Ethologie van de huisdieren
Ethiek = zelfstudie (ae.imcode.com)
Hoofdstuk 1 - inleiding:
Gedrag = enige communicatiemiddel met patiënt.
Ethologie biologische studie van gedrag
Ethos = gewoonte, aard, norm
Logos = de leer
Beroemde ethologen:
Lorenz (AU) inprenting vs instinct. Vooral met vogels getest.
Tinbergen (NL) onderzoek aan vissen, meeuwen en insecten. Hij heeft de 4 basisvragen
van ethologie geformuleerd.
Elke vraag kun je op 4 manieren beantwoorden:
2 proximate vragen en 2 ultimate vragen
1. Veroorzaking – causaliteit welke oorzaak hoort bij het beschreven gedrag.
2. Ontwikkeling – ontogenie hoe gedrag zich ontwikkelt in de loop van het leven van een
individu.
3. Evolutie - fylogenie hoe heeft iets zich ontwikkelt in de evolutie en hoe is dat vastgelegd.
4. Functie - adaptie waarom doet een dier hetgeen dat hij doet dus wat is de functie
daarvan.
Ethologische kennis kan iets zeggen over welzijn, leerprocessen en modellen die gedrag verklaren.
Dit is de toegepaste ethologie.
Als je de interactie tussen mens en dier verbetert, optimaliseer je de productie.
Observeren is belangrijk om vragen te beantwoorden die je niet door een klinisch onderzoek kan
vinden.
Er zijn een paar valkuilen.
Filmpje gedraging opschrijven
Staart kwispelt, grond ruiken, omhoog komen en naar konijn kijken, blijft stil zitten, kwispelt
weer, kijkt weg, gaat weer liggen maar let nog steeds op konijn, draait hoofd weg en weer
terug naar konijn, staat op en buigt over konijn heen, kwispelt en loopt paar passen weg,
snuffelt aan grond en gaat weer liggen, springt op en blijft om hoek staan, snuffelt aan
grond, komt dichterbij, gaat zitten en weer liggen en staat weer op, gaat opnieuw liggen,
springt op zodra konijn beweegt, gaat liggen maar blijft opletten, schud hoofd, gaat zitten is
nog steeds gefocust.
Let op dat je er geen interpretaties in legt geen enthousiasme, onderdanig etc.
Oversprong gedrag is als het dier niet weet hoe hij zich moet gedragen. Dus bijv. twijfelt tussen angst
en enthousiasme.
Men observeert vaak wat men verwacht te observeren. Dit kan je oplossen door objectief en
systematisch te observeren. Gebruik een controle situatie en stel open vragen.
Context is heel belangrijk voor een situatie.
Ethogram = lijst met gedragingen die voor kunnen komen. Voorkom interpretatie van emoties.
,Hoofdstuk 2 - Evolutie domesticatie en genetica:
Gedrag steunt op informatie opgeslagen in het genoom (aangeboren) en op informatie uit
individuele ervaring (aangeleerd).
Er is in aangeboren gedrag nog wel een leer component en aangeleerd gedrag is ook deels genetisch
bepaald.
Deel van het gedrag is dusdanig genetisch vastgelegd dat het voor alle dieren hetzelfde is,
onafhankelijk van omgevingsinvloeden fixed action pattern (FAP).
Genetische selectie op gewenst gedrag of tegen ongewenst gedrag kan een belangrijk middel zijn om
dierenwelzijn te verbeteren.
Hoe meer verrijkt de opvoeding is, hoe beter ze zijn aangepast aan de uitdagingen verder in het
leven. Bijv. honden in groter kennels worden slecht gesocialiseerd en kunnen zich minder makkelijk
aanpassen.
Evolutie van gedrag:
Variabiliteit variatie tussen individuen
Erfelijkheid deel van de variatie is erfelijk
Competitie concurrentie voor schaarse hulpbronnen
Natuurlijke selectie bepaalde varianten hebben meer nakomelingen kenmerk neemt
toe in frequentie
Adaptie individuen die het best zijn aangepast aan omgeving overleven
Natuurlijke selectie: gebeurt op gen niveau onder invloed van de omgeving. Survival of the fittest =
degene die het best passen in de omgeving
Seksuele selectie: onder invloed van de andere sekse. Staart van de pauw is niet handig maar trekt
wel vrouwtjes aan. De positieve effecten wegen dan dus op tegen de negatieve effecten.
Kunstmatige selectie: onder invloed van de mens survival op the appropiatie
Fixed action patterns hebben signaalwaarde, ze ontstaan in sociale situaties. Het zijn basale dingen
die elke diersoort heeft. Bijv. een paard staat op door eerst de voorbenen omhoog te brengen en dan
zijn kont. Runderen doen dit andersom.
Ritualisatie zijn gedragingen die door de evolutie heen gaan. Zonder dat het is afgesproken hebben
paarden rituelen die ze uitvoeren.
Bij oversprong gedrag hebben dieren een intern conflict.
Functie van gedrag linken aan voordelen van het individu (niet de soort). Het succes daarvan zorgt
voor de fitness. Fitness = reproductief succes.
Evolutie selecteert gedrag dat verschil tussen kosten en voordelen maximaliseert om zo tot het
optimale gedrag te komen.
Een groot territorium zorgt voor meer voedsel maar kost ook meer tijd en energie. Het is dus niet
alleen de functie maar ook de economie. Dus wat het je oplevert.
Domesticatie = het proces dat dieren bij mensen gaan wonen en dat de mens afhankelijk wordt van
het dier en andersom. Het fokken hoort daar ook bij.
Domesticatie is dus niet het temmen.
Het standaard domesticatiemodel is dat dieren 10.000 jaar geleden voor het eerst werden
gedomesticeerd. Vrijwel elke soort is afkomstig van 1 voorouderlijke soort en 1 domesticatie event.
, Geschiktheid gedragsmatige factoren domesticatie:
Gevolgen van domesticatie:
- Morfologie schedel hond wordt breder en korter, verschil in rassen en toename witte
dieren etc.
- Fysiologie kleinere bijnieren, reproductie minder seizoensgebonden, laten schieten
van melk en gewijzigde hormonenproductie.
Belyaev silver fox experiment van vos tot hond
2.4 t/m 2.7 hoef je niet te kennen
Hoofdstuk 3 - Gedrag en fysiologie
Gedrag is een complexe serie fysiologische processen.
Centraal zenuwstelsel = brein en ruggenmerg, extern zenuwstelsel = de rest.
Zenuwstelsel is voor de snel en kortdurende effecten.
- Animale deel = bewust, bijv. je arm optillen
- Autonome deel = onbewust, bijv. ademhalen
Sympathisch maakt lichaam klaar voor actie
Parasympatisch zenuwstelsel zorgt ervoor dat je weer tot rust komt. Warmte wordt
afgevoerd en bloedtoevoer wordt weer normaal.
Endocriene stelsel
- Trager en langdurend
Wordt geregeld door hormonen
Bestaat uit neuronen die zorgen dat spieren aangespannen worden. Ze hebben een axon.
Er is een sterke interactie tussen het zenuwstelsel en het endocriene stelsel = neuro-endocrine
stelsel.
Centrale regulatie van gedrag door het endocriene stelsel en zenuwstelsel. De hypothalamus ligt in
het brein en de hypofyse is een zakje wat eraan hangt. Deze twee zorgen voor die interactie.
De hypothalamus:
Reguleert het autonome zenuwstelsel
Zorgt voor homeostatische processen en emotionele reacties, denk aan lichaamstemperatuur en
seksueel gedrag
Staat in directe verbinding met de hypofyse