BVL - LE 2 | UA FSW OOW | 2019-2020
LEEREENHEID II
LEERWIJZER
I. een aantal relevante studentenkenmerken te omschrijven;
II. begrippen leerpatroon, zelfregulatie en studie-aanpak en hun samenstellende componenten te omschrijven;
III. begrippen leerpatroon, zelfregulatie en studie-aanpak met elkaar te vergelijken;
IV. aan te tonen (theoretisch en in concrete gevallen) hoe studentenkenmerken en leeromgevingskenmerken
met elkaar interageren om het leren van studenten te bepalen;
V. concrete situaties te analyseren vanuit de kaders uit deze leereenheid en op basis daarvan suggesties ter
verbetering te suggereren.
Model van Clement
De samenhang tussen componenten van een
opleidingsonderdeel.
o Kwaliteit van afzonderlijke componenten heel
belangrijk.
o Doelstellingen: ankerpunt van het
onderwijsleerproces.
o Constructivistisch (student onderneemt actie
om leren vorm te geven).
TEKST I: DE LEERLING
Focus gaat van individueel leren (Biggs) stelselmatig naar collaboratief leren.
1
,BVL - LE 2 | UA FSW OOW | 2019-2020
Aandacht voor leren van leerlingen uit
Leerpsychologische invalshoek;
o operationalisering via
Uitwendig waarneembare leeractiviteiten;
• Bv. onderstrepingen, markeringen, aantekeningen, gesprekken, enz.
Inwendig, mentale leeractiviteiten.
• Denkactiviteiten die leerlingen gebruiken om te leren.
Sociaal-culturele setting.
Basisideologie bij onderwijzen verschoof
(van) kennisoverdrachtmodel;
(naar) kennisconstructiemodel: begeleid leerlingen zodat ze zelf kennis opbouwen. Redenen:
o Leertheoretisch: kwaliteit van kennis is beter bij actieve kennisconstructie;
o Maatschappelijk: vaardigheden en inzichten om kennis te verwerven zijn
noodzakelijk in zowel maatschappij, beroep als technologie (en moet op school
geleerd worden).
Uitgangspunten in voortgezet (secundair) onderwijs NL:
Verwerven van vaardigheden;
Leren gebruiken van kennis;
Samenhang tussen leerstofonderdelen en vakken.
LEERFUNCTIES
Processen die tijdens het leerproces moeten worden uitgevoerd;
o Leeractiviteiten: leerfuncties uitgevoerd door leerlingen;
o Doceeractiviteiten: leerfuncties uitgevoerd door de docent.
LEERACTIVITEITEN
Cognitief Affectief Metacognitief
Denkactiviteiten met Verwerken van gevoelens. Al dan niet bewust
leerresultaten op (zelf)reguleren/sturen van
Mentale vlak; cognitieve en affectieve
o Kennis, begrip, activiteiten.
inzicht, enz.
Materiële vlak.
o Aantekening,
samenvatting,
schema’s, enz.
Relateren; Attribueren; Oriënteren;
Structureren; Motiveren; Plannen;
Analyseren; Concentreren; Proces bewaken;
Concretiseren; Zichzelf beoordelen; Toetsen;
Toepassen; Waarderen; Diagnosticeren;
Memoriseren; Inspannen; Bijsturen;
Kritisch verwerken; Emoties opwekken; Evalueren;
Selecteren. Verwachten. Reflecteren.
2
,BVL - LE 2 | UA FSW OOW | 2019-2020
LEERSTRATEGIEËN (gaan sneller veranderen dan LO en LC).
Cognitieve leerstrategieën
Diepteverwerking;
o Leerlingen zoeken actief naar samenhangen tussen leerstof;
o Proberen structuur aan te brengen (overzicht);
o Denken kritisch na over de leerstof.
o Hoofddoel: inzicht.
Stapsgewijze verwerking;
o Stap voor stap;
o Oog voor detail.
o Hoofddoel: uit het hoofd leren.
Concrete verwerking (nieuw, niet in model Biggs).
o Oog voor praktisch bruikbare elementen;
o Veel concretiseren en toepassen.
Affectieve leerstrategieën
Gunstig affectief patroon;
o Succeservaring toegeschreven aan stabiele, interne en globale oorzaken.
Bv. grote eigen bekwaamheid.
o Faalervaringen toegeschreven aan variabele, externe en specifieke oorzaken.
Bv. verkeerde leerstrategie, pech.
Ongunstig affectief patroon.
o Succeservaring toegeschreven aan variabele, externe en specifieke oorzaken.
