieve diagnostiek
Het specifieke van prescriptieve diagnostiek is dat de fundering van de spelregels gezocht wordt
in het analyseren en blootleggen van de grondkenmerken van het professionele diagnostisch
1
,proces. Prescriptieve studies houden zich bezig met de vraag hoe de diagnosticus het best het
diagnostisch proces vorm kan geven.
De empirische cyclus kan gelden als de algemene methodologische grondstructuur van het
wetenschappelijk handelen. In deze cyclus staat de activiteit van het generen en toetsen van
hypothesen centraal, deze modellen worden vaak aangeduid als hypothese-toetsende
diagnostische modellen.
Professionele diagnostiek heeft het karakter van methodologische gedisciplineerd wikken en
wegen en het creatief inzetten van kennis en methoden met betrekking tot de cliënt, het is een
relatief open systeem.
Hoofdstuk 3 De diagnostische cyclus
3.1 Van hulpvraag tot cyclus
3.1.1 Hulpvraag, vraagstelling, onderzoeksvraag en type diagnostisch onderzoek
In de klinische praktijk start het diagnostisch proces nadat de cliënt zich aangemeld heeft met één
of meerdere hulpvragen. Deze hulpvraag wordt later samen met de cliënt geherformuleerd tot een
vraagstelling. Voor de diagnosticus is deze vraagstelling er een uit een aantal mogelijkheden of
prototypen. Door deze vraagstelling op te vatten als een onderzoeksvraag wordt er een
verbinding gelegd tussen type vraagstelling en type onderzoek.
Het onderscheid tussen diagnostische hulpvraag en type vraagstelling benadrukt dat de
diagnosticus de hulpvraag samen met de cliënt vertaalt op een abstracter niveau en dat hij het
bijpassende prototype vraag. De keuze van het onderzoekstype (onderzoeksvraag) is het
technische antwoord van de diagnosticus op de hulpvraag van de cliënt.
Tabel 3.1. Taxonomie van hulpvragen, vraagstellingstypen en onderzoekstypen
Prototype diagnostische hulpvraag Type vraagstelling Type onderzoek Code
Hoe moet ik verwoorden wat ik t.o.v. mij/dit kind Verheldering Verhelderend VHD
ervaar?
Wat is er met mij/dit kind aan de hand? Onderkenning Onderkennend ODK
Waarom is dit met mij/dit kind aan de hand? Verklaring Verklarend VKR
Hoe kan ik/dit kind het best geholpen worden? Indicatie Indicerend IDC
3.1.2 Diagnostische hulpvraag en diagnostisch scenario
Bij veel diagnostische hulpvragen is er niet sprake van één vraag maar van meerderen. Bij een
combinatie van diagnostische hulpvragen is er ook sprake van een combinatie van
onderzoekstypen.
Bij het samengaan van diagnostische hulpvragen en daarop afgestemde typen onderzoek is de
volgorde van het onderzoek niet willekeurig. Onderkenning (wat is er aan de hand) gaat altijd voor
indicatie (hoe kan het verholpen worden). Het doel van elk diagnostisch onderzoek is het optimaal
antwoord geven op de hulpvraag van de cliënt.
Wanneer er sprake is van een combinatie van hulpvragen is er altijd sprake van een noodzakelijke
volgorde. Deze volgorde noemen we een diagnostische scenario. De verheldering van de
hulpvraag is altijd stap 1, want het draait om de hulpvraag van de cliënt.
- 0-scenario = na het verhelderende onderzoek is er geen verder onderzoek meer nodig
- 1-scenario = na het verhelderende onderzoek is er nog één verder onderzoek nodig
- 2-scenario = na het verhelderende onderzoek zijn er twee verdere onderzoeken nodig
- 3-scenario = na het verhelderende onderzoek zijn er drie verdere onderzoeken nodig
In het meest volledige geval is er sprake van een 3-scenario, de volgorde staat gegeven in tabel
3.1 en tabel 3.2.
2
,Tabel 3.2 Correspondentie van onderzoekstypen, stappen en onderzoekscomponenten in het
diagnostische scenario
Onderzoekstype Stap Component Code
Verhelderend 1 Klachtanalyse KA
Onderkennend 2 Probleemanalyse PA
Verklarend 3 Verklaringsanalyse VA
Indicerend 4 Indicatieanalyse IA
De stappen in het diagnostisch scenario zijn elkaar opvolgende onderzoekstypen met elk een
eigen intrinsiek doel.
