Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Interventies bij Gedrags- en Opvoedingsproblemen €7,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Interventies bij Gedrags- en Opvoedingsproblemen

10 revues
 534 vues  64 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit document bevat een hele uitgebreide samenvatting van alle literatuur die behoort bij het vak Interventies bij Gedrags- en Opvoedingsproblemen (PABA5383) 2020/2021. De literatuur die opgenomen is in dit document is: Knot-Dickscheit, J. & Knorth, E.J. (2019). Gezinnen met meervoudige en complexe...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 184  pages

  • Non
  • H2 t/m h9 en h11 t/m h15
  • 15 octobre 2020
  • 184
  • 2020/2021
  • Resume

10  revues

review-writer-avatar

Par: indirakootstra • 1 année de cela

review-writer-avatar

Par: zoehuiskamp • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: alicialanting • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: famkeg2110 • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: Anneeeeeee • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: lizeisat • 3 année de cela

Traduit par Google

not all articles are summarized, as stated in the description

review-writer-avatar

Par: EstherWeverink • 3 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
PW Interventies bij Gedrags- en Opvoedingsproblemen Samenvattingen

Knot-Dickscheit, J. & Knorth, E.J. (2019). Gezinnen met meervoudige en complexe problemen.
Theorie en praktijk. Rotterdam: Lemniscaat.

H2 Zorgwekkende gezinnen; veranderingen in visie en zorg
In de maatschappij zijn er gezinnen die uit de pas zijn. Er zijn verschillende benamingen van deze
gezinnen, zoals asociaal of multiprobleemgezin, maar ze hebben één constante: het gaat om
gezinnen wier functioneren of leefstijl door de samenleving zorgwekkend gevonden wordt. Dit komt
omdat er veel met deze gezinnen mis is, maar ook omdat anderen – professionals en instituties –
moeizaam of soms niet iets daaraan kunnen doen. De twee uiteindes van de medaille zijn dan ook
dat de gezinnen veel met zichzelf te stellen hebben en anderen veel met hen. visies op zorgen van en
zorgen voor deze gezinnen is in de afgelopen 200 jaar gevarieerd geweest.

2.1 Inleiding
Bij zorgwekkende gezinnen gaat het om gezinnen die zorg wekken omdat ze door hun gebrek aan
aansluiting buiten de gewenste orde vallen, en de zorg die ze krijgen is direct of indirect gericht op
het bewaken of herstel van de orde en is daarom politiek. Hier wordt de term probleemfiguratie bij
gebruikt: een samenhangend verhaal over een verontrustend object, oorzaken, interventiedoelen en
interventiemiddelen. Met de probleemfiguratie wordt een tijd lang gewerkt tot hij plaatsmaakt voor
een volgende. Het is steeds een poging om dilemma’s in de bemoeienis met deze gezinnen op te
lossen.

Er zijn twee periodes te onderscheiden:
1. Ca. 1820 – jaren 60  gaat om gezinnen die zorg wekken vanwege de zorgelijke en
behoeftige omstandigheden waarin ze verkeerden en omdat ze gezien werden als een
bedreiging van de maatschappelijke orde. Accent van beleid lag daarbij sterk op maatregelen
en interventies met betrekking tot deze gezinnen als groep. Deze benadering maakte plaats
voor een nieuwe probleemfiguratie: die van het (multi)probleemgezin. Tot jaren 60 gaat het
juist om arme gezinnen, sociaal ontoelaatbare gezinnen en onmaatschappelijke gezinnen.
2. Vanaf jaren 60  (multi)probleemgezinnen

2.2 Arme gezinnen
De Maatschappij van Weldadigheid werd opgericht in 1818 ter verbetering van het lot van de armen.
Arbeid was hét middel tegen de zedelijke verbastering, dus werkverschaffing was dé oplossing tegen
armoede en de gevolgen daarvan. Het Frederiksoord in Drenthe werd opgericht als eerste kolonie
om werkgelegenheid te bieden in de vorm van het ontginnen van woeste gronden. Naast werk
zorgde de Maatschappij ook voor behoorlijke arbeiderswoning. Toch wist de Maatschappij de
armoede niet boven te komen. Door ongunstige economie, verarming op het platteland en de
opkomst van het industrieproletariaat konden veel gezinnen in de loop van de 19 e eeuw er niet in
slagen om in hun eigen levensonderhoud te voorzien en waren ze aangewezen op steun van derden.
In de 19e eeuw werd armoede door de armenzorg voor een belangrijk deel gezien als het gevolg van
een gebrek aan arbeidszin en spaarzaamheid, van drankzucht, verkwisting en bandeloosheid. Op een
congres over het armwezen in 1854 in Groningen stelden de deelnemers 4 hoofdoorzaken van
armoede vast:
1. Gebrek aan matigheid in sterken drank
2. Gebrek aan voorzichtigheid bij het aangaan van huwelijken door mingegoeden
3. Gebrek aan spaarzaamheid in de zomer (dan is er geen geld voor brandstof en dek in de
winter)
4. Gebrek aan werk, door of zonder eigen schuld

