1 Sociologische verbeelding
1.1 Het ‘sociologisch bewustzijn’ is tamelijk recent
De astronomie is de oudste wetenschap. De tweede oudste is de natuurkunde die door de
presocratici werd gegrondvest. Bij de heropbloei na de middeleeuwen werden de
wetenschappen in dezelfde volgorde ‘herontdekt’. De eerste moderne wetenschappers waren
sterrenkundigen, gevolgd door natuurkundigen en biologen. Sinds de 18e, 1e eeuw ook
sociologie.
Het blijkt dat het gemakkelijker is om verafgelegen zaken wetenschappelijk te benaderen, dan
zaken dicht bij ons – laat staan de mens zelf. De psychologie onderzoekt het innerlijk van de
mens: affecten, waarnemingsvermogen en bewustzijn. Sociologie onderzoekt de sociale
voorwaarden waaronder men mens wordt. Alles wat we typisch menselijk noemen heeft de
mens te danken aan sociale verbanden waarin hij leeft.
EJ Dijksterhuis
1.2 De sociologische verbeelding ontstond in crisistijden
Albion Small: Eerste houder van een leerstoel sociologie in de VS
“Moderne mensen zijn er zich meer dan vorige generaties van bewust dat hun lot afhangt van
het bestaan van andere mensen. Hoe ze ook denken over de sociale bonden tussen mensen,
niemand is ooit meer geconfronteerd geweest met het feit dat die banden bestaan.”
Hiermee begon het tijdperk van de sociologie
1. Natuurlijke distantie ontbreekt:
Mensen maken zichzelf niet gemakkelijk tot object van wetenschap. Daarom is een
‘wetenschap van de maatschappij’ zo moeilijk. Omdat de maatschappij iets van mensen is, het
zit in ons, het bepaalt onze identiteit. Ze bestaat niet buiten ons. Het is dus moeilijk om een
afstandelijke, objectieve houding aan te nemen t.o.v. de samenleving.
2. Sociologie ontluistert en wekt weerstand op:
Mensen zijn geneigd zich beter voor te doen dan ze zijn. Sociologische inzichten zijn vaak
ontluisterend voor de onderzochte bevolkingsgroepen. Een objectieve benadering van het
menselijk samenleven brengt dit aan het licht. Een objectieve, rationele analyse van het
menselijk gedrag wekt weerstand op. Pierre Bourdieu noemt dit de Sociologische waarheid.
3. De sociologie is subversief: zij ontmaskert.
De sociologie gelooft niet per sé in de ‘officiële voorstelling’ van zaken. Hij gelooft alleen wat
onderzoek hem oplevert.
4. Sociologie kan alleen gedijen in een democratie.
Peter Berger vergelijkt de socioloog met een ontdekkingsreiziger die een onbekende wereld
leert kennen. Paul Scheffer
William E. Burghardt Du Bois : 1868-1963; eerste zwarte Amerikaanse socioloog die in
1903 The soul of Black folks publiceerde, een grondleggende studie in het domein van de
sociologie van ongelijkheid en racisme.
1
,De ervaring om niet helemaal thuis te zijn in een samenleving kan iemand helemaal
desoriënteren. In plaats van een scherp inzicht te ontwikkelen, ervaren ontheemden de wereld
vaak als onwerkelijk.
Karen Armstrong (2003) ”ontheemden voelen zich of ze verdwaald zijn in een universum
dat hun plotseling vreemd voorkomt. Als er geen vast punt meer is dat je ‘thuis’ is, kunnen
mensen zich niet meer oriënteren en lijkt alles betrekkelijk en doelloos. Als ze afgesneden zijn
van hun wortels, hun cultuur en identiteit, kunnen migranten en vluchtelingen het gevoel
krijgen dat ze op de een of andere manier verleppen: ze krijgen een gevoel van
onwerkelijkheid. Hun ‘wereld’, die onlosmakelijk verbonden was met hun unieke plaats in de
kosmos, is letterlijk opgehouden te bestaan.”
Franse Filosoof Montesquieu (1698-1755) voorbeeld van ontluisterende satire en
sociologische verbeelding: besefte heel goed dat de samenleving bekijken door de ogen van
vreemde niettemin een belangrijke, misschien wel de belangrijkste ontsteker van de sociale
verbeelding is. Hij publiceerde in 1721 ‘Lettres Persanes’, waarin hij de indrukken van twee
perzen op doorreis in Frankrijk beschreef. Hij toonde zo aan de fransen dat hun levenswijze vol
eigenaardige dingen zit. Hij leerde de fransen denken voorbij de alledaagse
vanzelfsprekendheden. Hij toonde ook de verbanden tussen bv religie, wetgeving,
leefomgeving, en eetgewoonten van een volk. Zijn ‘sociologisch’ hoofdwerk is ‘De l’esprit des
lois’: alhoewel sociologie nog niet bestond, gaf hij een blijk van scherpe sociologische
verbeelding.