3.1.3 Verschillende typen diagnose en typen diagnostische hypothese
De term diagnose heeft twee verschillende betekenissen:
1. Onderkenning van een stoornis
2. Verklaring voor het probleem of de stoornis
In dit boek wordt de term diagnose losgekoppeld van één bepaald type diagnostiek. Men spreekt
hierbij van een verhelderende, onderkennende, verklarende of indicerende diagnose.
Een hypothese is een voorlopige uitspraak die nog aan feitenmateriaal getoetst moet worden en
dit kan dus ook een verhelderende, onderkennende, verklarende en indicerende hypothese zijn. In
de praktijk wordt er vaak verwezen naar een hypothese toetsend model, en dan worden er vaak
verklarende hypothesen getoetst.
3.2 De diagnostische cyclus
Het diagnostisch proces werd hierboven neergezet als het rechtlijnig doorlopen van de volledig
reeks onderzoeken, in de praktijk is dit echter niet het geval. De problematiek van mensen vergt
meestal het herhaald doorlopen van het volledige scenario of onderdelen daarvan. Het heeft een
cyclisch verloop.
In de diagnostische cyclus hangt de beslissing van de diagnosticus om door te gaan, stappen te
herhalen of terug te gaan af van de mate van zekerheid van de informatie die de betreffende stap
oplevert. Een diagnostisch proces heeft vaak een cyclisch proces.
Het onderzoek begint bij de aanmelding (Anm) van de cliënt en eindigt bij het advies (Adv). Bij het
voorwaarts bewegen of teruggaan binnen de cyclus dient het resultaat van iedere stap als
uitgangspunt voor de daaropvolgende stap. Teruggaan is het zowel het herhalen van de vorige
stap als het herhalen van twee stappen terug. Elke stap levert een conclusie op en als deze
conclusie te onzekerheid is wordt er teruggekeken naar de afgelopen stappen en de onzekerheid
achterhaald.
3.2.1 Klachtanalyse
Klachten van de cliënt vormen de natuurlijke ingang tot het diagnostisch proces. Klachten zijn
uitspraken die aangeven dat de situatie, het gedrag van de cliënt, of de gevolgen daarvan, door
de cliënt als negatief worden beleefd. In de klachtanalyse verzamelt de diagnosticus de klachten
en gaat hij na of de verwoording ervan door de cliënt ook daadwerkelijk overeenkomt met wat
deze bedoelt. Samen met de cliënt bedenkt de diagnosticus een diagnostische hulpvraag die aan
de klachten tegemoet zou kunnen komen. De uitkomst van een klachtanalyse is de
verhelderende diagnose = een ordening van de klachten die door de cliënt worden
onderschreven en herkend en waarop de hulpvragen betrekking hebben.
3.2.2 Probleemanalyse
Problemen zijn situaties of gedragingen van de cliënt waarover de diagnosticus op empirische of
theoretische gronden kan aannemen dat er sprake is van een voor de cliënt ongunstige toestand.
In de probleemanalyse legt de diagnosticus een verband tussen klachten en problemen, hij
controleert de correspondentie, groepeert en benoemt de problemen en berekent de ernst
hiervan. De uitkomst van de probleemanalyse is een benoeming van het probleem of de
problemen = onderkennende diagnose.
3
,3.2.3 Verklaringsanalyse
Verklaringen zijn getoetste uitspraken over condities, die afzonderlijk of in samenhang het
probleem hebben doen ontstaan of in stand houden. In de verklaringsanalyse genereert de
diagnosticus hypothesen, leidt hij er empirisch toetsbare voorspellingen uit af, formuleert en toetst
deze en stelt een integratief beeld op. De uitkomst van de verklaringsanalyse is een
samenhangend beeld waarin één of meerdere condities als verklaring voor het probleem gelden =
verklarende diagnose.