,Later werd armoede gezocht in opvoeding: ‘het enige middel om armoede te verminderen en
verarming te weren is dus; de opvoeding der kinderen, opdat zij verstandige, brave en bekwame
menschen worden’.

Er werd onderscheid gemaakt tussen armen die deugden en die niet deugden: echte/valse armen,
waardige/onwaardige armen, ziek/gezond, normaal/abnormaal, etc. Wie fatsoenlijk arm was had van
de armenzorg meer te verwachten dan wie minder deugdzaam leefde.

2.3 Sociaal ontoelaatbare gezinnen
Er was een ranzige woonsituatie in sloppen en stegen, kelders en kotten. Dit zorgde niet alleen voor
onfatsoenlijk leven, maar was ook een bedreiging voor de volksgezondheid. Zo waren er cholera-
epidemieën. Verbetering van woonsituatie was nodig om redenen van openbare hygiëne en het zou
het beschavingspeil en zedelijke gehalte van de lagere standen ten goede komen. Om fatsoenlijk te
leven was een fatsoenlijke woning nodig. Een goede woning zou huiselijkheid, gezinsleven en
gezinsband versterken. Zo kwam er sociale woningbouw (= woningen die voldeden aan eisen van
hygiëne, gescheiden slaapruimtes etc.). Daarnaast moest het huis proper gehouden worden en de
huurpenningen op tijd worden betaald. Dit vereiste toezicht, wat gedaan werd door
woningopzichteressen. Zij letten op properheid, tijdige huurbetaling, verzorging en opvoeding,
voeren van huishouding en het naar schoolgaan van de kinderen. Het verbeteren van de verkrotte
binnenstad maakte dat gemeenten te maken kregen met een verpauperde groep gezinnen die men
wegens hun levensstijl en wangedrag niet in een nette arbeiderswoning toe kon laten. Zij werden
‘sociaal ontoelaatbaren’ genoemd = gezinnen die in hun woning en in hun buurt niet te handhaven
waren, bijv. omdat ze ’s winters het meubilair verstookten. Ook voor hen werden wooncomplexen
gebouwd, woonscholen genoemd, om na verloop van tijd in een reguliere woning toegelaten te
kunnen worden. Ook hier ging het bij toezicht om meer dan woongedrag alleen. Hoe kon het dat
deze mensen zo waren? De oorzaken waren verschillend volgens mensen:
 Gevolg van ellendige leefomstandigheden over generaties heen
 Resultaat van erfelijkheid en aanleg
Querido sprak liever over ‘asocialen’ of ‘onmaatschappelijken’ i.p.v. ‘ontoelaatbaren’. Volgens hem
waren er 3 soorten onmaatschappelijken:
1. De voorwaardelijke maatschappelijken = gezinnen die door omstandigheden geworteld zijn
geraakt
2. De voorwaardelijke onmaatschappelijken = gezinnen met geestelijke afwijkingen die slechts
onder specifieke condities in staat zijn tot maatschappelijk functioneren
3. De onvoorwaardelijk onmaatschappelijken = gezinnen waar sprake is van een dusdanige
geestelijke en lichamelijke degeneratie, dat ze in alle omstandigheden onmaatschappelijk
zullen functioneren

2.4 Onmaatschappelijke gezinnen
Na de WOII stond het beleid in het teken van een morele paniek rond het verschijnsel
‘onmaatschappelijkheid’ als een gevaar voor de hele samenleving. Midden jaren 50 kreeg men een
voorkeur voor de term ‘probleemgezin’ boven ‘onmaatschappelijk gezin’. Maar de strijd tegen
onmaatschappelijkheid bleef en stond hoog op de politieke agenda. Naar kampementen op de
Drentse hei werden veel gezinnen met een onmaatschappelijk karakter ondergebracht. Het beleid
werd voorgezet om ontoelaatbare gezinnen – ‘onmaatschappelijken’ genoemd – in aparte
woonwijken onder te brengen, soms aangeduid als ‘sociale sanatoria’. Ze hadden drie doelen:
1) Segregatie ter bescherming van de maatschappij
2) Concentratie om toezicht te kunnen houden
3) Integratie van bemoeienissen van de diverse instanties verbeteren