5. Het sociologische bewustzijn wordt geprikkeld door de crisis:
In de 18e-19e eeuw werd de mens een werkelijkheid gewaar die hij voordien nog niet kende:
de sociale werkelijkheid. Er waren veel veranderingen in de sociale verhoudingen.
Ieder tijdperk heeft de neiging om zichzelf te zien als sleuteltijdperk – een tijd waarin
beslissende dingen gebeuren of op het punt staan om te gebeuren.
1.3 De twee ‘revoluties’
Van landbouw naar industrie: De opkomst van industriële maatschappij
Overgang van jacht- en verzameleconomie naar de landbouw: Neolithische revolutie ( Term
van Gordon Childe in 1922). Eigendom ontstond door het feit dat ze hun nomadische
levensstijl opgaven, zich op een vaste plek vestigden en hechtten zich aan grondgebied
waarvan zij afhankelijk waren, en eigenden het zich toe.
Omdat ze akkers verbouwden en vee teelden, konden ze op één plek blijven. ZO ontstonden
steden en dorpen. Dit vergde een meer complexe arbeidsindeling en bestuur, alsook
rechtsregels. Dit ging gepaard met overgangscrises. duurde duizenden jaren
De opkomst van grote staatsverbanden betekende dat de oude levenswijze moest worden
opgegeven. Dit ging gepaard met overgangscrises.
We leven in een tijdperk van massale sociale transformaties.
The great transformation (Karl Polanyi): “De twee grote revoluties”
Franse Revolutie
Politieke omwenteling in Frankrijk van 1789 tot 1794. In een snel tempo volgde de ene
revolutionaire vernieuwing de andere op: vorming van een grondwetgevende vergadering,
Verklaring van De Rechten van de Mens en de Burger (1789), afschaffing van de feodaliteit,
onteigening van kerkelijke eigendommen, doodstraf voor de koning, terreurbewind onder
Robespierre: veel gebeurtenissen die tot de verbeelding spraken. De Franse Revolutie staat
symbool voor politieke modernisering en democratisering in het algemeen. Met de Franse
2
,revolutie werd voor het eerst de bestaande sociale orde verworpen in naam van nieuwe
idealen: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid.
Industriële revolutie
Begon in Engeland in de late achttiende eeuw. In de 19e eeuw, verspreidde het zich over heel
Europa. Onder ‘industriële revolutie’ verstaat men de toepassing op grote schaal van
technische innovaties, te beginnen met het aanwenden van stoomkracht in de productie, in
het transport. Dit was slechts het begin van een onophoudelijke stoet van uitvindingen die de
productie tot grote hoogten opstuwde. Gevolgen: sterke stimulans voor Handel, veel
fabrieken, kanalen, spoorwegen en havens. Het dagelijks leven veranderde.
Productieverhoudingen werden onpersoonlijker. sociale vraagstuk van de 19e E: hoe konden
sociale klassen samenleven in vrede en welvaart?
De ingrijpende sociale veranderingen konden onder de noemer gebracht worden van
industrialisering (IR) en democratisering (FR). Geen enkel maatschappelijk domein ontsnapte
aan veranderingen. Het belangrijkste kenmerk van deze veranderingen, was dat het
samenleven bewust werd georganiseerd.
Zo ging de invoering van de industriële productiewijze en democratie gepaard met
veranderingen op het gebied van techniek, verkeer, handel, demografie, landbouw, recht,
verstedelijking, kapitalisme en wetenschap.
De sociologie probeert het samenspel van veranderingen te begrijpen in het licht van de
toegenomen menselijke interdependentie. Geen enkel maatschappelijk domein ontsnapte aan
veranderingen.