3.2.4 Indicatieanalyse
Indicaties zijn empirisch of theoretisch onderbouwde aanbevelingen voor één of meerdere
interventies. In de indicatieanalyse formuleert de diagnosticus in overleg met de cliënt een globaal
interventiedoel, inventariseert hij de in aanmerking komende typen interventie, bepaalt in overleg
het nut van de mogelijke alternatieven, onderzoekt of de indicatiecriteria voor de verschillende
interventies van toepassing zijn, schat de kans van slagen in van de mogelijke keuzen en
formuleert een uiteindelijke aanbeveling. De uitkomst van de indicatieanalyse is een lijst van
aanbevelingen voor mogelijke interventies (indicaties) = indicerende diagnose.
3.3 De diagnostische cyclus als onderdeel van de klinische cyclus
De hoofdactiviteiten in de hulpverlening kunnen verdeeld worden onder diagnostiek en interventie.
De diagnostische cyclus heeft betrekking op de stappen voor het uitvoeren van de interventie,
maar staat er niet los van. De laatste stap, de indicatieanalyse, leidt tot het kiezen van een
interventie en het formuleren van een globaal doel. Na de indicatieanalyse wordt er een nieuwe
empirische cyclus doorlopen (een interventie-, behandelings-, of therapiecyclus). De koppeling
van de diagnostische cyclus (DC) aan de therapiecyclus (TC) met als stappen planning (PL),
uitvoering (UV) en beoordeling van het effect (BE) leidt tot een volledige klinische cyclus. De DC
en TC hebben dan een status van deelcycli.
Tot slot wordt vanuit normatief standpunt een evaluatie (EV) vereist van de opbrengt van de
volledige cyclus.
De kwaliteit van de hulpverlening is gebaat bij het beschikken over beide prescriptieve modellen
(diagnostische en therapeutische cyclus). Het samenvoegen van de DC en TC verminderd niet de
waarde van de cyclussen apart. Daar zijn twee argumenten voor:
1. Er zijn problemen waarvoor geen interventie bekend, beschikbaar of nodig is. Of er zijn
gevallen waarbij diagnostische informatie ontbreekt of onbekend is. Er is hierbij sprake van
één deelcyclus.
2. Als er wel een volledige klinische cyclus mogelijk is, vormt de ene deelcyclus een controle op
de ander.
In de klinische cyclus wordt de keuze voor de interventie bepaald door informatie die verkregen is
in de DC. Het is dus van belang dat deze informatie juist is. Een evaluatie van het interventie- of
behandelingseffect moet ook een evaluatie van de diagnostiek zijn. Het kan zo zijn bij een
evaluatie dat of de informatie van de DC verkeerd is of de interventie/behandeling van de TC
verkeerd uitgevoerd is. Je kan pas zeggen dat de juiste diagnose was gesteld als de interventie
juist uitgevoerd is. Deze evaluaties behoren tot de klinische cyclus.
Ook de behandelingscyclus bestaat uit een aantal stappen: verkennende behandelingsanalyse
(VBA), voorspellen van reacties (VR), toetsende behandeling (TB) en evaluatie ten opzichte van het
globale doel (EGD). Er is een voorkeursvolgorde en je kan altijd terug naar eerdere stappen.
De term regulatieve cyclus verwijst net als de term empirische cyclus naar de algemene
methodologische grondfiguur van het wetenschappelijk handelen. Regulatieve cyclus is bedacht
door van Strien en hij ziet een beknotte vorm van het probleemoplossend omgaan met de
werkelijkheid in het algemeen. Hij gebruikt de term regulatief om aan te geven dat diagnosticus
vanaf het begin gericht is op het veranderen van een ongewenste situatie. Het denkproces wordt
in alle fasen begeleid door een normatief moment. De regulatieve cyclus van Van Strien hoeft niet
altijd tot een ingreep te leiden, er is ruimte om terug te keren naar voorgaande stappen en zelfs
ruimte om naar de klachtanalyse terug te gaan.
4
,3.4 Model en praktijk
De diagnostische cyclus die doorlopen wordt in de praktijk kan verschillende vormen en gradaties
van strakheid aannemen. De diagnosticus kan er los mee om gaan en de toepassing van de
cyclus wordt pas achteraf in het diagnostisch verslag zichtbaar. Maar de diagnosticus kan er ook
strak mee om gaan en werken volgens het vooraf vastgelegde stappenplan.