In de loop van de jaren 60 verdween de bestrijding van onmaatschappelijkheid van de politieke
agenda. Gezinsoorden werden opgeven, woonscholen werden gesloten en er kwam een einde aan

,het normerende en moraliserende in de bemoeienis met zorgwekkende gezinnen. Er was o.a.
toenemende welvaart waardoor verpaupering met zijn sociale uitwassen veel minder voorkwam. Het
onmaatschappelijke gezin werd gezien als een objectieve entiteit, als een diagnostische categorie, en
onmaatschappelijkheid als een ziekte, latent of manifest, meer of minder ernstig – sociaal labiel,
asociaal of antisociaal – met symptomen al naar gelang de omstandigheden. Ze worden nu
probleemgezinnen of multi-probleemgezinnen genoemd. Dit is meer dan een nieuwe naamgeving,
het is een ander perspectief, een andere probleemfiguratie.

2.5 Multi-problem gezinnen
Al decennialang kennen we gezinnen die maar niet uit de maalstroom komen van materiële
afhankelijkheid en onaangepast gedrag, maar wat is er dan nieuw aan problem families? Nieuw is dat
de hulp versnipperd is, dat er weinig aandacht is voor wat anderen doen, dat in de recente groei aan
gespecialiseerde diensten er niemand is die de verantwoordelijkheid neemt om te zorgen voor
continuïteit en samenhang in de hulp, dat al die versnipperde hulp de samenleving bijzonder veel
kost terwijl het resultaat erg pover is.
Werkwijze bij multi-problem gezinnen volgens St. Paul en Marie Kamphuis (1963):
- Hv moet zelf het initiatief nemen om gezinnen te benaderen die hulp behoeven maar die
daartoe zelf niets ondernemen
- Hulp moet op hele gezin gericht zijn
- Instellingen moeten samenwerken
- Eén hv dient centrale figuur te zijn inzake diagnostiek, het bieden van hulp, en het
onderhouden van contacten met andere instellingen
- Het gezin moet geholpen worden bij het zelf leren aanboren van materiële en sociale
bronnen van steun
- Bestaande bronnen van steun dienen geactiveerd te worden ten behoeve van het gezin

Vanaf het begin is er een probleem geweest met het definiëren van het concept ‘multi-problem
gezin’. Het gaat enerzijds om gezinnen die veel problemen hebben, anderzijds geldt dat instanties en
individuele professionals veel problemen hebben met deze gezinnen. Twee kanten van de medaille.
Het lijkt erop dat de ernst van de problematiek mede een rol speelt bij het aanduiden van een gezin
als multi-problem gezin. Hoe problematischer het gezin, hoe problematischer de hulp en hoe groter
de kans dat het gezin een ‘probleemgezin’ te noemen. Een probleemgezin heet een probleemgezin
omdat het de zorg voor veel problemen stelt.

Midden jaren 80 diende hulp opeens zo tijdig mogelijk plaats te vinden, zo licht mogelijk van vorm,
van zo kort mogelijke duur en zo dicht mogelijk bij huis. Dit leidde tot reductie van aantal plaatsen in
residentiële voorzieningen met als gevolg dat de ambulante jeugdzorg zich geconfronteerd zag met
een extra moeilijk te helpen groep gezinnen. Dat leidde tot heropleving van de aandacht voor
probleemgezinnen binnen jeugdzorg en belendende echelons. Er moet nu een weg gegaan worden
van strijd naar dialoog met het gezin. De relatievorming hulpverlener-cliënt is een essentiële
voorwaarde voor het in gang zetten van een veranderingsproces. In diezelfde periode kwamen
probleemgezinnen op een andere manier in het vizier toen men in de jeugdzorg en daaromheen een
antwoord moesten vinden op een nieuw verschijnsel: kindermishandeling. Het is niet zo dat er in
probleemgezinnen altijd kindermishandeling is, maar er is vaak overlap. Wel zijn het steeds
zorgwekkende gezinnen. Begin 21e eeuw werden knelpunten ondervonden in de hulpverlening aan
probleemgezinnen, zoals: problemen worden te laat gesignaleerd; samenwerking tussen instanties
niet goed; ontbreken aan regie, continuïteit en duidelijkheid over verantwoordelijkheden. Werken
met onveiligheid en werken met probleemgezinnen is werken met onzekerheid en angst. Angst leidt
al gauw tot bureaucratisering, ondermijning van vertrouwen in eigen en andermans professionaliteit
en tot wantrouwen jegens ouders. De focus op geweld en (on)veiligheid heeft sinds een jaar of 15
het werken met probleemgezinnen sterk beïnvloed, en er op weer een andere manier zorgwekkende
gezinnen van gemaakt.

