Onderzoeksmethodologie en
statistiek 2: Biometrie
1 Inleiding
1.1 Begrippen
Biometrie: het meten (‘metrein’) van biologische verschijnselen (‘bios’)
Antropologie: de wetenschap (‘logos’) van de mens (‘antropos’)
Antropometrie: het meest universeel toepasbare, niet dure, en niet-invasieve methode die
beschikbaar is om de grootte (SIZE), proportie en samenstelling van het menselijk
lichaam te bepalen
Kan ook gebruikt worden om de prestaties, gezondheid en overleving te voorspellen
Kinantropologie: de wetenschap (‘logos’) van het menselijk (‘antropos’) bewegen (‘kinein’)
1.2 Kinantropometrie
Kinantropometrie: het meten van het menselijk bewegen
1.2.1 Vereisten voor een meettechniek
1. Relevant en praktisch toepasbaar
2. Standaardisatie: het maken van een protocol is hiervoor nodig
3. Betrouwbaar: de nauwkeurigheid van je meting
Test-hertest
Intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid
Inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid
4. Valide: meet wat men beoogt te meten
5. Referentiewaarden
Om een waarde te kunnen geven aan een bekomen waarde (goed, slecht, gemiddeld, ..)
(waarde meting), of om te vergelijken
Standaarddeviatie:
Deviantie:
,1.2.2 Wat kunnen we meten met kinantropometrie?
1. Lichaamsdimensies
Binnen de kinantropometrie wordt deze meting het meest gebruikt en bestaat uit
verschillende componenten die men kan meten
a) Romp – lidmaat component
b) Skeletale grootte
c) Skeletale breedte
d) Spiercomponent
e) vetcomponent
2. Lichaamsverhoudingen
Hierbij worden er indexen gebruikt. Vb. de Waist-to-hip ratio
3. Lichaamstype en -vorm
Lichaamstypologie: classificatie om groepen of individuen te plaatsen op basis van
somatische verschijnselen
Vb. Sheldon (1940): interactie van 3 componenten (endo, meso, ecto)
Dit is de beste schatting van genotype
Heath en Carter (1967): 3 componenten van lichaamstype bepaald via antropometrische
metingen
Geen genotype, maar fenotype wordt bepaald/geschat
4. Lichaamssamenstelling
Deze kunnen we op 2 verschillende manieren gaan meten.
a) Directe methode
Via kadaveronderzoek
b) Indirecte methode
Vb: indeling in 2 componenten, nl. vetmassa en vetvrije massa. Dit gebruiken we
vaak. Om deze 2 componenten te differentiëren meten we via
Onderwaterweging
Antropometrie
Bio-elektrische impedantie (BIA)
5. Maturiteit: fysiologische leeftijd, biologische leeftijd of ontwikkelingsleeftijd
De chronologische leeftijd is geen goed criterium om de biologische rijpheid te gaan bepalen.
Er zijn 4 kenmerken/manieren waarop we biologische rijpheid wel goed kunnen bepalen.
a) Seksuele leeftijd
b) Dentale leeftijd
c) Morfologische leeftijd
d) Skeletale leeftijd
Dit is de meest geschikte indien er slechts 1 criterium is
Opmerking: de relatie tussen deze verschillende leeftijden is niet perfect
6. Groot motorische functies
Er zijn verschillende tests die we kunnen gebruiken om de motorische fitheid te bepalen, bv.
de EUROFIT. Deze meet de 6 domeinen van motorische fitheid, nl. kracht, spieruithouding,
lenigheid, snelheid, evenwicht en cardiorespiratoire uithouding.
De cardiorespiratoire uithouding kan onderzocht worden via een fietsergometer en een
uithouding Shuttle run.
,1.2.3 Toepassingen kinantropometrie
Groei / ”aging proces”
Groeicurven
Sport(prestaties)
Er zijn bepaalde antropometrische vereisten voor topsporters. Voor vrouwelijke turnsters
zijn volgende eigenschappen het beste:
o Relatief kleine lichaamslengte
o Laag lichaamsgewicht
o Smalle heupen
o Relatief brede schouders
o Ecto-mesomorfisch somatotype
o Relatief hoge lichaamsdensiteit
o Relatief laag percentage lichaamsvet
o Laat matuur
Gezondheid
Vb: een WHR van 0,7 voor vrouwen en 0,9 voor mannen correleert sterk met algemene
gezondheid en vruchtbaarheid
o Vrouwen binnen de 0,7 range hebben optimale oestrogeenconcentraties en zijn
minder vatbaar voor grote ziekten zoals diabetes, CVZ en eierstokkanker
o Mannen met een WHR rond de 0,9 zijn gezonder en vruchtbaarder en hebben
minder prostaat- en testiculaire kanker
Voeding
Ergonomie
De werkomstandigheden (bureau) is van groot belang, dit geldt ook voor de juiste afstelling
van je fiets, …
Beroep
Vb: een chauffeur van de Lijn moet een BMI hebben <35. Anders is de kans op CVZ te groot.
, 2 Meten van menselijke grootte (SIZE)
2.1 Het instrumentarium
2.1.1 Soorten instrumentarium
Het instrumentarium voor het meten van verschillende zaken
Lengtedimensies: skeletale dimensies
Breedtedimensies: skeletale breedte
Spiercomponent: omtrekken
Vetcomponent: huid en subcutaan weefsel/wet
a) instrumentarium voor lengtedimensies
De stadiometer
Deze wordt gebruikt voor de lichaamslengte of de zithoogte te meten van een persoon. Deze kan
aan een muur vastgemaakt worden of kan mobiel zijn. Een stadiometer heeft bepaalde criteria.
Deze luiden als volgt
60cm – 220cm
Vereiste nauwkeurigheid van 0,1cm
Tegenwoordig bestaan er ook digitale stadiometers
De antropometer: een meter om afmetingen van het menselijk lichaam te meten
De antropometer wordt meestal gebruikt om de lengte of breedte van een deel van het lichaam
te meten. Deze kan niet gebruikt worden voor de bepaling van de omtrek.
Dit meetinstrument bestaat uit meerdere geijkte staven die in elkaar stuiven met 2 evenwijdige
verschuifbare armen die verplaatst kunnen worden naar het deel van het lichaam dat gemeten
moet worden, waardoor nauwkeurige beoordeling van afstand tussen 2 punten kan gebeuren.
De segmometer: een metalen vouwmeter met 2 uitsteeksels die de afstand tussen 2
referentiepunten meet
De schuiflineaal: een metalen lineaal met 2 uitsteeksels die de afstand tussen 2 referentiepunten
meet
b) Instrumentarium voor breedtedimensies
De antropometer
De uitleg is reeds hierboven gegeven
De schuifmeter of de schuiflineaal
Er zijn verschillende soorten, nl. de Siber Hegner, Rosscraft (Cambell 20), Vernier en Rosscraft
(Cambell 10), Rosscraft Tommy 3.
Men kan aan de Rosscraft ook uitsteeksels toevoegen om bv. de thorax (diepte) te meten.
De tastboogmeter: een meetinstrument om de diepte (breedte) te meten
Deze wordt gebruikt voor metingen met moeilijk bereikbare referentiepunten, zoals de thorax. De
tastboogmeter is een prima alternatief voor een schuiflineaal met uitsteeksels.