Het kan ook zo zijn dat niet elk onderdeel van de diagnostisch cyclus aan bod komt. Redenen
hiervoor zijn:
- De diagnosticus heeft een gebrek aan middelen/tijd om alle procedures te doorlopen
- De diagnosticus denkt dat hij al genoeg informatie heeft door het gedeeltelijk te doorlopen
- De diagnosticus heeft niet voldoende kennis om de cyclus volledig te doorlopen
Er zijn ook redenen waarom bijvoorbeeld de stap van de verklaringsanalyse heel erg belangrijk is.
Dit kan zo zijn wanneer:
- Het probleem hardnekkig is en eerdere hulpverlening niet succesvol was
- Er meerdere interventies te bedenken zijn is het goed om de verklaringsanalyse uitgebreid te
hebben zodat de beste interventie gekozen kan worden
- De cliënt de verklaring voor zijn probleem wil kennen
De diagnostische cyclus is een leidraad voor een diagnosticus maar hij kan hiervan afwijken of
een alternatief voor kiezen.
Flexibiliteit met betrekking tot de omzetting van het model in concrete diagnostische procedures
is noodzakelijk. De cyclus kan ook een rol spelen bij de ontwikkeling van technische hulpmiddelen
die ter ondersteuning van het diagnostische proces ingezet kunnen worden.
Met de term klinisch oordeel wordt het oordeel van de diagnosticus op grond van eigen
overwegingen bedoeld, het wordt dus niet ondersteund door methodologie. Bij deze
oordeelsvormingen zijn er een aantal cognitieve vuistregels/heuristieken werkzaam die tot fouten
of vertekeningen leiden. Enkele belangrijke heuristieken zijn waar in de klinische praktijk opgelet
moet worden zijn:
- Causale attributie = de persoon die handelt (cliënt), verklaart zijn gedrag vaak vanuit externe/
situationele omstandigheden. De diagnosticus (hulpverlener) verklaart het handelen vaak intern.
- Gedragsconfirmatie = het door eigen gedrag uitlokken van informatie die de eigen
denkbeelden ondersteunt
- Beschikbaarheid = het oordeel over de mate waarin een verschijnsel voorkomt, wordt geleid
door het gemak waarmee men voorbeelden kan bedenken
- Representativiteit = het oordeel over de kans waarmee een verschijnsel optreedt, wordt geleid
door de mate waarin het te beoordelen verschijnsel overeenkomt met wat als daarvoor
typerend wordt opgevat
- Verankering = oordelen over de frequentie of omvang van verschijnselen blijven sterk
verankerd in de aanvangswaarden die de beoordelaar hanteert
- Confirmatorische teststrategie = het opzoeken van informatie die bij de eigen mening
aansluit
Deel 2 Handleiding
Hoofdstuk 4 De aanmelding
4.1 Verantwoording
De aanmelding valt strikt genomen niet onder de diagnostische cyclus, maar het wordt gezien als
het startpunt van de diagnostische besluitvorming. De aanmeldingsfase eindigt wanneer er
besloten wordt om de cliënt wel of niet uit te nodigen voor een gesprek.
Een goede start met de cliënt is belangrijk. Een slecht samenwerkingsverband kan een negatief
effect hebben op de informatie die de cliënt geeft.
4.2 Begrippen
4.2.1 Verwijzer, aanmelder, opdrachtgever, cliënt, cliëntsysteem, betrokkenen
Verwijzer = de persoon die de cliënt vanuit een professionele relatie met die cliënt heeft gewezen
op het belang van psychopedagogische hulpverlening.
5
, Aanmelder = de persoon die daadwerkelijk met de hulpverlener contact heeft opgenomen met
het verzoek aandacht te besteden aan de problematiek van de cliënt.
Opdrachtgever = persoon die vanuit een wettelijk-professionele bevoegdheid de opdracht heeft
gegeven tot het uitvoeren van een diagnostisch onderzoek. Het diagnostische onderzoek moet
antwoord geven op de de door opdrachtgever geformuleerde hulpvraag. Opdrachtgever kan de
cliënt zelf zijn, maar ook een externe opdrachtgever.
Cliënt = persoon op wie het diagnostisch onderzoek betrekking heeft.