In landbouw- en clansamenlevingen stond men vaak hulpeloos t.o.v. de natuur (
omstandigheden buiten de wil van de mens), men kon het samenleven met andere mensen
niet controleren, het leven verliep vaak traditioneel, vernieuwing kwam weinig voor; men
herhaalde wat voorouders hadden voorgedaan, waardoor men minder een eigen individuele
identiteit had. Het was de eerste keer dat de mens doelbewust de inrichting van de
maatschappij moest bepalen en samenleven moesten begrijpen om haar te kunnen
organiseren, wilden ze niet blindelings een onvoorspelbare toekomst tegemoet gaan ‘Savoir
pour pouvoir’ (Auguste Comte)
Het sociologisch bewustzijn ontstond doordat de maatschappij de laatste drie eeuwen het
voorwerp is van een radicale (r-)evolutie, die je enkel kan verklaren als je inzicht hebt in de
specifieke wetmatigheden en eigenschappen van het menselijk samenleven – eigenschappen
die juist nu aan het licht komen omdat de maatschappij in zulke omwenteling betrokken is. De
meeste sociologen zijn bezig met hedendaagse maatschappij; geïnteresseerd in
modernisering. Ze willen verklaren hoe de mens de stap van landbouwsamenleving naar
industriële (en post-industriële)samenleving heeft gezet en nog aan het zetten is. Dit is niet
enkel intellectueel, maar heeft ook praktisch nut.
3
, De sociologie is dus een kind van de moderne tijd.
1.4 Intermezzo: beleefde verandering
Duitse schrijver en cultuurfilosoof Stefan Zweig in 1942. De turbulente veranderingen
die Zweig in zijn leven meemaakte zijn buitengewoon spectaculair. Zowat alle gebieden van
het leven ondergaan voortdurende, en vaak wereldwijde, metamorfoses. (Vb. auto’s,
elektriciteit, vliegtuigen, water, hygiëne,…)
1.5 Het sociaal probleem als bron van de sociologische
benadering
Dikwijls ligt aan de basis van een sociologische vraagstelling een sociaal probleem. (Bv.
Druggebruik, migratie, werkeloosheid, racisme, criminaliteit en veiligheid). Het is een
complexer begrip dan men op het eerste zicht zou vermoeden.
Amerikaanse socioloog Amitai Etzioni in 1976: De criteria die bepalen dat iets een
sociaal probleem is, zijn niet zo vanzelfsprekend als op het eerste zicht lijkt. Wat sociaal
problematisch is, is dus sterk onderhevig aan schommelingen.
Voorwaarden voor een sociale aangelegenheid om een sociaal probleem te vormen:
Er moet objectief iets schorten aan het samenleven. objectieve feiten
Mensen moeten een als problematisch ervaren. Men zoekt dus de subjectieve
component van een sociaal probleem. Niet alleen een feit, maar ook een probleem.
Hoe meer mensen het als problematisch ervaren, en hoe intsenser zij dit ervaren, hoe
meer het écht een probleem wordt. Sociale problemen zijn altijd door bepaalde
groepen als problematisch ervaren toestanden.
Sociale problemen mogen niet gelijkgesteld worden met door de overheid als
problematisch gedefinieerde toestanden
De socioloog betreedt het ‘sociale veld’ ook altijd als medespeler, net als iedereen. Hij
voegt eigenlijk ook maar één visie toe aan talloze definities en problematiseringen
1.6 Wright Mills over sociologische verbeelding
Amerikaanse socioloog Charles Wright Mills (1916 – 1962): Omschreef de sociologische
verbeelding als de capaciteit om verbanden te zien tussen het leven van individuen en de
historische en maatschappelijke context waarin ze leven. Het vermogen om zulke verbanden
tussen individuele klachten en sociale omstandigheden te zien.
De eerste vrucht van deze verbeelding is de idee dat het individu zijn eigen ervaringen en lot
enkel kan begrijpen als hij zichzelf weet te plaatsen binnen het tijdperk waarin hij leeft, dat hij
zijn eigen kansen in het leven enkel kan kennen, als hij zich bewust wordt van die anderen die
in dezelfde omstandigheden verkeren. De sociologische verbeelding stelt ons in staat
geschiedenis en levenslot en de relatie tussen beide binnen de samenleving te begrijpen.
Alle sociologen stellen zich eerst drie vragen:
Wat is de structuur van een bepaalde samenleving in haar geheel?
Waar staat deze samenleving in de geschiedenis
Wat is het meest voorkomende mensentype in deze samenleving en in deze periode?
Het is het vermogen zich bezig te houden met alles, van de meest onpersoonlijke en ver-
verwijderde uitdrukking van het menselijke ‘zelf’ tot die intiemste kenmerken ervan, en de
relaties tussen die twee te zien.
Nieuwe manier van denken: ze ervaren een herwaardering van hun waarden; in één woord,
door hun reflectiviteit en ontvankelijkheid beseffen ze de culturele waarde van de sociale
wetenschappen.
4