Dit is een Nederlandse vertaling. De volgende topics worden besproken
1. fysiologie, algemene inleiding
2. het zenuwstelsel
3. zintuiglijke waarneming
4. het hormoonstelsel
5. het voortplanting stelsel
6. cardiovasculair stelsel
Anatomie, (Grieks) = opensnijden, het is de studie van inwendige en uitwendige structuren en de
fysieke relatie tussen lichaamsdelen. Fysiologie bestudeert hoe levende organismen hun
levensfuncties verrichten. De 2 onderwerpen houden sterk verband met elkaar. Uit anatomische info
kunnen aanwijzingen naar voren komen over mogelijke functies; fysiologische mechanismen kunnen
uitsluitende worden verklaard o.b.v. de achterliggende anatomie.
Anatomie
Kan worden onderverdeeld in macroscopische en microscopische anatomie.
Macroscopische anatomie
-> kenmerken onderzoeken die met het blote oog zichtbaar zijn. Uitwendige anatomie betekent het
bestuderen van de algemene vorm en van oppervlaktekenmerken. Bij regionale anatomie worden de
oppervlaktestructuren en inwendige structuren in een bepaald gebied van het lichaam bestudeerd.
Bij systematische anatomie wordt de structuur van belangrijke orgaanstelsel bestudeerd.
Orgaanstelsel; is een groep organen die samen op gecoördineerde wijze functioneren, vb.
bloedvatenstelsel.
Microscopische anatomie
-> bestuderen van structuren die niet zonder vergroting zichtbaar zijn. De grenzen van
microscopische anatomie worden bepaald door de beperkingen van de gebruikte apparatuur.
Lichtmicroscoop; details van celstructuur kunnen zichtbaar gemaakt worden.
Elektronenmicroscoop; afzonderlijke moleculen kunnen zichtbaar gemaakt worden. De
microscopische anatomie kan worden onderverdeeld in specialisaties die onderdelen bestuderen van
een bepaalde omvang. Cytologie (celleer); inwendige structuur van afzonderlijk cellen worden
bestudeerd. Histologie; onderzoeken van weefsels, groepen gespecialiseerde cellen en celproducten
die samenwerken bij het uitvoeren van specifieke functies. Verschillende weefsels vormen samen
organen. Veel organen kunnen zonder microscoop worden onderzocht, dus op orgaanniveau
overschrijden we de grens met de macroscopische anatomie.
Fysiologie
= de leer van het functioneren van de anatomische structuur. De leer bevat nog meer specialisaties
dan de anatomie omwille van de complexiteit ervan. De celfysiologie bestudeert het functioneren
van levende cellen. Het omvat gebeurtenissen op chemisch of moleculair niveau, zowel chemische
processen binnen cellen als tussen cellen onderling. Orgaanfysiologie bestudeert de fysiologie van
bepaalde organen, vb. hartfysiologie. Bij systeem fysiologie worden alle aspecten van het
functioneren van specifieke orgaanstelsel bestudeerd, vb. fysiologie van het ademhalingsstelsel.
Pathologische fysiologie of pathologie is het bestuderen van de effecten van aandoeningen op het
functioneren van organen of stelsels. De geneeskunde is afhankelijk van inzicht in zowel de fysiologie
van de gezonde organisme als de pathologische fysiologie; medici moeten niet alleen begrijpen wat
er fout gegaan is maar ook hoe dit dient te worden gecorrigeerd. Speciale onderwerpen in de
fysiologie gaan over specifieke functies van het menselijk lichaam als geheel. De specialisaties zijn
gericht op de fysiologische interactie tussen stelsel die uit verschillende organen bestaan, vb.
sportfysiologie; bestudeerd de fysiologische aanpassingen aan lichaamsbeweging.
Alle fysiologische functies worden door anatomische structuren uitgevoerd
1
, EIGENSCHAPPEN EN DRIJFVEER VAN LEVENDE WEZENS
Biologie; leer van het leven. Basale functies:
Reactievermogen
organismen reageren op verandering in hun onmiddellijke omgeving (prikkelbaarheid), vb. hand weg
trekken van hete pan. Organismen maken ook langdurige veranderingen mee, vb. dikke pels krijgen.
Het vermogen om ons aan te passen wordt aanpassingsvermogen genoemd.
Groei
Gedurende het leven nemen organismen in omvang toe door deling van cellen. Eencellige
organismen groeien doordat de cel groter wordt, terwijl complexe organismen groeien doordat het
aantal cellen toeneemt. In meercellige organismen specialiseren afzonderlijke cellen zich, zodat
bepaalde functies kunnen worden vervuld. Deze specialisatie = differentiatie
Voortplanting
organismen planten zich voort en brengen opeenvolgende generaties van dezelfde organismen
voort.
Beweging
organismen zijn in staat tot beweging; deze beweging kan intern zijn (transport van voedingsstoffen)
of uitwendig (bewegen in omgeving).
Stofwisseling
organismen zijn afhankelijk van complexe chemische reacties om de energie te leveren die nodig is
voor het reactievermogen, groei, voortplanting en beweging. Ook moeten ze complexe chemische
stoffen aanmaken zoals eiwitten. Stofwisseling (metabolisme) = alle chemische reacties in het
lichaam. Voor normale stofwisselingsreacties is het nodig stoffen uit de omgeving op te nemen. De
meeste cellen hebben verschillende voedingsstoffen (nutriënten) nodig die in het voedsel aanwezig
zijn om energie vrij te maken. Zuurstof is ook nodig hiervoor. De opname, vervoer en het verbruik
van zuurstof door cellen = respiratie. Bij stofwisselingsreactie ontstaan ook onnodige of schadelijke
stoffen die via het proces van uitscheiding (excretie) het lichaam verlaten.
Voor kleine organismen betekent opname, ademhaling en uitscheiding het verplaatsen van stoffen
door de opp. die in contact staan met de omgeving. Grotere organismen nemen voedingstoffen niet
direct op uit de omgeving zonder ze eerst te verwerken. Deze werking (spijsvertering) treedt op in
speciale structuren waarin complexe voedingsstoffen worden afgebroken tot eenvoudige stoffen die
kunnen worden getransporteerd en opgenomen. Respiratie en uitscheiding zijn bij grote organismen
ook complexer, ze hebben gespecialiseerde structuren voor gaswisseling (longen) en uitscheiding
(nieren). Cellen kunnen niet overal in het lichaam komen voor de nodige stoffen daarom blijven ze op
hun plaats en communiceren ze met de andere delen van het lichaam via een inwendig
transportsysteem; bloedsomloop.
GEDRAGSNEUROWETENSCHAP
Gedragsneurowetenschap stond vroeger bekend als biologische of fysiologische psychologie en
fysiologie en gedrag (Wundt). Het centrale zenuwstelsel zijn functie is controle van beweging,
inclusief spreken. De basisfunctie van perceptie is ons informeren van wat er in de omgeving gebeurt
zodat we ons gedrag hierop kunnen afstellen. Het vermogen om te denken werd steeds groter omdat
we er meer complex gedrag mee konden stellen.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur CarmenD. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.