, H3 Gezinnen met meervoudige en complexe problemen: kenmerken en
verschillende typen (dit zijn resultaten uit het onderzoek dat uitgevoerd is in
dit hoofdstuk)
3.1 Inleiding
Binnen Nederlandse jeugdzorg is de term ‘multiprobleemgezin’ vervangen door ‘gezin met
meervoudige en complexe problemen’. Een kenmerkend aspect voor deze gezinnen is hun behoefte
aan steun en het veelvoudige zorggebruik. De definitie die in Nederland wordt gebruikt is: ‘Een
multiprobleemgezin is een gezin dat kampt met een chronisch complex aan socio-economische en
psychosociale factoren waarvan de betrokken hulpverleners vinden dat het weerbarstig is voor hulp’.

3.3 Verschillen tussen gezinnen met meervoudige en complexe problemen en gezinnen uit de
algemene Nederlandse bevolking
Problemen die deze gezinnen ervaren zijn veelvuldig en doen zich op meerdere domeinen voor. Dat
maakt de problematiek nog complexer, want problemen op verschillende domeinen zijn met elkaar
verweven en beïnvloeden elkaar negatief. Vaak zijn de problemen ook chronisch en
transgenerationeel. Kenmerken van gezinnen zijn geprobeerd te definiëren in dit onderzoek door
theoretisch te onderscheiden factoren te categoriseren in 5 domeinen: kind-, ouder-, opvoedings-,
gezinsfunctionerings- en contextuele factoren. Sociaal netwerk- en hulpverleningsfactoren zijn twee
extra domeinen, omdat bekend is dat deze gezinnen ook hier veel problemen mee ervaren.

3.3.1 Kindfactoren
Kindfactoren omvatten psychische of psychosociale problemen inclusief ontwikkelingsproblemen,
gedragsproblemen en psychosomatische problemen bij het kind. Als een kind opgroeit in een gezin
met meervoudige problemen, belemmert dat zijn/haar ontwikkeling. Als een kind proberen ervaart
in zijn/haar ontwikkeling, vergroot de stress in het gezin. Kinderen en ouders uit gezinnen met
meervoudige en complexe problemen vertonen meer internaliserende problemen (zoals depressie
en angst) en externaliserende problemen (zoals agressie en delinquentie). Ook geven kinderen aan
dat hun kwaliteit van leven lager is dan die van leeftijdgenoten. Deze kinderen zitten vaker op
speciaal onderwijs en vertonen vaker leerproblemen.

3.3.2 Ouderfactoren
Bij ouderfactoren gaat het om psychische of psychosociale problemen bij ouders, inclusief
psychosomatische problemen, gedragsproblemen (agressie en crimineel gedrag), verslaving, laag
zelfvertrouwen en depressie. Ouders kunnen soms zelf ook te kampen hebben met cognitieve
problemen. Ouders uit het onderzoek ervaren zelf meer symptomen van internaliserende en
externaliserende psychopathologie dan controle-ouders.

3.3.3 Opvoedingsfactoren
Bij opvoedingsfactoren gaat het vooral om pedagogische onmacht en opvoedingsproblemen. Deze
kunnen worden ingedeeld in te veel/te weinig controle/warmte. Dit leidt tot inconsistentie
(verschillende reageren), permissiviteit (te weinig controle), autoritair optreden (te veel controle),
overbescherming (te veel controle), afwijzing, een lage mate van positieve opvoeding, weinig
positieve bekrachtiging en harde discipline/straffen. Een onveilige hechting is vaak geassocieerd met
gedragsproblemen bij kinderen en kan indirect gerelateerd worden aan gezinnen met meervoudige
en complexe problemen. Verder kan kind slachtoffer zijn van mishandeling, misbruik, verwaarlozing
of huiselijk geweld. In onderzoek kwam naar voren dat: ouders van deze gezinnen minder consistent
en responsief zijn, minder gedragscontrole laten zien in opvoeding. Ouders maken vaker gebruik van
harde discipline en psychologische controle. Kinderen voelen zich minder gehecht aan hun ouders.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marielleschouwenaar. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67096 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€7,49  64x  vendu
  • (10)
  Ajouter