Bv. geluk, hulp gekregen, gemakkelijk opdracht, enz.
o Faalervaringen toegeschreven aan stabiele, interne en globale oorzaken.
Bv. gebrek aan eigen bekwaamheid.
Regulatieve leerstrategieën
Zelfsturing van leerprocessen;
o Leerlingen verrichten regulatieactiviteiten om hun leren te sturen.
Bv. oriënteren, plannen, bewaken, sturen, enz.
Externe sturing van leerprocessen;
o Aangebracht door de omgeving.
Bv. aangereikte leerdoelen, leeraanwijzingen, enz.
Stuurloze regulatiestrategie.
o Zijn niet in staat tot zelfsturing of externe sturing.
LEERCONCEPTIES
= persoonlijke theorie over leren en onderwijzen, kennis en opvattingen die leerlingen hebben over
leerdoelen, leertaken, leersituaties, activiteiten die mogelijk en nuttig zijn in een gegeven situatie, en
over zichzelf als lerende.
Kern: Niet de onderwijsmaatregelen, maar de interpretaties ervan sturen leergedrag.
Ze kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van leren:
Concepties van leeractiviteiten en leerstrategieën;
3
,BVL - LE 2 | UA FSW OOW | 2019-2020
o Kennis en opvattingen over leeractiviteiten en -strategieën die mogelijk zijn om
verschillende leertaken aan te pakken;
o Bv. neem ik feiten en definities over in mijn samenvatting, of beschrijf ik eigen
woorden het betoog van de auteur?
Concepties van zichzelf als lerende;
o Beeld dat leerlingen van zichzelf als lerende hebben: zelfconcepten en zelfwaarden;
o Opvattingen over de eigen sterktes en zwaktes: subjectieve competentie.
Concepties van leerdoelen;
o Kennis en opvattingen over verschillende soorten leerdoelen die leerlingen voor
mogelijk houden;
o Bv. moet ik hoofdstuk 4 reproduceren of kritisch verwerken?
Concepties van leertaken;
o Kennis en opvattingen over verschillende soorten leertaken en hun kenmerken;
o Bv. manier waarop studieteksten zijn opgebouwd (horizontaal of verticaal).
Concepties van leren en studeren;
o Visie van leerlingen over wat leren en studeren inhoudt;
Reproductieve conceptie: opnemen van de aangeboden kennis;
Constructieve conceptie: opbouwen van kennis;
Combinaties.
Sturingsconcepties;
o Kennis en opvattingen van lerenden over de optimale taakverdeling tussen henzelf
en anderen (bv. docenten). Wat is ‘goed onderwijs’?
Dirigistische conceptie: grootste verantwoordelijkheid bij docenten;
Open vorm van onderwijs: leerlingen accepteren verantwoordelijkheden.
LEERORIËNTATIES (hangt samen met MOTIVATIE - leerpsychologie)
= persoonlijke doelstellingen en intenties van leerlingen. Deze zijn mogelijks niet gelijk aan de
doelstellingen van docenten. Er zijn veel leeroriëntaties (bv. ook conditionele (sociale contacten,
dagelijkse sleur verbreken)), maar grofweg wordt de volgende onderverdeling gemaakt:
Intrinsieke leeroriëntatie;
o Doel: de opleiding zelf (persoonlijke interesse);
Extrinsieke leeroriëntatie;
o Doel: buiten de opleiding (opleiding = middel);
Prestatiegerichte leeroriëntatie.
o Doel: hoge leerprestaties neerzetten
Relatie tussen leeroriëntaties en manier van leren:
Leeroriëntaties beïnvloedend voor leeractiviteit, en andersom.
Bv. intrinsieke LO irt. relateren, structureren, concretiseren, kritisch verwerken;
Bv. extrinsieke LO irt. memoriseren, herhalen;
Bv. prestatiegerichte LO irt. diegene die hoogste cijfers opleveren.
LEERSTIJLEN (zie ook TEKST II)
= consistentie in leergedrag.
= samenhangend geheel van leerstrategieën die leerlingen gewoonlijk gebruiken, hun leerconcepties
(wat is leren) en hun leeroriëntaties (motivatie), kenmerkend voor een bepaalde periode.
4
,BVL - LE 2 | UA FSW OOW | 2019-2020
1e generatie leerstijltheorieën: omstandigheden waardoor mensen verkiezen te leren.
o Bv. licht, warmte, geluid, enz.
2e generatie leerstijltheorieën: richt zich voornamelijk op cognitieve verwerkingsprocessen,
later aangevuld met motivationele aspecten
o Bv. Pask: serialistische en holistische leerstijl;
o Bv. Kolb: doener-, denker-, dromer-, beslissertypologie.