Cliëntsysteem = groep van personen waarop het diagnostisch onderzoek betrekking heeft.
Betrokkenen = alle overige personen of instanties die zodanig aan de aanmelding en het
vervolgtraject zijn gerelateerd dat zij op de hoogte moeten worden gesteld van de uitkomsten van
het diagnostisch onderzoek.
Een cliënt kan altijd meerdere posities innemen, hij zou bijvoorbeeld ook aanmelder kunnen zijn.
4.2.2 Professionele relatie en samenwerkingsrelatie
De aanmeldingsfase kan pas worden afgesloten nadat de grenzen van de professionele relatie en
de daarbij horende rechten en plichten zijn afgebakend. Voordat het diagnostisch traject begint
moet er duidelijk zijn wie de opdrachtgever is, of dat een externe opdrachtgever is of de cliënt
zelf. Er wordt gekeken of de hulpvraag beantwoord kan worden door de diagnosticus of dat
herformulering nodig is.
Professionele relatie verwijst naar de formele positie die de betrokkenen ten opzichte van elkaar
innemen. Samenwerkingsrelatie verwijst naar de kwaliteit van het contact zoals dat tussen de
cliënt en de hulpverlener plaatsvindt.
4.2.3 Aanmeldingstraject, vervolgtraject, hulpverlenings- en dienstverleningstraject, procedurele
en inhoudelijke vrijheid (beslisruimte), verslag van de aanmelding, startcontract
Aanmeldingstraject = de gang van zaken zoals die tot de feitelijke aanmelding heeft geleid. Dit
gaat om wat zich wanneer heeft afgespeeld en wie daarbij betrokken was.
Het vervolgtraject = de gang van zaken bij voortzetting van het contact. Er zijn verschillende
vervolgtrajecten die invloed hebben op de diagnostische besluitvorming in de praktijk. De
praktijkcontext waarbinnen de diagnostiek plaatsvindt bepaalt de aard van het vervolgtraject.
Hulpverleningstraject = als de opdrachtgever ook de cliënt is of zijn wettelijke
vertegenwoordiger, er is hier sprake van als de aanmelding vrijwillig was. Dienstverleningstraject
= als de opdrachtgever een extern persoon is en niet de cliënt zelf. De cliënt werkt mee aan het
traject maar niet zo zeer vrijwillig.
Procedurele vrijheid = wanneer er geen stappen uit de diagnostische cyclus van te voren
worden vastgelegd, er wordt na de klachtenanalyse besloten welke stappen er gezet gaan
worden. Inhoudelijke vrijheid = heeft betrekking op de mate van beslisvrijheid wat de inhoud
betreft van wat wordt onderzocht. Als zowel cliënt als hulpverlener inspraak hebben in wat
onderzocht wordt hebben ze beiden beslisruimte, als één van de twee het bepaald dan wordt de
beslisruimte van de ander ingeperkt. Een traject waar inhoudelijke vrijheid is voor beide partijen is
altijd in een vrijwillige hulpverleningscontext. Bij institutionele instellingen worden zowel de
beslisruimte van de cliënt als van de hulpverlener beperkt, die van de hulpverlener door de
randvoorwaarden van de instelling.
Verslag van de aanmeldingsfase = samenvatting van de relevante informatie die tijdens de
aanmelding is verzameld. Dit verslag kan men weergeven in de vorm van een startcontract =
hierin legt de hulpverlener vast wat hij van de cliënt verwacht en wat de cliënt van hem kan
verwachten.
4.3 Voorwaarden in de aanmeldingsfase: professionele voorwaarden
In de aanmeldingsfase gelden vooral professionele voorwaarden (relationeel en zakelijk). Men
moet voorkomen Relationele voorwaarden = de diagnosticus moet in staat zijn tot een
luisterende, empathische, ondersteunende en integere houding. Een goede relatie tussen cliënt en
hulpverlener zal ervoor zorgen dat ze meer bereid zijn om mee te werken en dat ze meer
vertrouwen hebben in het handelen van de hulpverlener. Zakelijke voorwaarden = de
diagnosticus moet in staat zijn om correcte informatie te verstrekken over wat de cliënt en/of de
6
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur annemieks. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.