3 generatie leerstijltheorieën: geven ook metacognitieve opvattingen en regulatie plaats in
e
de conceptualisatie van “leerstijl”.
Meer: zie tekst II.
LEREN IN VERSCHILLENDE CONTEXTEN
Leerstijlen laten zich beïnvloeden door
Onderwijscontext;
Studentenpopulatie.
o Bv. volwassenonderwijs: ‘bewijs jezelf”: reproductie- en betekenisgericht;
o Bv. BSO: toepassingsgericht;
o Samenhang tussen LS, LC en LO neemt toe als leerlingen ouder worden.
Leerstijlen zijn dynamisch: ze ontwikkelen.
Leergedrag is tamelijk consistent over tijd, maar niet onveranderbaar.
Dissonantie (Meyer): de verwachte samenhang tussen LS, LC en LO treedt niet op. 5 vormen:
Gebrek aan differentiatie binnen LS, LC en LO;
o Leerlingen zien geen verschil tussen manieren van leerstof verwerken, diverse
manieren van regulatie, verschillende LC en motieven.
o Oorzaak: gebrek metacognitieve kennis.
Gebrek aan integratie tussen LS, LC en LO;
o Activiteiten stemmen niet overeen met opvattingen over leren of leermotieven:
opvattingen, motieven en handelingen zijn niet congruent.
Onverenigbaarheid van LS, LC en LO;
o Tegengestelde krachten werken op elkaar in.
Bv. externe regulatie + diepteverwerking;
Bv. interne regulatie + oppervlakteverwerking.
Ontbreken van elementen;
o ‘kale versie’ van een leerstijl.
Ontbreken van een hele leerstijl.
o Bv. vaak voorkomend: ontbreken van duidelijke toepassingsgerichte leerstijl.
VOORKENNIS, LEERACTIVITEITEN, LEERRESULTATEN
Relatie tussen (vakinhoudelijke) voorkennis en aard van de leerstrategie;
o Veel voorkennis: leerstrategieën minder belangrijk, en omgekeerd.
LS kunnen tot op zekere hoogte gebrek aan voorkennis compenseren;
Te weinig voorkennis = te weinig inhoudelijke houvast = memoriseren!
• Aanwezige kennis maakt het gemakkelijker verbanden te leggen,
concrete voorbeelden te bedenken, enz.
Relatie tussen leeractiviteiten en (vakinhoudelijke) leerresultaten;
5
, BVL - LE 2 | UA FSW OOW | 2019-2020
o Varieert ngl. vakgebied en wijze van toetsing.
Ongericht Reproductiegericht Betekenisgericht Toepassingsgericht
Toets: uitslagen negatief geen of negatief positief geen
Video negatief meestal positief positief positief
Relatie tussen leeractiviteiten en leerstrategie.
o Meer vaardigheid in het gebruik van LS of veranderingen in de LC, LO van leerlingen;
Reflectie + ervaring kan resulteren in ontwikkeling van LC;
Affectieve strategieën kunnen zelfconcept veranderen.
o Plausibel verband;
INDIVIDUELE EN SOCIAAL-CULTURELE VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN
INTELLIGENTIE;
o Belangrijke voorspeller van leerprestaties;
Grote individuele verschillen.
Opgelet: metacognitieve vaardigheden zijn betere voorspellers!
• Onderwijs: probleemaanpak kan intellect compenseren.
o Wat is intelligentie? Verschillende visies;
Mate van hoe goed iemand variëteit aan cognitieve taken kan uitvoeren;
Vermogen tot adaptie (Sternberg): mate van flexibiliteit ter adaptie aan een
nieuwe situatie;
Meervoudige intelligenties (Gardner).
• Verbaal/linguïstisch;
• Logisch/mathematisch;
• Visueel/ruimtelijk;
• Muzikaal/ritmisch;
• Lichamelijk/kinesthetisch;
• Interpersoonlijk;
• Intrapersoonlijk;
• Natuurgericht.
o Hoe meten?
Intelligentietest (met intellectuele vaardigheden);
• Resultaat: IQ (verhouding cognitieve vaardigheid irt. leeftijd);
• Gemiddeld: 100 (voor de leeftijd);
• Nadeel: meet cultuurspecifieke kennis.
o Verschillende componenten;
Inductief redeneren;
Kwantitatief redeneren;
Verbale vaardigheid;
Sequentieel redeneren.
o Discussie:
Is intelligentie erfelijk?
6